De crisis is een opportuniteit

In het kielzog van de financiële crisis regent het onheilspellende berichten over herstructureringen en afslankingen. De groeivoorspellingen wijzen op een duurzame negatieve groei. Het spook van de recessie waart door de geglobaliseerde wereld en geen enkel land ontsnapt aan zijn schimmen. De structurele werkloosheid duikt weer op, zonder dat die ooit echt weg was. Getroffen door een freudiaanse kuddegeest is het alsof economisten en andere onheilsprofeten een wedstrijd organiseren in doemdenkerij. Wie de diepste en langst durende crisis voorspelt, krijgt bovendien de meeste media-aandacht. Politici, die al lang wisten dat de begroting uitgaande van een voorspelde groei van 1,4 procent niet sluitend is, maken van deze context handig gebruik om deficit spending te prediken.

Net zoals Jehova’s getuigen al jaren het einde van de wereld verkondingen – dat maar niet wil komen – verkondigen ideologen na het einde van het communisme nu het einde van het kapitalisme. Ouders suggereren hun kinderen mee te doen aan staatsexamens, want een postje bij de overheid blijft zeker en biedt de beste garantie op een uitstekend pensioen. Vooral nu de banken, met Fortis op kop, bepaalde zekerheden op de helling plaatsten. Volgens de recente studie van Itinera zijn er al 1.040.000 Belgen die deze raad met succes opvolgden. Examens bij de overheid hebben weer plaats in de gigantische hallen van de Heizel, met taferelen die doen denken aan Chinese fabrieken uit de tijd van Mao.

Maar laat ons de economische realiteit even anders bekijken. De uitgaven voor passieve werkloosheid, het betalen van uitkeringen, bedraagt in België drie procent van het bruto binnenlands product tegenover een EU-gemiddelde van 1,9 procent. Dit betekent dat België 1,1 procent van zijn bbp, of 35 miljard euro, meer uitgeeft aan werkloosheidsuitkeringen dan het Europese gemiddelde.

Op het einde van 2006 waren er nochtans 310.000 openstaande betrekkingen bij de officiële bemiddelingsdiensten. 230. 000 in Vlaanderen, 73.000 in Wallonië en 17.000 in Brussel. Van alle werkzoekenden was er 62 procent beschikbaar voor de arbeidsmarkt ofwel 302.000. Kwantitatief was de vraag naar arbeid dus groter dan het aanbod.

Vele functies raken nochtans niet opgevuld, althans niet door Belgen, omdat er ook een kwalitatief aspect is. Werklozen hebben niet altijd de juiste kwalificaties. Levenslang leren is er echter niet bij, want de meeste werklozen zijn druk, druk bezig. Op basis van een steekproef bij 1200 Belgen zou 26 procent in het zwart klussen en 28 procent van de Belgen doet een beroep op zwartwerkers. Voor sommigen gaat het maar om enkele uren per week, voor anderen is het een voltijdse bezigheid. Vertaald naar voltijdse equivalenten gaat het over 300.000 arbeidsplaatsen. Anders gezegd, is er statistisch slechts een beperkt aantal werklozen echt beschikbaar. En jammer genoeg voor deze echte werklozen biedt de inflexibele arbeidsmarkt zelden soelaas. Vele werklozen die verzeild raken in de werkloosheid hebben het dan ook bijzonder moeilijk om eruit te klauteren.

Of zoals professor Jules Gazon zegt: “Meer dan de helft van diegenen die hun werk verliezen, blijven inactief. Opgesloten in de werkloosheidsval verliezen ze hun competentie en hun motivatie om werk te vinden. Hun kinderen zijn vanaf hun geboorte geformatteerd voor een bijstandmaatschappij en maken weinig kans om zich te integreren op de arbeidsmarkt eenmaal volwassen.”

De 30.000 werklozen die het langst niet gewerkt hebben, zijn samen 500.000 jaar werkloos. Zo’n kolossale verspilling van mensen en fondsen kunnen we ons niet langer permitteren. Laat ons van dit economische klimaat profiteren om strijd te leveren tegen zwartwerk en massaal te investeren in vorming en opleiding zodat we gewapend zijn als de eerste lichtpunten aan het einde van de tunnel verschijnen.

En ondernemers zouden hun tijd en energie moeten steken in het zoeken naar nieuwe niches. Mensen hebben (terecht) angst. Wie angst heeft, probeert zich zoveel mogelijk tegen van alles te verzekeren, maar probeert ook zoveel mogelijk te profiteren van het leven vooraleer het feest voor goed over is. Dit opent nieuwe perspectieven voor de verzekeringssector, de recreatiesector, het toerisme, enzovoort. Laat ons onze energie steken in het exploreren van die mogelijkheden.

De financiële crisis en de dreigende recessie moeten we dan ook niet zien als een bedreiging, maar als een opportuniteit om structureel in te grijpen nu het nog kan. Hopelijk brengt de financiële crisis de catharsis om een efficiëntie- en werkgelegenheidspact die naam waardig mogelijk te maken tussen werkgeversorganisaties en vakbonden om er zo voor te zorgen dat doem-denkers hun voorspellingen moeten herzien. Het is de énige manier om de negatieve spiraal waarin we zijn beland nog te kunnen ombuigen. (T)

DE AUTEUR IS PROFESSOR ECONOMIE AAN EHSAL, HOGESCHOOL GENT

EN UNIVERSITEIT VAN NANCY.

Rudy Aernoudt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content