De Verenigde Staten, het beloofde land voor Vlaamse windtechnologie
Zoals gewoonlijk zien de Amerikanen het groots. De Verenigde Staten willen tegen 2030 beschikken over 30 gigawatt aan offshore windenergie. Die steile ambities zijn alleen haalbaar met de expertise van Europese, en vooral Vlaamse bedrijven.
In 2020 stapten de Verenigde Staten nog uit de klimaatakkoorden van Parijs, maar nu eisen de Amerikanen met veel bombarie en ambitie een hoofdrol op de internationale offshore windmarkten op. Hoewel de Verenigde Staten vandaag slechts met de tenen in het water staan, wil het land tegen 2030 een capaciteit voor 30 gigawatt op zee opbouwen, genoeg om 10 miljoen gezinnen van stroom te voorzien. De windrijke Atlantische kust is de ideale locatie, en later staan ook windparken in de Golf van Mexico en langs de Westkust op de planning. Ter vergelijking: voor de Belgische kust staat voor 2,2 gigawatt aan turbines, met plannen om uit te breiden naar 5,8 gigawatt tegen 2030.
De Verenigde Staten willen 30 gigawatt tegen 2030? No way. Ook de Europese plannen zijn niet realistisch’ CARL HEIREMANS, JAN DE NUL
“Het klimaatbeleid van president Joe Biden heeft vorig jaar voor een keerpunt gezorgd. Overheidsinstanties krijgen de wenk om projecten sneller goed te keuren”, zegt Ralph Moreau, de Amerikaanse vertegenwoordiger van Flanders Investment and Trade, dat eind maart een missie naar de Verenigde Staten organiseerde. Waarnemers verwachten dat de Inflation Reduction Act, die 369 miljard dollar belastingkredieten vrijmaakt voor investeringsprojecten in hernieuwbare energie, de markt een extra boost geeft. Een mogelijke wissel van de wacht in 2024 in het Witte Huis zou in geen enkel scenario een breekpunt zijn. Daarvoor hebben de Verenigde Staten al te veel middelen ingezet om offshore van de grond te krijgen. “Het paard is uit de stal”, zegt Lee Connor, ereconsul van België voor het gebied rond Baltimore.
Voor president Biden is offshore windenergie niet alleen een kernpijler onder zijn aangescherpte klimaatbeleid. De nieuwe sector past ook in de industriële politiek om de rust belt een verjongingskuur te geven en productieketens weg te lokken van de grote concurrent China. “De offshore industrie is de nieuwe auto-industrie, die werk kan geven aan een generatie van arbeiders. De Infrastructure Act van Biden pompt ook veel geld in de Amerikaanse havens en andere infrastructuur”, zegt Jeff Tingley, partner van het adviesbureau OSWindPartners.
“Voor de staten was het zeer frustrerend dat het zo lang geduurd heeft voor op federaal niveau de kaart van de hernieuwbare energie werd getrokken. Projecten botsten op bureaucratie en een moeilijk vergunningsbeleid. Nu worden de staten wakker. Ze hopen banen aan te trekken door de lokale aanvoerketens uit te bouwen of door hun scheepswerven nieuw leven in te blazen”, zegt Ralph Moreau.
Leveranciers kunnen amper volgen
De steile Amerikaanse ambitie, gekoppeld aan een krachtig industrieel beleid, zorgt voor zenuwachtigheid bij de Europese Unie, die op haar beurt reageert met een intenser industrieel beleid om de Europese aanvoerketens te beschermen. “Maar de koek is groot genoeg. De uitdaging is eerder om de schaalvergroting van de aanvoerketens in de Verenigde Staten en in Europa op elkaar af te stemmen”, klinkt het bij Europese diplomaten. Of het nu gaat om installatieschepen, staal, kabels, kranen, transport of componenten, de wereldwijde vraag is vaak groter dan het aanbod. De industrie kampt ook met een chronisch tekort aan geschoolde arbeidskrachten. “We moeten 80.000 werknemers opleiden in de Verenigde Staten”, zegt Jeff Tingley.
Bovendien dingt ook de herstellende olie- en gassector opnieuw volop naar de schaarse middelen. “We kampen met ongelooflijke flessenhalzen. Wie gaat alles bouwen? De Amerikaanse en Europese ambities kunnen niet gerealiseerd worden. Het vraagt 10 tot 15 jaar om een aanvoerketen te bouwen”, zegt Pieter-Jan Provoost, energiespecialist van de werkgeversfederatie Agoria.
Door de schaarste op de markt is de kans klein dat de Verenigde Staten, maar ook Europa, de plannen kunnen uitvoeren die ze de jongste tijd hebben aangekondigd. “De Verenigde Staten willen 30 gigawatt tegen 2030? No way. Ook de Europese plannen zijn niet realistisch. De hele Europese offshore industrie zou 20 procent per jaar moeten groeien. Geen enkele industrie kan dat. Het gaat niet om software, maar om een zware industrie met héél grote investeringsuitgaven en bouwtermijnen”, zegt Carl Heiremans, business development manager van Jan De Nul.
Dat kan ook gevolgen hebben voor de Belgische en Europese plannen. Vertraging dreigt voor wie niet tijdig capaciteit reserveert. De meeste landen hebben te weinig geïnvesteerd in hun aanvoerketens om de snelle stijging van de vraag bij te houden. “Als je nu met een project begint, is dat ten vroegste eind dit decennium klaar”, waarschuwen ontwikkelaars.
“De trage aanbesteding van nieuwe projecten zorgt voor een toenemende onzekerheid. De hele aanvoerketen valt stil als de concessie niet wordt toegekend. Vergeet niet dat dit een industrie is die gebouwd wordt op zware investeringen. Blijft het risico te groot, dan wordt de uitbouw van de aanvoerketen uitgesteld. De machine kan zich op gang trekken als de overheid vlot vergunningen toekent”, zegt Pieter-Jan Provoost. Ook in Europa vertraagt een zware bureaucratie en sloom vergunningsproces nog de uitbouw van offshore windenergie. “Europa werkt aan snellere procedures? We horen het graag, maar we zien nog geen verbeteringen. Europa plant voor 90 gigawatt aan offshore windenergie, maar daar kun je nog niet op voortbouwen. Voor grote investeringen is het risico nog te groot”, zegt Eric Finé, business development manager van Smulders.
De Amerikaanse ambities zijn haalbaar als ze ons laten doen, door bijvoorbeeld voldoende vaart achter de vergunningen te zetten’ JAN KLAASSEN, DEME
Logische groeipijnen
De Amerikaanse doelstelling van 30 gigawatt tegen 2030 is daarom bijzonder ambitieus. De vergunningsprocedure blijft een traag verhaal, ontwikkelaars betalen zich blauw aan concessies, en de recente kosteninflatie en stijgende kapitaalkosten zetten grote vraagtekens achter de rendabiliteit van nieuwe windparken.
Zo scheurt de Deense ontwikkelaar Orsted flink de broek aan Sunrise Wind, een park van 924 megawatt voor de kust van de staat New York. De Denen worden geconfronteerd met 365 miljoen dollar extra kosten. De projectontwikkelaar Avengrid, waarvan de meerderheid in handen is van het Spaanse energiebedrijf Iberdrola, stelt de ontwikkeling van een windpark voor de kust van Massachusetts met een jaar uit. De elektriciteitsprijs die Avengrid bedong in langetermijncontracten met afnemers volstaat niet meer om de gestegen kosten te dekken. De regulator laat echter niet toe dat Avengrid die contracten verscheurt. “De verbruikers moeten geen hogere prijzen betalen als de economische omstandigheden veranderen”, is de redenering van de regulator. Mogelijk wordt de strijd voor de rechtbank uitgevochten.
“De groeipijnen van de Amerikaanse offshore industrie zijn normaal”, zegt Jan Klaassen, directeur van de Amerikaanse divisie van DEME. “We doen er in Europa 25 jaar over om 30 gigawatt te plaatsen. De Verenigde Staten hebben nu de Europese expertise nodig om die oefening sneller te doen. De Amerikaanse ambities zijn haalbaar als ze ons laten doen, door bijvoorbeeld voldoende vaart achter de vergunningen te zetten.”
“Het momentum is er in de Verenigde Staten, maar het is belangrijk dat er de volgende twaalf maanden staal in het water staat. De industrie moet zien dat offshore windenergie mogelijk is in Amerikaanse wateren”, zegt Eric Finé. Waarnemers verwachten dat de sector een hoge vlucht neemt zodra het eerste windpark operationeel is. “Dan zal het escaleren. De Verenigde Staten zullen een grote offshore windindustrie bouwen”, zegt Jeff Tingley.
Lees ook:
In het spoor van de Vlaamse offshore-industrie, bestemming VS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier