“De dienstenrichtlijn was een raspaard. Nu is het een dromedaris”
De goedkeuring van een uitgeklede Bolkesteinrichtlijn, de discussies over de vrijmaking van de arbeidsmarkt en de vaudeville rond de begroting bevestigen het: de mot zit nog altijd in de Europese Unie. Volgens voormalig commissaris Karel Van Miert een gevolg van de verkeerde strategie die de Europese regeringsleiders de voorbije jaren aan de dag hebben gelegd. Trends zocht hem op voor een gesprek.
Gewezen Europees commissaris Karel Van Miert is een druk gesolliciteerd man. Wanneer we aankomen voor ons gesprek, heeft hij net een interview met een Duitse televisiezender achter de rug. Hij mag dan al bijna zeven jaar afgezwaaid zijn als EU-commissaris, in het Europese kapittel geldt hij nog altijd als een consigliere.
Van Miert is altijd voorstander geweest van een sereen debat over Europa. Dat liet hij duidelijk blijken tijdens de discussies rond de referenda over de Europese grondwet, en hij doet nu hetzelfde met de aangepaste dienstenrichtlijn. Tijdens het interview komt trouwens een sms’je binnen met het bericht dat het Europees Parlement een fors afgezwakte richtlijn heeft goedgekeurd. “Ik denk dat het op zich goed is dat het Parlement zich daarover buigt. Je kan het resultaat van een stemming betreuren, maar je zal ermee moeten leven. Het is ook een antwoord aan hen die zeggen dat Europa niet democratisch functioneert,” aldus Van Miert. “Maar ten gronde denk ik dat de voorstanders van een liberalisering van de dienstensector er beter aan hadden gedaan om niet zo ambitieus te zijn. Ik ben zelf jaren verantwoordelijk geweest voor de liberalisering van sectoren als luchtvaart en telecommunicatie. Die werd stapsgewijs doorgevoerd en we bouwden een aantal garanties in: naast de liberalisering moest de universele dienstverlening worden gewaarborgd. Zo hebben we aan de bevolking duidelijk gemaakt dat meer concurrentie ook meer keuze en lagere prijzen betekende. En dat ze ook in elk land toegang zouden krijgen tot die diensten. Ook de liberalisering van de energiemarkt is stapsgewijs verlopen. Landen en bedrijven hebben de tijd gehad om zich aan te passen. We kozen voor de geduldige aanpak en het resultaat was dat niemand nog terug wou naar de vroegere monopolies.”
TRENDS. De harde oppositie tegen de Bolkesteinrichtlijn was geen verrassing.
KAREL VAN MIERT. “Als een commissaris met een richtlijn op de proppen komt die ineens álle diensten liberaliseert, moet je op voorhand weten dat je tegen een felle oppositie zal aankijken. Zeker omdat Bolkestein de liberalisering in één stap wou realiseren, zonder na te gaan waar er een draagvlak voor bestond. Het is duidelijk dat dienstverlening in de gezondheidszorg in een aantal landen zeer gevoelig ligt. Dat heeft te maken met de talenkennis van artsen en de kwaliteit van de dienstverlening die verzekerd moet worden. Men had er beter aan gedaan om van in het begin een aantal sectoren buiten de richtlijn te houden en de markt met mondjesmaat vrij te maken. En landen die verder willen gaan, moeten dat kunnen.
“Zweden heeft bijvoorbeeld nood aan Poolse dokters, omdat ze moeilijk Zweden kunnen overtuigen om in het noorden van het land aan de slag te aan. Landen zoals Ierland hebben dan weer nood aan extra werkkrachten. Dat die dan maar de deur breder openzetten. Er zijn qua aanpak fouten gemaakt omdat men ineens te ver wou gaan en er te weinig een onderscheid is gemaakt tussen sectoren die snel konden worden vrijgemaakt en andere die dat niet konden.
“De richtlijn heeft ontegensprekelijk een negatieve rol gespeeld bij het referendum in Frankrijk. Dan is het moeilijk om de draad opnieuw op te nemen. Integendeel, van de oorspronkelijke richtlijn blijft niet veel meer over. We zijn in een situatie terechtgekomen waarbij de Commissie met een raspaard in het debat is gestapt en we uiteindelijk bij een onherkenbare dromedaris zijn geëindigd.”
Zou een geleidelijke aanpak tot een ander resultaat hebben geleid?
VAN MIERT. “Als we het dossier hadden aangepakt zoals de Commissie een aantal markten in de jaren negentig heeft vrijgemaakt, was het resultaat niet zo bescheiden geweest. De Commissie is in mijn tijd succesvol geweest omdat ze toen beter inschatte wat haalbaar was. Als je drie stappen nodig had om een sector te kunnen liberaliseren, deed je dat ook in drie stappen.”
Is de afgezwakte richtlijn niet schadelijk voor onze economie? 70 % van onze Europese economie heeft net met diensten te maken.
VAN MIERT. “Dat van die 70 % klopt, maar je mag niet vergeten dat vele diensten lokaal gebonden zijn. Slechts een deel is onderhevig aan wereldwijde concurrentie. Het was beter geweest als de sectoren die onderhevig zijn aan sterke concurrentie, snel waren vrijgemaakt. Over de rest konden Commissie en Parlement later praten. Neem opnieuw gezondheidszorg, dat oorspronkelijk in de richtlijn was opgenomen. De systemen verschillen van land tot land en worden ook anders gefinancierd. Ik had persoonlijk geen bezwaren tegen de opname van gezondheidszorg in de richtlijn, maar je moet weten dat dit niet zomaar gerealiseerd kan worden.”
Sommige lidstaten hebben hun grenzen al opengezet voor werknemers uit de nieuwe lidstaten, andere blijven zweren bij migratiebeperkingen. Wat is uw standpunt?
VAN MIERT. “Er zijn veel redenen om die markt vrij te maken, en een ervan is dat zeer veel werk illegaal gebeurt. In dat verband begrijp ik de vakbonden niet goed. Je moet je niet alleen om je leden bekommeren. Ik verwacht bij hen toch ook een algemene sociale reflex.
“We mogen ook niet blind zijn voor het feit dat Oost-Europeanen voor jobs kiezen die de Belgen niet meer willen doen. Als Spanje een voorstander is van open grenzen, is het omdat ze in hun landbouwsector – waar ze geen Spanjaarden voor vinden – veel liever Polen aanwerven dan Marokkanen bijvoorbeeld.”
Tegenstanders waarschuwen voor sociale dumping. Terecht?
VAN MIERT. “Wat ik betreur, is dat er geen feitelijk debat meer over wordt gevoerd. De vrijmaking van de arbeidsmarkt moet inderdaad gebeuren met het behoud van bepaalde beschermingsconstructies. Maar de vrees voor sociale dumping is grotendeels ongegrond. We hebben hetzelfde debat gevoerd bij de toetreding van Spanje. Frankrijk vreesde dat de Spanjaarden jobs gingen inpikken. Integendeel, veel Spaanse gastarbeiders zijn naar hun land teruggekeerd. We staan nu voor een rare situatie. In Polen zelf heerst er in sommige beroepen een tekort aan arbeidskrachten en moeten ze mensen uit Oekraïne aantrekken. Het is dus niet zo’n zwart-wit situatie als sommigen beweren.”
Beseften de Europese lidstaten wel wat de uitbreiding mee zou brengen? Onder druk van de nieuwe lidstaten wordt er zelfs over vlaktaks gesproken, een thema dat tot voor kort beperkt bleef tot discussiestof in libertaire kringen.
VAN MIERT. “U moet er mijn interviews van vijf tot zes jaar geleden eens op nalezen. Toen heb ik erop gewezen dat men de consequenties van een toetreding van tien nieuwe lidstaten aan het onderschatten was. Aan beide kanten. Met als gevolg dat je nu situaties hebt dat de Polen moord en brand schreeuwen omdat een Italiaanse bank een Duitse bank overneemt, waardoor die ook haar positie in Polen versterkt. De impact van de Europese wetgeving mag niet worden onderschat. Dat neemt niet weg dat de Europese bevolking sommige gevaren heeft overdreven. Zoals de toestroom van arbeidskrachten. Er werken in Tsjechië nog altijd meer Duitsers dan dat er Tsjechen in Duitsland werken.”
De uitbreiding heeft de euroscepsis niet doen afnemen, integendeel.
VAN MIERT. “Veel politieke partijen leven daarvan, ook in landen als Polen. Het enthousiasme voor Europa neemt in de nieuwe lidstaten snel af. De perceptie overheerst dat we het door de uitbreiding slechter hebben, wat natuurlijk niet klopt. Maar politici grijpen Europa steevast aan om een schuldige te zoeken voor wat slecht gaat.”
In een recent boek pleit premier Guy Verhofstadt (VLD) dan weer voor een federaal Europa.
VAN MIERT. “Ik heb dat boek mee voorgesteld. Ik denk dat Verhofstadt de verdienste heeft om het idee van een federaal Europa levendig te houden. Verhofstadt heeft de moed om te zeggen dat er zonder een federaal Europa een desintegratie van de EU dreigt. Overigens is het concurrentiebeleid in Europa nu al veel federaler dan in de VS. Idem voor handelsbeleid. En gezien de evolutie van de wereldmarkt is dat de logica zelve.”
Wat vindt u van het idee van een kern-Europa: een diepgaande integratie van een aantal lidstaten en de rest die er zich al of niet bij aansluit?
VAN MIERT. “De EU heeft altijd zo gefunctioneerd. En de Britten hebben er altijd een voorbehoud tegen gemaakt. En dan zijn er de interne misverstanden tussen federalisten en antifederalisten. Die zijn er altijd geweest en leven nog zeer sterk.
“Maar om terug te komen op het boek van Verhofstadt: waar hij zich illusies over maakt, is dat zijn idee van een Verenigde Staten van Europa haalbaar is met 25 lidstaten. Des te meer omdat de Europese Commissie 25 leden telt en de eurozone twaalf lidstaten. Dus bestaat de meerderheid van de Commissie uit landen die niet tot het huidige kern-Europa behoren. Zij blokkeren de verdere integratie. De rol van voortrekker kan de Commissie niet meer waarmaken.”
Komt de monetaire unie in gevaar door de spanningen tussen de lidstaten? Sommige macro-economen zeggen dat de euro eigenlijk veel sterker moet staan.
VAN MIERT. “Ik weet niet of een sterkere euro zo’n goede zaak is. Onze economie zou daar niet goed bij varen. Sommige Italianen spelen echt met hun toekomst als ze tegen de euro aan schoppen. Hun eigen falen staat hier ter discussie, niet de euro.”
Een aantal Aziatische landen neemt in zijn deviezenreserves meer euro’s op. Is dat een goede zaak?
VAN MIERT. “Die landen geven er zich rekenschap van dat het avonturistische beleid van de VS gevaarlijk is. Met hun handelsbalans in het rood, de gigantische vastgoedzeepbel en de spaarquote onder nul spelen ze met vuur. Hun gulzigheid moet gestild worden door China en Japan, en dat is onhoudbaar op termijn. Eens zal de veer breken.
“In Azië kijken ze al uit naar een meer stabiele situatie of partner. En op dat vlak staat Europa er niet zo slecht voor. De groei bij ons mag dan niet zo schitterend zijn, het is een grote markt en de spaartegoeden kunnen tegen een stootje. Ook de investeringen zullen wel weer op peil komen. Europa blijft ook hoog scoren qua productiviteit en Duitsland exporteert nog altijd meer dan de VS.”
De Lissabonstrategie was een tijdlang een richtsnoer voor meer groei en tewerkstelling in de EU. Ze is nu wel naar de achtergrond verschoven.
VAN MIERT. “Lissabon was nauwelijks een strategie. Men heeft een plan op papier gezet en papier is zeer geduldig. Nadien hebben de Europese regeringsleiders in belangrijke mate nagelaten om consequenties eruit te trekken.
“Het hele debat over de begroting is al even symptomatisch. De discussie heeft averechts gewerkt. Philippe Maystadt, voorzitter van de Europese Investeringsbank, zei vorige week tegen mij: ‘Ik vraag me af of we een project als het Europese satellietnavigatiesysteem Galileo nog zullen kunnen financieren. ‘ ( zucht) Galileo is een fantastisch project. De wereld benijdt ons daarom. Het zou voor tienduizenden jobs zorgen. Maar neen, we blijven bezig met haartjepluk te doen. De Fransen zeggen a, de Britten b. Helaas is ook de Europese industrie in dat bedje ziek. Ze laten ze meespelen in dat nationalistische opbod.”
Zoals de reactie van Arcelor op het bod van Mittal Steel.
VAN MIERT. “De retoriek is typisch voor de defensieve houding van een deel van het bedrijfsleven in Europa. Al gebeurt dat niet enkel bij ons. Toen een Chinees bedrijf een Amerikaanse onderneming wou overnemen, brak ook daar de hel los. Wel ben ik voorstander van een debat over welke sectoren we nog in eigen handen moeten houden. Al zie ik er niet veel. Defensie misschien.”
U ziet geen graten in een overname van Arcelor door Mittal?
VAN MIERT. “Wat ik zo naar vond, was dat er zoveel kritiek oprees terwijl Mittal en Arcelor een gelijkaardige strategie hebben. Beide zijn op dezelfde plaatsen bezig bedrijven op te kopen. Dan moet je niet met argumenten komen die kant noch wal raken. Dan vraag je je af of het een goede move is en wat de garanties zijn. Dát zijn terechte discussies.”
U werd door de zakenbank Goldman Sachs gevraagd om de Belgische regering over het bod in te lichten. Gebeurt dat vaak?
VAN MIERT. “Ik zetel in nogal wat raden van bestuur in Europa en heb het voordeel dat ik op de hoogte ben van zaken die nog niet publiek bekend zijn. Ik moest het voor me houden, maar wist al een tijdje dat er een bod aan zat te komen.
“Bedrijven die een overname of een fusie plannen, komen wel eens mijn mening vragen over de mogelijke reactie van de mededingingsautoriteiten. In het verleden is men wel al eens tegen de lamp gelopen, zoals bij General Electric. Ik heb dat toen voorspeld.
“Investment bankers hebben in het verleden niet altijd oog gehad voor het risico van een njet van de Commissie. Het zal je maar overkomen dat je een operatie start, maar dat de concurrentieautoriteiten ‘neen’ zeggen. Het gebeurt dus wel eens dat er mij om een eerste reactie wordt gevraagd als onafhankelijk persoon, maar ik ben niet betrokken bij de operatie zelf en wil dat ook niet.”
Hoor ik u zeggen dat zakenbanken dossiers in het verleden niet diepgaand genoeg hebben aangepakt?
VAN MIERT. “Dat is verbeterd. Nu zijn ze voorzichtiger geworden. Fusieplannen blijven natuurlijk beperkt tot een klein kringetje van ingewijden, maar de zakenbanken laten toch niet na verschillende opinies te vragen. Uiteindelijk zijn het nog altijd de concurrentieautoriteiten die beslissen. Bij Mittal was het toeval dat ik de boodschap moest overbrengen.”
KAREL VAN MIERT
Geboren op 17 januari 1942 in Oud-Turnhout.
Licentiaat Diplomatieke Wetenschappen (Gent, 1966).
Voorzitter van de Vlaamse SP (1978-1988).
Europees Parlementslid (1979-1985).
Volksvertegenwoordiger (1985-1988).
Europees commissaris voor het Mededingingsbeleid (1989-1999).
Bestuurder in verschillende bedrijven, waaronder Agfa-Gevaert, Solvay,
De Persgroep, Carrefour Belgium, Vivendi, Philips en RWE.
Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier