VERLIEZEN. SPREIDING WORDT AFGESCHAFT. Enkel voor nieuwe verliezen
Met de parlementsverkiezingen in het vooruitzicht zal het weer wat stiller worden op fiskaal wetgevend gebied. Een aantal wetswijzigingen zal noodgedwongen doorgeschoven moeten worden naar de volgende legislatuur. Er rest het parlement immers nog slechts een zestal weken vooraleer het ontbonden wordt. De kans dat bijvoorbeeld de hervorming van de fiskale procedure nog door het huidige parlement behandeld wordt, is dan ook zo goed als onbestaande.
Wat allicht nog wel “door het parlement geraakt” is het wetsontwerp houdende fiskale en financiële bepalingen dat begin februari bij de senaat werd ingediend. Dat wetsontwerp zal de modale burger overigens maar matig interesseren. Het bevat overwegend bepalingen van financiële aard. Over het Muntfonds. En over het openbaar aantrekken van spaargelden. Om maar twee voorbeelden te noemen.
KOÖRDINATIECENTRA.
Daarnaast bevat het wetsontwerp enkele fiskale bepalingen die de gewone belastingplichtige ook slechts in geringe mate zullen kunnen bekoren. Tenzij hij wakker ligt van het reilen en zeilen van de koördinatiecentra bijvoorbeeld, of van de beurstaks die sommige financiële instellingen moeten betalen, enzovoort.
Eén bepaling verdient wel biezondere aandacht. Ten eerste omdat zij van biezonder belang is voor de praktijk. En ten tweede omdat zij het (zoveelste) schoolvoorbeeld vormt van de wispelturigheid waarvan de fiskale wetgever bij voortduur blijk geeft.
NORMAAL.
De maatregel heeft te maken met de verliezen die bedrijven kunnen rekupereren. Als een bedrijf winst maakt, dan wordt het daarop belast. Maakt het verlies, dan is er uiteraard voor dat jaar geen belasting verschuldigd. Maar wat in het daaropvolgend jaar ?
Nemen we een klein voorbeeld. Veronderstel een bedrijf dat in jaar één 100 frank winst boekt ; en in jaar twee ook 100 frank winst. Globaal genomen is het bedrijf er over twee jaar gemeten, 200 frank op vooruitgegaan. Het is dan ook normaal dat het op die 200 frank wordt belast.
LOGIKA.
Veronderstel daarentegen dat hetzelfde bedrijf in jaar één een verlies heeft van 100 frank ; en in jaar twee een winst van 100 frank. Globaal genomen is het bedrijf er dan weerom over die twee jaar bekeken niet op vooruitgegaan. De winst van jaar twee moet immers dienen om de put van jaar één te dempen. Zo bekeken is het eigenlijk logisch dat dit bedrijf geen belasting betaalt op de winst van jaar twee.
En die logika is ook de fiskale wetgever niet ontgaan. Hij laat immers toe dat verliezen “overgedragen” worden naar de daaropvolgende belastbare tijdperken om aldaar met in principe belastbare inkomsten gekompenseerd te worden.
CARRY.
Zij het dat die overdracht in België uitsluitend in één richting mogelijk is. Naar de toekomst. In een aantal landen laat men een tweerichtingsverkeer toe : overdracht van verliezen naar de toekomst (carry forward) ; en ook overdracht van verliezen naar het verleden (carry back).
Stel dat het bedrijf in ons voorbeeld in het eerste jaar een winst boekt van 100 frank en in het tweede jaar een verlies van 100 frank. En dat het voor de daaropvolgende jaren geen uitzicht heeft op winst. Het verlies van jaar twee kan dan in een systeem van carry forward niet gerekupereerd worden. Men moet wachten op een jaar waarin het bedrijf opnieuw winst maakt. Komt dat er niet van, dan is het verlies reddeloos verloren.
VOORWAARTS.
In een systeem van carry back doet dit probleem zich veel minder voor. Het bedrijf zou dan zijn verlies van jaar twee kunnen kompenseren met de inmiddels belaste winst van jaar één (wat dan aanleiding zou moeten geven tot een terugbetaling van de inmiddels voor jaar één betaalde belasting).
Maar zoals gezegd, kennen we in België dergelijk systeem van achterwaartse verlieskompensatie niet. In België kent men alleen de voorwaartse beweging.
WISPELTURIG.
Met die verlieskompensatie is er in België overigens nog iets anders aan de hand. De Belgische fiskus heeft het nooit erg op verliezen begrepen gehad. Verliezen zijn voor de fiskus contraproduktief. Zij brengen niets op. En als men dan nog toelaat dat verliezen overgedragen worden naar daaropvolgende belastbare tijdperken waarin wel belastbare inkomsten gerealizeerd worden, dan ziet hij ook die inkomsten aan zijn neus voorbijgaan.
VIJF.
Vandaar dat de overdracht van verliezen in België lange tijd streng aan banden gelegd is. Men liet ze maar bij mondjesmaat toe. Gedurende vijf jaar. Verliezen die binnen die periode niet gekompenseerd waren, gingen zonder meer verloren. Men kon er fiskaal niets meer mee doen.
Voor bedrijven die zware verliezen boekten, en weinig winstperspektief hadden, was dit allesbehalve een goede zaak. De moeilijkheden waarmee zij kampten, werden er alleen maar groter door.
TRUUKS.
In de praktijk werden dan ook alle mogelijke truuks en kombinaties gebruikt om die verliezen niet verloren te laten gaan. Een van die truuks bestond erin tijdens de boekjaren waarin men verlies leed of dreigde te lijden, geen afschrijvingen toe te passen. Het verlies kon daardoor in sommige gevallen vermeden worden, en in andere gevallen werd het alleszins verkleind.
Maar het niet toepassen van afschrijvingen is niet evident. Krachtens de boekhoudwetgeving moet men afschrijven. Ook in de jaren waarin men verlies lijdt. In het verleden we spreken dan over de jaren zeventig en vroeger was men daar nochtans vrij soepel in. De fiskus aanvaardde toen nog dat activa waarop niet werd afgeschreven, ook geen waardevermindering hadden ondergaan.
VERPLICHT.
Eind de jaren zeventig werden de boekhoudvoorschriften evenwel strenger. Zodat het niet boeken van afschrijvingen eigenlijk onmogelijk werd. Met als gevolg dat bedrijven die met verliezen te kampen hadden, hun verliezen door die verplichte afschrijvingen nog omhoog zagen gaan. Verliezen die het weze herhaald toen nog slechts gedurende vijf jaar rekupereerbaar waren.
De regering had evenwel beloofd dat de verstrenging van de boekhoudwetgeving fiskaal neutraal zou verlopen. Vandaar dat de wetgever toen ingegrepen heeft : verliezen die hun oorsprong vonden in het feit dat afschrijvingen verplicht toegepast moesten worden, werden voortaan onbeperkt overdraagbaar. Enkel de andere verliezen bleven aan de vijf-jaar-norm onderworpen.
REGEL.
Een en ander heeft er in de praktijk toe geleid dat de regel de uitzondering, en de uitzondering in feite de regel werd. Elk bedrijf past immers afschrijvingen toe. En dus kan een deel van de geleden verliezen altijd wel op een of andere manier aan het toepassen van afschrijvingen toegeschreven worden.
Onder meer dat inzicht heeft er begin de jaren negentig toe geleid dat de beperking inzake de overdraagbaarheid van verliezen tot vijf jaar, uiteindelijk geschrapt werd. Verliezen zijn sindsdien onbeperkt in de tijd overdraagbaar. Ook als zij hun oorsprong niet in toegepaste afschrijvingen vinden.
Maar de fiskus geeft en neemt. En vindt al lang dat de vennootschappen te weinig belastingen betalen. Vandaar dat kort daarna de regel werd ingevoerd dat vennootschappen hun weliswaar onbeperkt overdraagbare verliezen moesten spreiden in de tijd. Sindsdien mag per jaar nog slechts een beperkt bedrag aan overgedragen verliezen gekompenseerd worden. Per jaar maximaal 20 miljoen frank of een bedrag gelijk aan ten hoogste 50 % van de winst zodra die winst hoger is dan 40 miljoen frank.
Die regeling heeft in de praktijk tot gevolg dat er zich in hoofde van het hele peloton van vennootschappen een gigantische berg overdraagbare verliezen aan het opstapelen is. Verliezen die weliswaar onbeperkt naar de volgende jaren mogen worden overgedragen, maar waarvan in tijden van winst, per jaar slechts een klein deeltje effektief gekompenseerd kan worden. Dat werkt om verschillende redenen contraproduktief. Niet in het minst omdat dergelijke vorm van spreiding van verliesrekuperatie in de tijd, in de ons omringende landen niet bestaat.
AFSCHAFFEN.
Vandaar dat nu wordt voorgesteld de spreiding van de verliesrekuperatie in de tijd kort en goed af te schaffen. Volgens het wetsontwerp zoals het op dit ogenblik in de senaat wordt behandeld, zou de schrapping in werking treden vanaf het aanslagjaar 1996. Met dien verstande dat de schrapping enkel zou gelden voor de verliezen die geleden zijn in een boekjaar dat aan het aanslagjaar 1996 of een daaropvolgend aanslagjaar verbonden is. Anders gezegd, ten aanzien van de voorheen geleden verliezen blijft de spreiding nog wel bestaan. Allicht om een te bruusk effekt op de inkomsten van de vennootschapsbelasting te vermijden. Maar dat had men jaren geleden al kunnen vermijden door op dat ogenblik wat langer na te denken en dergelijke vorm van contraproduktieve spreiding van de verliesrekuperatie niet in te voeren.
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiskalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier