De taxshift wordt voelbaar

CHARLES MICHEL De regering-Michel verlaagt de belasting op arbeid, maar moest op zoek naar nieuwe inkomsten om dat verlies te compenseren. © BELGA

De taxshift gaat gepaard met een reeks nieuwe fiscale maatregelen die van kracht worden in 2016. We zetten de belangrijkste op een rij.

De regering-Michel heeft in 2015 een taxshift doorgevoerd om de begrotingstekorten weg te werken en de concurrentiekracht van de ondernemingen te verbeteren. Ze verlaagt de belasting op arbeid, maar moest op zoek naar nieuwe inkomsten om dat verlies te compenseren. We overlopen de gevolgen van de taxshift in 2016.

Stijging van de roerende voorheffing

Vanaf 1 januari stijgt de roerende voorheffing van 25 naar 27 procent. Ook de dividenden van aandelen en de intresten van termijnrekeningen en kasbons vallen onder dat hogere tarief. De voorheffing op de volksleningen wordt eveneens opgetrokken van 15 naar 27 procent.

Er blijven nog altijd uitzonderingen. Zo verandert er niets voor de intresten van spaarboekjes: de eerste schijf van 1880 euro blijft belastingvrij, en op alle intresten boven die grens betaalt de spaarder 15 procent belasting. Ook de voorheffing op auteursrechten en op de zogenoemde Leterme-staatsbons, die werden uitgegeven in december 2011, blijft behouden op 15 procent.

Liquidatiebonus

Ook de roerende voorheffing op de liquidatiebonus – de winst die een ondernemer tijdens zijn zelfstandige activiteit opbouwt en die hij er aan het einde van zijn loopbaan uithaalt – stijgt van 25 naar 27 procent. Er zijn nog altijd twee mogelijkheden om aan die belasting te ontsnappen. Zo kunnen kleine vennootschappen een liquidatiereserve aanleggen. “Ze mogen hun winsten dan niet uitkeren aan hun aandeelhouders, maar moeten die als reserve in de vennootschap houden”, zegt Gregory Henin, belastingconsulent van SBB Accountants & Adviseurs. “Wie bij de aanleg van zijn liquidatiereserve een extra vennootschapsbelasting van 10 procent betaalt, is geen roerende voorheffing meer verschuldigd als hij zijn vennootschap later stopzet.”

De liquidatiereserve kan worden aangelegd op de winsten vanaf het boekjaar 2014 en met terugwerkende kracht op de winst van het boekjaar 2013. In dat laatste geval moet de vennootschap de 10 procent extra vennootschapsbelasting betalen tegen 30 november 2016.

Speculatiebelasting

De speculatiebelasting is een nieuwe maatregel. Wie beursgenoteerde aandelen verkoopt binnen de zes maanden na de aankoop, betaalt voortaan 33 procent belasting op de meerwaarde. “Die nieuwe heffing geldt alleen voor particuliere beleggers, niet voor beursvennootschappen, banken en fondsen”, zegt Henin.

Nieuwe belastingschijven

Sinds 1 januari zijn de schijven van 25 en 30 procent in de personenbelasting hervormd. De eerste schijf inkomsten tot 7090 euro wordt niet belast. In 2015 werd het tarief van 25 procent nog afgehouden op het deel tussen 7090 en 8710 euro voor een belastingplichtige die geen kinderen ten laste heeft. De inkomsten tussen 8710 en 12.400 euro vielen onder het tarief van 30 procent.

Vanaf het inkomstenjaar 2016 worden alleen de inkomsten tussen 10.800 en 12.400 euro belast tegen 30 procent, zodat er meer inkomsten vallen onder het tarief van 25 procent. “Een alleenstaande werknemer zonder kinderen betaalde vorig jaar 13.625,50 euro belasting op een brutojaarloon van 40.000 euro. In 2016 draagt hij daarop 13.521 euro belasting af. Hij houdt dus 104,5 euro over”, legt Henin uit. Ook de belastingschijven van 40 en 45 procent worden hervormd. Aan de schijf van 50 procent verandert niets.

Hogere forfaitaire beroepskosten

De forfaitaire beroepskosten voor werknemers werden in 2015 verhoogd om de indexsprong te compenseren. Het nettoloon van werknemers steeg daardoor. In 2016 gaat het maximumbedrag van de forfaitaire beroepskosten voor het tweede jaar omhoog. “Dat betekent dat een werknemer die op zijn hoogste inkomsten 50 procent belastingen betaalt, ongeveer 60 euro netto meer overhoudt”, heeft Henin berekend.

Hogere gewone investeringsaftrek

In 2014 en 2015 steunde de regering kleine kmo-vennootschappen die wilden investeren met een gewone investeringsaftrek. Daardoor kan een kmo een percentage van haar investering fiscaal in mindering brengen van haar belastbare winst. Die maatregel wordt voor onbepaalde duur verlengd. In 2016 stijgt de gewone aftrek voor investeringen van kleine vennootschappen zelfs van 4 naar 8 procent. Voor zelfstandigen, die al langer recht hadden op dat voordeel, stijgt de investeringsaftrek van 3,5 naar 8 procent. “Als een tuinaannemer bijvoorbeeld een machine van 10.000 euro aankoopt, kan hij voortaan 800 euro aftrekken van zijn winst”, legt Henin uit.

Zelfstandigen en kleine vennootschappen krijgen ook een nieuwe investeringsaftrek voor digitale investeringen, bijvoorbeeld in betalingssystemen en cybersecurity. Dat voordeel bedraagt 13,5 procent van de investering en kan één keer worden toepast. De aftrek geldt retroactief vanaf 1 januari 2015. De leverancier van de investeringen moet bevestigen dat ze voldoen aan de voorwaarden voor de vermindering. Die vermelding moet op de factuur of op een bijlage bij de factuur staan.

Nieuwe factureringsregels

De factuurdatum krijgt weer een centrale rol in de berekening van de btw. Vanaf 1 januari 2016 bepaalt de datum waarop de factuur wordt opgemaakt, in welke btw-aangifte de facturen moeten worden opgenomen en wanneer de belasting moet worden betaald. Henin: “In 2013 werden de factureringsregels aangepast. Sindsdien bepaalde niet langer de datum van de factuur in welke btw-aangifte de facturen moesten worden opgenomen, maar de datum waarop de goederen waren geleverd of de dienst was voltooid. Door praktische problemen kwamen er enkele overgangsmaatregelen. De regering is daar nu weer op teruggekomen, waardoor de datum van de factuur vanaf 1 januari weer bepalend is.”

Btw op renovatie oude woning

De nieuwe factureringsregels zijn ook belangrijk voor wie van plan is zijn woning te renoveren. Sinds 1 januari geldt het verlaagde btw-tarief van 6 procent alleen nog voor werken aan woningen die minstens tien jaar oud zijn, tegenover nog vijf jaar in de vroegere regeling.

Wie een huis van zeven jaar oud renoveert, moest de werken voor eind 2015 afronden en die ten laatste tegen 15 januari 2016 factureren om aanspraak te kunnen maken op het renovatietarief van 6 procent btw. Als de werken na 1 januari 2016 worden voltooid, geldt het btw-tarief van 21 procent. Het is niet duidelijk of het tarief wordt verhoogd voor de aanleg van terrassen of opritten.

Onder de volgende voorwaarden hebben verbouwers nog altijd recht op een btw van 6 in plaats van 21 procent:

– De werken moeten worden uitgevoerd aan een privéwoning die voor minder dan 50 procent voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.

– De woning moet minstens tien jaar geleden in gebruik zijn genomen.

– De werken moeten worden uitgevoerd door dezelfde aannemer.

– De werken moeten worden gefactureerd aan de eigenaar of de huurder. (Ook de huurder kan dus tegen 6 procent werken laten uitvoeren.)

– De werken moeten gebeuren aan het gebouw zelf. Zwembaden, afsluitingen en tuinhuisjes komen niet in aanmerking.

– De datum waarop de werken worden uitgevoerd, moet op het contract staan.

Wijziging btw-plicht vennootschappen

Als een vennootschap als bestuurder is benoemd in een andere vennootschap, moet vanaf 2016 btw worden aangerekend op de vergoeding voor dat mandaat. De maatregel zou eerst op 1 januari ingaan, maar is uitgesteld tot 1 april. Bestuurders kunnen de impact wel proberen te beperken. Zo kunnen de bestuurdersvennootschap en de bestuurde vennootschap samen een btw-eenheid oprichten, zodat ze onderling geen btw hoeven aan te rekenen.

Ook vennootschappen met een omzet kleiner dan 15.000 euro per jaar die kiezen voor de bijzondere vrijstellingsregeling, hoeven nog altijd geen btw aan te rekenen. Het plafond wordt vanaf 1 januari 2016 verhoogd van 15.000 naar 25.000 euro.

Verlaging van de loonkosten

Om de concurrentiekracht van de bedrijven te verhogen en die aan te moedigen meer werknemers in dienst te nemen, moeten werkgevers en vennootschappen vanaf 2016 minder sociale bijdragen betalen op het loon van hun werknemers. “Om de loonkostenhandicap van Belgische bedrijven tegenover de buurlanden te verminderen, heeft de regering drie maatregelen genomen: een indexsprong in 2015, een loonmatiging en een lastenverlaging”, verduidelijkt Dirk Wijns, directeur bij het sociaal secretariaat Acerta. “De indexsprong en de loonmatiging zijn er intussen gekomen. De bedoeling is te komen tot een algemeen percentage van 25 procent werkgeversbijdragen op het loon, in plaats van 32,4 procent in 2015.

Wijns benadrukt dat de sociale bijdragen voor veel werkgevers lager liggen dan 32,4 procent door de structurele vermindering, maar niet elke werkgever profiteert daarvan. De regering wil een uniform basispercentage voor alle werkgevers invoeren. Op zijn website ontwikkelde Acerta een simulatietool waarmee werkgevers de financiële impact voor hun bedrijf en voor hun personeel kunnen berekenen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content