Wanneer mag de fiscus uw autokosten verwerpen?

De fiscus heeft het altijd moeilijk met de fiscale aftrek van kosten van dure auto’s. Deze autokosten zouden vanaf een bepaalde grens ‘overdreven’ zijn en dus niet meer aftrekbaar. Maar wat is overdreven? En wat vindt de rechter daarvan?

Nogal wat bedrijfsleiders, zelfstandigen en kaderleden rijden graag met een mooie, standingvolle en dus duurdere auto. Niet alleen om de kwaliteit of de veiligheid, maar vaak ook omdat een mooie wagen een weerspiegeling is van een succesvolle beroepscarrière. Tot dusver geen vuiltje aan de lucht. Niemand kan u verhinderen om een Jaguar of Porsche te kopen, ook de fiscus niet. Zeker niet als u kunt verantwoorden dat u de aankoopsom ook eerlijk hebt verdiend.

De fiscus in het verweer

Maar de fiscus probeert op een andere manier roet in het eten te gooien. Wanneer u als eigenaar van de wagen het beroepsdeel van de autokosten fiscaal aftrekt, beginnen nogal wat controleurs ‘jaloerse trekjes’ te krijgen. Het is nu eenmaal zo dat een Porsche meer kost dan pakweg een Volkswagen. En hoe hoger de kosten, hoe hoger de mogelijke fiscale aftrek. En dat laatste zet alerte controleurs aan het rekenen.

Om het gelijk aan hun kant te halen, grijpt de fiscus naar een algemeen principe uit het fiscale wetboek. Kosten zijn niet aftrekbaar in de mate dat ze “de beroepsbehoeften op onredelijke wijze overtreffen”. Met andere woorden: kosten zijn niet aftrekbaar als ze overdreven zijn. Dat principe geldt ook voor aftrekbare autokosten. De aftrek van autokosten mag dus niet overdreven zijn. Maar wat betekent dat precies? Mag de fiscus verbieden dat u de kosten van een dure wagen aftrekt? Of mag de fiscus bepalen dat u met een Volkswagen in plaats van met een Porsche moet rijden?

IJkpunt: de vergoeding van ambtenaren

Om te bepalen of een autokost al dan niet overdreven is, maakt de fiscus een vergelijking. Als vergelijkingspunt neemt hij de kilometervergoeding die de ambtenaren van de fiscus krijgen als ze hun privé-voertuig gebruiken in opdracht van hun werkgever, de Belgische staat (bijvoorbeeld om op controle te gaan). Deze kilometervergoeding bedraagt momenteel (vanaf 1 juli) 0,2841 euro per kilometer. De fiscus vermenigvuldigt deze vergoeding vervolgens met 1,5. Liggen uw totale autokosten hoger dan 1,5 keer de kilometervergoeding, dan loopt u het risico dat (een deel van) uw autokosten worden afgewezen wegens overdreven.

Een voorbeeld. Als u 25.000 kilometer per jaar aflegt voor uw werk, dan zijn uw autokosten volgens de fiscus redelijk zolang ze niet meer bedragen dan 10.653,75 euro (25.000 x 0,2841 x 1,5). Bedragen uw totale aftrekbare kosten bijvoorbeeld 15.000 euro, dan is 4346,25 euro daarvan niet meer aftrekbaar.

Deze regel heeft tot gevolg dat hoe meer kilometers u beroepshalve rijdt, hoe meer kosten u mag aftrekken. Althans in de ogen van de fiscus.

Uw beroepssector speelt een rol

Naast dat kwantitatieve criterium zijn er ook kwalitatieve criteria waarmee de fiscus bepaalt of de autokosten overdreven zijn. De kwalitatieve criteria houden rekening met de sector waarin u actief bent en met de mogelijkheid die deze sector biedt om belastbare inkomsten voort te brengen. De fiscus geeft in zijn instructies voor de controleurs zelf het voorbeeld dat “het onredelijk is voor een advocaat-stagiair een Mercedes 320 SL als beroepswagen te gebruiken of dat het onredelijk is voor een kleine aannemer met een Jaguar XJS te rijden”.

Verweer tegen de fiscus

Eerst en vooral is de kwantitatieve vergelijkingsbasis die de fiscus toepast geen wettelijke regel. Bovendien is het geen objectief vergelijkingspunt. Waarom 1,5 keer de kilometervergoeding en bijvoorbeeld geen drie keer? Het enige dat telt om te kijken of een aftrekbare kost overdreven is, is de concrete situatie. Dat is ook het standpunt van de rechters, die de fiscus al meerdere keren hebben teruggefloten.

Recente voorbeelden uit de rechtspraak

1. Een beginnend loodgieter wilde, naast de kosten van zijn aftandse Ford Transit, ook de kosten van zijn splinternieuwe Jeep Cherokee aftrekken. De loodgieter had de Jeep Cherokee gekocht voor de prospectie van mogelijke klanten en voor werfbezoeken. Zijn Ford Transit had hij speciaal uitgerust voor het vervoer van materiaal en was daar dus minder geschikt voor. De fiscus vond echter dat deze kosten aan de hoge kant waren, omdat de loodgieter niet zo heel veel inkomsten aangaf. De rechter veegde de argumenten van de fiscus echter van tafel. Ook een loodgieter moet aan zijn imago denken, en een Jeep Cherokee komt daar goed bij van pas. Als de loodgieter met zo’n indrukwekkende auto aankomt bij mogelijke klanten, helpt dat volgens de rechter zeker om hun vertrouwen te winnen. Als hij daarentegen met zijn oude Ford Transit zou aankomen, zou dat misschien eerder het tegenovergestelde effect hebben.

2. Een havenarbeider trok de kosten van een 4×4-terreinwagen fiscaal af. De fiscus bestempelde de aftrek als onredelijk, omdat die meer bedroeg dan 1,5 keer de kilometervergoeding van het rijkspersoneel. De rechtbank stelde de havenarbeider echter in het gelijk. Ze was van oordeel dat een 4×4 geen overdreven luxe is voor verplaatsingen in het havengebied.

3. De fiscus wilde de aftrek van de autokosten door een chirurg, die een BMW 535 had gekocht, beperken. De totale autokosten per jaar bedroegen 18.700 euro. De chirurg werkte in één ziekenhuis, waar hij 2,5 kilometer vandaan woonde. De rechtbank in Gent oordeelde dat de aankoop van deze wagen niet onredelijk was en hield er rekening mee dat de chirurg de auto ook voor andere beroepsmatige verplaatsingen nodig had, bijvoorbeeld om naar seminaries te gaan. De rechter hield ook rekening met het feit dat de chirurg geen lage inkomsten had, dat hij nood had aan een betrouwbare auto en dat hij “in de ogen van nogal wat mensen een zekere maatschappelijke status hoog te houden had”.

4. Een bedrijfsleider van een vennootschap die onroerende goederen verhuurt, kocht een Mercedes cabriolet. De fiscus bestempelde de autokosten als onredelijk. Ten eerste bedroeg de kilometerkost van deze wagen meer dan 1,5 keer de kilometervergoeding van federale ambtenaren. Ten tweede woonden de meeste klanten in de buurt van de zetel van de vennootschap. De rechtbank van Brussel oordeelde echter dat de fiscus nergens het bewijs leverde van de onredelijkheid van deze aankoop, omdat de aankoop van dit soort wagen een opportuniteit vormde voor de belastingplichtige en de fiscus zich daar niet mee te moeien had. Bovendien zijn volgens de rechtbank de hoge kilometerkosten en het feit dat een voertuig niet onmisbaar is om de activiteit van de belastingplichtige uit te oefenen, geen relevante elementen.

5. In de volgende uitspraak koos de rechter de zijde van de fiscus. Een geneesheer-specialist wilde de kosten van zijn nieuwe Porsche, die 84.000 euro kostte, aftrekken als beroepskosten. De controleur vond de jaarlijkse kosten, die ongeveer 25.000 euro bedroegen, echter overdreven hoog en wilde de aftrek beperken tot ongeveer 10.660 euro per jaar. Het hof van beroep in Luik gaf de fiscus gelijk. De rechter struikelde vooral over het feit dat de arts met zijn Porsche heel weinig kilometers deed (ongeveer 13.000 kilometers per jaar) en dat hij als specialist de wagen ook niet voor huisbezoeken nodig had. Bovendien bedroegen zijn honoraria minder dan 123.950 euro, zodat de autokosten bijna een vijfde van zijn inkomsten bedroegen. En dat vond de rechter een beetje te veel van het goede.

Wat moet u onthouden?

1. Als uw controleur bepaalde kosten te hoog vindt, kan hij het overdreven gedeelte verwerpen, ook al staat het beroepskarakter niet ter discussie. Voorwaarde is wel dat de controleur dat kan bewijzen, rekening houdend met de kenmerken van uw beroep. Omdat dit een subjectieve interpretatie inhoudt, is dat in de praktijk niet zo eenvoudig. Dat blijkt trouwens ook uit het feit dat de fiscus vaak ongelijk krijgt voor de rechtbank. Geef dus zeker niet te snel toe als uw controleur uw autokosten overdreven zou vinden. De bal ligt in zijn kamp.

2. Een vaste regel om uit te maken wat overdreven kosten zijn, is er niet. Daarom interpreteren niet alle controleurs het begrip overdreven of onredelijk op dezelfde manier. Gewoonlijk beschouwt de controleur bepaalde uitgaven als overdreven als ze ook gedeeltelijk een privé-karakter hebben. Vooral exclusieve auto’s zijn vaak een doorn in het oog van de controleur. In de praktijk geeft bijvoorbeeld een Porsche sneller aanleiding tot discussie dan een ‘onopvallende’ Lexus die misschien evenveel kost. De Porsche wordt veel sneller als een luxe-uitgave aangezien, hoewel dat uiteraard niet logisch is.

3. Als het om autokosten gaat, past de fiscus een vuistregel toe (1,5 keer de kilometervergoeding van het rijkspersoneel) om uit te maken of de kosten al dan niet overdreven zijn. Die vuistregel is slechts een interpretatie, die nergens in de wet vermeld staat. In de rechtspraak wordt deze regel dan ook zelden gevolgd.

4. Een controleur mag zich niet inlaten met de zogenaamde opportuniteit van kosten. Hij mag met andere woorden niet in uw plaats beslissen dat u bepaalde zaken veel goedkoper had kunnen oplossen en maar een minder dure auto had moeten kopen. Om uw goodwill tegenover de fiscus te tonen, kunt u de kosten ‘kunstmatig’ lager houden door de auto bijvoorbeeld in acht in plaats van in vijf jaar af te schrijven. De jaarlijkse afschrijving is dan lager, terwijl dat op termijn in principe fiscaal neutraal is.

5. Een dure auto kan noodzakelijk zijn voor uw beroep, bijvoorbeeld om uw status te bevestigen of tot bepaalde kringen toe te treden. Van een succesvolle zakenman verwachten zijn klanten dat hij met een standingvolle auto rijdt. Dat weerspiegelt meteen ook zijn succes in zakendoen en boezemt zijn klanten en prospecten het nodige vertrouwen in. Als u veel beroepsverplaatsingen doet, is het ook begrijpelijk dat u nood hebt aan een degelijke, betrouwbare auto. Ook de aard en het prestige van uw zaak geven soms meer recht op exclusiviteit. Als bij wijze van spreken al uw cliënten met een Porsche of een Jaguar rondrijden, kunt u moeilijk met een gewone wagen aankomen.

6. Dat bepaalde uitgaven relatief hoog zijn in vergelijking met uw inkomsten, is geen reden om de uitgave als overdreven te beschouwen. Toch zult u met een jaarinkomen van bijvoorbeeld 40.000 euro het moeilijker hebben om uw Porsche te verantwoorden dan een belastingplichtige die een jaarinkomen van 150.000 euro heeft. De verhouding tussen de kosten en het jaarinkomen (omzet) moet geloofwaardig zijn.

Johan Steenackers

Een Porsche geeft sneller aanleiding tot discussies dan een ‘onopvallende’ Lexus die misschien evenveel kost.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content