‘Engels moet de tweede taal worden’

© istock
Stijn Fockedey
Stijn Fockedey Hoofdredacteur a.i.

Lorenz Bogaert en Toon Coppens waren lang witte raven in België. Met Netlog en later Twoo zijn ze succesvolle internetondernemers. Stilaan krijgt hun voorbeeld navolging, deels dankzij Bogaert en Coppens zelf.

Hun ex-werknemers ontpoppen zich tot beloftevolle internetondernemers, met onder meer Engagor en Showpad. “We zijn daar best wel trots op. Het is nooit onze bedoeling geweest, in de eerste plaats waren we bezig met Netlog en later Twoo uit te bouwen”, zegt Coppens. “Maar veel mensen hebben er kunnen proeven van ondernemen, internetdiensten ontwikkelen voor de consumentenmarkt en bezig zijn met vernieuwende technologie. Het is leuk om te zien hoe zij zich verder ontwikkelen en dat er nog veel andere starters zijn. Wat we nog missen, zijn techgiganten zoals in de VS. Die zorgen voor nog meer dynamiek.”

Een kwestie van tijd en nog meer geld?

Lorenz Bogaert: “Toen wij in 1999 begonnen, was risicokapitaal in onze sector hier vrijwel onbestaande. Nu verloopt de financiering een stuk gemakkelijker, maar eigenlijk is er nog te weinig concurrentie tussen het kapitaal. Daar wordt misbruik van gemaakt. In vergelijking met de VS zijn de waarderingen nog altijd te laag. Dat is een van de redenen waarom Vlaamse starters zo snel naar daar trekken. De overheid kan een belangrijke rol spelen. Het Verenigd Koninkrijk probeert investeren in zulke bedrijven aan te moedigen met belastingvoordelen. Zeker de financiering voor starters zou daardoor verbeteren. Het doorgroeikapitaal moet men op Europees niveau bekijken. Er zijn weinig fondsen die zich op alle landen richten.”

“Europa is in de eerste plaats een versnipperde markt. The next Big Thing kan bijvoorbeeld in Roemenië zijn opgericht, maar kom daar maar eens achter als investeerder. De taal- en cultuurbarrière is een handicap. Op korte termijn kunnen we die alleen wegwerken als iedereen in de Europese Unie Engels als tweede taal zou hebben. Dat kan de totstandkoming van één Europese markt vergemakkelijken. Maar tot dan dreig je te blijven zitten met een aantal kleinere lokale spelers die ooit overpowered worden door een grotere en meer kapitaalkrachtige Amerikaanse concurrent.”

De Amerikaanse bedrijven zijn ook magneten voor talent. Kunnen Belgische bedrijven daarmee blijven concurreren?

Toon Coppens: “De kwaliteit van ingenieurs, zeker op universitair niveau, is goed genoeg. Maar er is wel gesnoeid in de IT-opleidingen, die zijn gedeeltelijk verschoven naar hogescholen. Ik weet niet of dat een goede keuze is. Die schoolverlaters zijn dan misschien beter inzetbaar bij meer traditionele bedrijven. Maar vaak komen zij wat te kort om op fundamenteel grotere problemen te werken. Studenten kunnen ook weinig ervaring opdoen bij internetbedrijven die zich op consumenten richten. Een website ontwikkelen die miljoenen gebruikers heeft, is totaal anders dan een die slechts bezocht wordt door een tiental zakelijke klanten. Hoe meer er van die bedrijven in België komen, hoe beter.”

Is dat realistisch?

Toon Coppens: “Ik ben optimistisch. De mentaliteit is ook veel verbeterd. Bij jonge mensen zie ik een meer Amerikaanse spirit. Ze zijn minder gebonden aan hun geboortestreek, doen minder hun hele leven braaf wat ze gestudeerd hebben. Jongeren zijn nu veel opener van geest en gaan tegelijk veel bewuster om met die vrijheid. Dat is maar goed ook. Het heeft geen enkele zin om iets te doen waarmee je denkt de maatschappij of je familie een plezier te doen. Passie is erg belangrijk, ook in een carrière. Wie die niet heeft voor zijn job, maakt weinig kans om ergens door te groeien of zelfs aangenomen te worden.”

Bogaert: “Een job alleen kiezen voor het geld, is het slechtste wat je kan doen. België heeft ook geen nood aan wannabee-ondernemers. Zoiets mag niet geforceerd worden. Jongeren hebben nu meer kansen om te doen wat ze graag doen, ook in hun carrière. Doen waar ze zin in hebben, dat moeten ze doen.”

Partner Content