DE GRASSPRIETMAATSCHAPPIJ
België is een grassprietcultuur. Zodra er één zijn nek wat te veel uitsteekt, wordt die afgetopt tot het gemiddelde. Zo fnuiken we innovatie en ondernemerschap, en beknotten we een duurzame competitieve economie.
Er ontstaat stilaan politieke en wetenschappelijke unanimiteit over: innovatie, ondernemerschap en creativiteit zijn de drie pijlers voor een competitieve regio. Bijna in één adem voegen we eraan toe dat Belgen, zowel Vlamingen als Walen, hier vrij laag in scoren. Het risicoluwe karakter en het conventionele gedrag van de Belgen worden als psychologische oorzaken naar voren geschoven. Het genereuze karakter van de sociale zekerheid, de loonwig en het overheidsbeslag op de economie zijn dan weer de feitelijke oorzaken van het gebrekkige niveau waarop deze drie determinanten zich bevinden.
Maar zowel de psychologische als de feitelijke remmen houden verband met een maatschappijopvatting die zegt dat het makkelijker is de middenmoot te zijn dan je nek uit te steken. Wie onderneemt en slaagt, wekt afgunst. Succesvolle mensen worden niet altijd op handen gedragen. Integendeel, fiscale controle vertrekt van de veronderstelling dat wie vlug rijk wordt, wel iets uitgespookt zal hebben dat uit de band springt. Wie onderneemt en niet slaagt, wordt dan weer beschouwd als iemand die niet geluisterd heeft naar de wijze raad om toch maar die stabiele betrekking te behouden. Ondernemen loopt dus altijd faliekant af. Wie de gulden middenweg kiest, mijdt zonder gevaar de nederigheid van een armzalige hut en zonder valse trots het paleis dat afgunst wekt, stelde de Latijnse dichter Horatius al in de eerste eeuw voor Christus.
Gelijkheid of vrijheid? Mensen zijn niet van nature ondernemend of innovatief. Maar een systeem kan innovatie en ondernemingsdrang afremmen of aanzwengelen. Belangrijk is dat er vrijheid bestaat om te ondernemen, met daaraan gekoppeld het recht om rijk te worden zonder afgunst te wekken en ook het recht om te falen zonder veroordeeld te worden. Een rechtvaardige maatschappij is – conform de benadering van John Rawls – een maatschappij die aan iedereen gelijke kansen biedt, maar toelaat dat daaruit verschillende resultaten kunnen voortspruiten. Wanneer rechtvaardigheid een gelijk resultaat inhoudt, fnuikt men vanzelfsprekend ieder initiatief. Wij sluiten ons aan bij de onlangs overleden Nobelprijswinnaar economie Milton Friedman, die stelde dat een samenleving die de gelijkheid (van resultaten) hoger schat dan de vrijheid, uiteindelijk in een toestand komt waar gelijkheid noch vrijheid heerst.
België is een grassprietcultuur. Zodra er één zijn nek wat te veel uitsteekt, wordt die afgetopt tot het gemiddelde. Te snel groeien of disruptief innoveren, tart de verbeelding. Nochtans zijn de ongelijkheden en de chaos (niet de kosmos) de basis van ontdekkingen en vooruitgang. Aanhoudende verbetering is de grootste vijand van innovatie, schrijft de innovatieconsultant Patrick Willemarck in zijn boek Het Edisonteam. De middelmaat is de grootste vijand van ondernemerschap, zou ik eraan toevoegen.
Manager van het Jaar. Wat wij nodig hebben, is een mentaliteitswijziging waardoor we een grasveld leren bewonderen waar bepaalde grassprietjes de kop opsteken, en hen misschien wat extra groeimiddel toedienen. Hen in de bloemetjes zetten. Ondernemers mogen de vruchten plukken van hun noeste arbeid, moeten worden ondersteund als ze falen en gelauwerd als ze slagen. In die zin zijn de Managers van het Jaar als rolmodel een zeer goede zaak. Jammer genoeg worden die, zodra er zich een gelegenheid voordoet, conform de afgunstmaatschappij beschimpt.
Het onderwijsmilieu, de juridische en de politieke wereld hebben hier een verpletterende verantwoordelijkheid. De hoofdopdracht van de leraar is niet betekenissen verklaren, maar aan de deur van de geest kloppen, stelde de Bengaalse dichter Tagore al. Het onderwijs is nog te weinig gericht op attitudes. Karakter zonder kennis heeft nochtans al vaker tot succes geleid dan kennis zonder karakter, wist Cicero al. Ook het juridische apparaat moet economisch denken. Een handelsrechter die een restaurantuitbater failliet verklaarde, stelde dat de man met zijn frituur gouden zaken deed en het plots te groot zag: hij wilde een restaurant openen. Dan is de zaak verloren, besluit de rechter. De nieuwe wet op het gerechtelijk akkoord die dit jaar van kracht moet worden, is een goede zaak, omdat ze vertrekt vanuit het economische cocon. En ook het beleid moet ondernemerschap en arbeidsethos aanmoedigen, want op termijn is dat misschien wel de meest sociale politiek. Werken moet meer lonen dan niet werken. En waarom zou iemand die zijn risico- loze werk verliest, recht hebben op een werkloosheidsvergoeding, en iemand die in zijn risicovolle ondernemerschapsproject faalt niet?
Ideologische verpaupering. Hoe meer wij de grassprietmaatschappij cultiveren, hoe meer innovatie en ondernemerschap worden gefnuikt en hoe meer wij een duurzame competitieve economie beknotten. Zei Fukuyama niet dat de ideologische strijd bijna voorbij is? Misschien bedoelde hij dat er een ideologische verpaupering is, waarbij alle politieke partijen dringen op de middenberm. Als we allemaal hetzelfde denken, zijn er geen gedachten meer. Weg met de gedachteloze, middelmatige grassprietmaatschappij. Laten we bouwen aan een ondernemende, creatieve en ondernemende regio, waarin vrijheid niet ondergeschikt is aan gelijkheid.
De auteur, secretaris-generaal van het Vlaamse Departement Economie, Wetenschappen en Innovatie, schrijft deze column in persoonlijke naam.
Rudy Aernoudt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier