Wereldexpert in garnalen komt uit Deerlijk

Garnaalkweek op een koraaleiland, een garnaalvoerfabriek op Madagaskar, garnaalprojecten in Iran – de Deerlijkse veevoeder- en dierenspecialiteitenfabrikant VDS beperkt zijn activiteiten niet tot het voederen van de koeien en varkens in de Vlaamse polders. Een portret van het avontuurlijke ondernemen van Louis Vanhoudt, dé expert in garnaalkweek en garnaalvoer wereldwijd.

Het begon met Mobutu. Begin jaren zeventig zorgde de West-Vlaamse veevoederproducent Louis Vanhoudt voor technische bijstand in de boerderij van president Mobutu Sese Seko in Congo (toen nog Zaïre). In 1974 vroeg Mobutu hem of hij een garnaalkwekerij kon opstarten. Wat resulteerde in een kwekerij voor tilapia en zoetwatergarnalen. Vanhoudt blikt terug: “Al gauw ontdekte ik dat die garnaalkweek dé niche was voor mij. Het is een luxeproduct met hoge marges. Voor de grote jongens in de branche was het een te beperkte markt, terwijl de kleinere het technisch te moeilijk vonden.”

In Deerlijk ontfermde Vanhoudt zich over Veevoeder en Dierenspecialiteiten, kortweg VDS, een relatief klein bedrijf in de veevoedersector. Louis Vanhoudt: “Ik keek aan tegen al die Belgische bedrijven die voor mij te groot waren om tegen te concurreren. Voor verdere integratie was ik niet sterk genoeg en de meeste takken van de veevoedersector waren al verzadigd. Voor mij was het duidelijk dat ik in mijn sector pas kon overleven als ik me in een bepaalde niche kon specialiseren.” Garnalen als ideale niche?

De zoektocht: garnalen zonder antibiotica

Via een Vlaamse consultant in Thailand, kreeg Vanhoudt contact met Vietnam, toen het Mekka van de garnaalkweek. Vanhoudt was verbijsterd over de amateuristische aanpak. In de Verenigde Staten vond hij wel de nodige kennis, maar daar was er amper interesse voor de kweek. En in eigen contreien? De grote Nederlandse sectorgenoot Nutreco stortte zich al op de zalmkweek en het Dendermondse Inve spitste zich toe op het kweken van voeder voor garnaallarven. Bleef over voor VDS: de kweek van garnalen.

“Het was vallen en opstaan. Via projecten in Vietnam, China en Ecuador leerde ik de stiel,” vertrouwt Vanhoudt ons toe. Zo werkte hij samen met het Singaporese Realty & Investment Pte Ltd in een gigantisch project in de Zuid-Chinese provincie Guangzhou. Een voorbeeld van hoe het niet moet, vindt hij: “Vijvers van 400 hectare bleken veel te groot. Bij een storm ben je een groot deel van de garnalen kwijt. En het voeden is ook geen sinecure. Een goede garnalenvijver mag ten hoogste 1 hectare groot zijn.”

Ook in Taiwan pakte men de zaken verkeerd aan door vele vijvers naast elkaar te plaatsen. Omdat het water elke dag met 30 % ververst moet worden en die vijvers naast elkaar liggen, wordt het vervuilde water van de ene vijver doorgesluisd naar de volgende. Zo verspreiden de ziektes zich. Vanhoudt: “De Taiwanese garnalensector, ooit goed voor 90.000 ton per jaar, verschrompelde tot 10.000 ton. Er werd dan maar massaal antibiotica gemengd in het garnaalvoer. Totaal onaanvaardbaar.”

De doorbraak: een koraaleiland zonder corrupte politici

De definitieve doorbraak voor de garnaalkweek van VDS kwam er op de eilandenarchipel Seychellen, waar Louis Vanhoudt de regering van toenmalig president France-Albert René sinds het einde van de jaren zeventig adviseerde over veeteelt en veevoeder. Het relatief welvarende land had met succes het toerisme ontwikkeld, maar zocht nog andere middelen voor de groei. “Mee op mijn advies hebben ze een visvangstindustrie uitgebouwd. Op dit ogenblik hebben ze installaties voor de verwerking van 350 ton tonijn per dag. Dat betekent echter ook dagelijks 150 ton visafval met een droog stofgehalte van 30 %. De door mij in 1986 voor de Seychellen Marketing Board (SMB) gebouwde veevoederfabriek kon dat onmogelijk verwerken. Veevoeder voor hoevedieren kan immers maximum enkele percenten visafval bevatten. De oplossing: een fabriek voor garnaalvoer en een garnalenkwekerij.”

Na wat zoeken koos men voor het amper bewoonde koraaleiland Coëtivy. Na een studie om ziekteproblemen op lange termijn te verkomen, werd besloten om het water niet continu van de ene vijver naar de andere vijver door te sluizen, maar het rechtstreeks terug in zee te storten. Louis Vanhoudt: “Essentieel is dat er op een ethische manier wordt gewerkt. Milieuverontreiniging dient zoveel mogelijk beperkt te worden en ook antibiotica in de garnalenvoeding kan niet. We willen ook alleen werken met correcte partners. Mensen die garnalen kweken om snel rijk te worden, zijn geen professionelen en interesseren ons niet. Wie het doet, moet op lange termijn denken.” Ook corrupte politici die denken hun commissies te komen opstrijken, krijgen geen kans.

Het geheim: het juiste voer voor zwarte tijgergarnalen

In 1984 werden de eerste vier proefvijvers voor SMB op het eiland gebouwd. Vandaag zijn er 200 vijvers van 0,5 hectare, waar in 2004 zo’n 1180 ton grote garnalen (monodon of zwarte tijgergarnalen) werden geproduceerd, bestemd voor de Japanse en Franse markt. VDS zorgt voor de technische bijstand en de levering van de speciale grondstoffen voor het garnaalvoer. Ook de productie van het voeder wordt door een lokale productiemanager van VDS geproduceerd voor rekening van SMB.

Op het eiland steeg de bevolking sindsdien van acht tot bijna 400. Er kwam een diepvriesinstallatie en er werden twee speciale vrachtschepen gekocht om de garnalen te vervoeren en materieel naar het eiland te brengen. Alles gebeurt ook onder de strikte hygiënische voorschriften van de Europese Unie, wat export naar Japan en de EU mogelijk maakt. Op het hoofdeiland Mahé werd een speciale veevoederfabriek ingevoerd uit Taiwan. Vanhoudt: “De technologie waarmee de fabriek werkte, vergde nogal wat aanpassingen. Uiteindelijk lukte het en met de ervaring die ik de jaren voordien op het vlak van mengvoeders had opgedaan, werd dit een succes. Met ons garnaalvoer hebben we 50 % snellere groei. VDS heeft in de sector dan ook een zeer goede reputatie.”

Het zeer vlakke Coëtivy heeft zelfs de recente tsoenami overleefd. Vanhoudt: “Vermoedelijk hebben de koraalriffen de golven tegengehouden. Op Coëtivy werd niets van de tsoenami gemerkt, terwijl de Seychellen toch wel serieuze schade opliepen.”

De internationalisering: werken in alle exotische oorden

Omdat de veevoederfabriek te veel produceert voor Coëtivy, werd met succes gezocht naar export naar Saudi-Arabië, Mozambique, Oman, Madagaskar en Sri Lanka. Louis Vanhoudt: “De productie van garnaalvoer is vrij technisch. Het is een constant zoekwerk om dat verder te perfectioneren. Onze projecten kunnen pas slagen als ons garnaalvoer betere kweekresultaten geeft dan de concurrentie. De essentie is goede grondstoffen te vinden voor het garnaalvoer, die ook ecologisch verantwoord zijn. Daarom werken we vooral met bijproducten van de visserij, zodat we de natuurlijke visstocks niet aantasten.”

Om zeker te zijn van de kwaliteit van de grondstoffen, werd in de Marokkaanse havenstad Tetuan een fabriek voor de recuperatie van visafval gebouwd met vooral interesse voor inktvislever en schaaldiereneiwitten. Met een visserscoöperatie uit Lamèque in New Brunswick in Canada werd een samenwerkingsovereenkomst gesloten om de lokale visafval te verwerken tot hoogwaardige grondstoffen voor garnaalvoer. In Portugal werd met de firma Sorgal een exclusiviteitsovereenkomst gesloten voor de productie van babygarnaalvoer volgens het concept van VDS. Ook met een Noorse groep werd onlangs een samenwerking opgezet.

De technologie van Coëtivy vindt zijn weg in de wereld. Vier jaar geleden startte een project in Iran, vlakbij Büshehr aan de Perzische Golf. Daar wordt de productie van garnaalvoer door VDS-specialisten georganiseerd en gecontroleerd. Jaarlijks wordt er zo’n 10.000 ton garnalen gekweekt, bestemd voor Europa en de VS.

Op het Afrikaanse eiland Mada- gaskar werd onlangs (voor rekening van de nieuwe president en zakenman Marc Ravalomanana) een veevoederfabriek in samenwerking met de Ieperse molenbouwer Digimatic omgevormd voor de productie van garnaalvoer. In 2005 wordt gemikt op een productie van 6000 ton per jaar. Lukt dit, dan komt er in 2007 een gloednieuwe fabriek in de havenstad Majunga die jaarlijks 16.000 ton garnaalvoer moet kunnen produceren. Op dit ogenblik wordt er al samengewerkt met het Centre de Développement de Culture de Crevettes (CDCC), een studiecentrum voor de garnaalkweek dat ooit opgezet was met Japans ontwikkelingsgeld.

Om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van samenstellingen van garnaalvoer in de praktijk te kunnen uittesten, werd een overeenkomst gesloten met CDCC en het lokale ministerie van Landbouw en Visserij om VDS de leiding te laten nemen in proeven met garnaalvoer. De leiding hiervan is in handen van Veerle Dermaux (een landbouwingenieur uit Marke) en Eric De Muylder (een voedingsdeskundige bij VDS). De garnalen worden er gekweekt door Franse en Japanse vissers die zich decennia geleden op Madagaskar vestigden en worden onder EU-kwaliteitscontrole uitgevoerd naar Europa.

Ondertussen zijn er alweer ver gevorderde plannen om in Suriname op vraag van een internationale financiële groep een garnaalvoerfabriek te starten. En er lopen gesprekken met garnalenkwekers in Mozambique, die nu VDS-voer invoeren uit de Seychellen. De bedoeling is een garnaalvoerfabriek te starten volgens het VDS-systeem: VDS levert de knowhow van A tot Z, van grondstof tot voeder in de zak. Wie de VDS-principes volgt en ecologisch verantwoord kweekt, kan een VDS Crustocean-garnaal op de wereldmarkt brengen.

Momenteel is VDS, in samenwerking met de diverse partners, goed voor een productiecapaciteit van 25.000 ton garnaalvoer per jaar. Dat komt neer op zowat 35 % van de 15,5 miljoen euro omzet van het goed boerende VDS. Willy Van Damme

Willy Van Damme

“Het mengen van antibiotica in het garnaalvoer is totaal onaanvaardbaar.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content