VERGUNNINGSRECHT. DURE FLESSEN LIKEUR. Strenge straffen zonder klementie

Dat de fiskus niet kan lachen met medeburgers die het niet zo nauw nemen met hun fiskale verplichtingen, is niet nieuw. De strijd om het belastinggeld is nooit zachtzinnig geweest. Zeker vroeger niet.

Als men de fiskale geschiedschrijvers mag geloven, werd bijvoorbeeld zoveel honderden jaren geleden niet het minste onderscheid gemaakt tussen toegelaten “belastingontwijking” en verboden “belastingontduiking”. Alles wat aan de keizer, de koning, of tout court, aan de overheid toekwam, was heilig. En dus was ook het belastinggeld heilig. En hoe heiliger iets is, hoe zwaarder de schuld weegt van hij die zondigt.

BRUG.

In dezelfde gedachtengang was het “ontwijken” van dat wat heilig was, al even zondig als het regelrecht ontduiken en frauderen. Zo vertelt de Nederlandse professor Ydema in het Weekblad voor Fiskaal Recht, dat het niet toegestaan was “om een rivier te doorwaden, om aldus aan tolheffing bij een brug te ontsnappen. Ook niet, wanneer die tolheffing een vergoeding was voor het gebruik van die brug en men die brug niet wenste te gebruiken”. Kortom “voor slimme belastingkonstrukties was er geen plaats” (WFR, 1995/6150, p. 706).

TUNNEL.

Vertaald naar vandaag, zou dit betekenen dat men strafbaar zou zijn, als men b.v. verkiest onder de Schelde door te rijden via de tolvrije Antwerpse Kennedytunnel in plaats van door de wat verder gelegen en met tolheffing bezwaarde Liefkenshoektunnel. Of nog dat men fiskale sancties zou riskeren als men naar de Côte d’Azur wil afzakken via de onbelaste Bison Futé in plaats van gebruik te maken van de met péage-kantoren bezaaide Route du Soleil.

Daar is tegenwoordig uiteraard geen sprake meer van. In de gekultiveerde rechtstaat die we vandaag kennen, wordt terecht onderscheid gemaakt tussen “ontwijking” en “ontduiking”. Alleen het ontduiken van de belasting is nog strafbaar.

DOEANE.

Sporen van de strengheid waarmee onze verre voorvaderen (of beter gezegd, hun koningen en keizers) aankeken tegen al wat met de belastingen te maken had, vinden we nog wel terug in bijvoorbeeld de strengheid die bij voortduur geldt op het gebied van de doeane en aksijnzen. Op geen enkel gebied van het belastingrecht zijn de sancties in geval van ontduiking zo zwaar. Allicht omdat zij daar, meer dan waar ook, bedoeld zijn om een afschrikkend effekt te hebben. Potentiële smokkelaars, sluikstokers, en andere kandidaat-ontduikers moeten weten dat zij zware straffen riskeren, wanneer zij in de fout gaan. Die straffen zijn dan ook indrukwekkend hoog.

HISTORISCH.

Zo zal men zich het inmiddels historisch arrest herinneren waarbij het Hof van Beroep in Luik begin de jaren tachtig een Turks gastarbeider veroordeelde. De brave man had zich bezondigd aan de onrechtmatige invoer lees, smokkel van welgeteld vijfhonderd sigaretten. En werd daarvoor veroordeeld tot vier maanden effektieve gevangenisstraf, tot betaling van 883 frank ontdoken rechten, tot 8830 frank boete plus de gerechtskosten, tot inbeslagname van de vijfhonderd sigaretten, én klap op de vuurpijl tot inbeslagname van de auto waarmee het misdrijf was gepleegd.

Het ging hier uiteraard om een extreem geval. De man was veroordeeld “bij verstek”, en de strengheid van de straffen had allicht ook te maken met het feit dat de betrokkene geen teken van leven had gegeven, en nooit gereageerd had op uitnodigingen van de fiskus om over de vastgestelde inbreuk kontakt op te nemen. De man in kwestie heeft de gevangenisstraf van vier maanden overigens niet moeten uitzitten. Omdat men blijkbaar ook vond dat de strafmaat fel overdreven was, werd die gevangenisstraf toen ambtshalve kwijtgescholden.

BMW.

Maar één en ander toont wel aan hoe zwaar de straffen op het gebied van de doeane en aksijnzen kunnen wegen. Het voorbeeld van de Turkse gastarbeider is trouwens geen alleenstaand geval. Wie door de rechtspraak grasduint, komt nog veel meer gruwelijke sancties tegen. Zo was er bijvoorbeeld nog geen tien jaar geleden het geval van een man die met de car-ferry terugkwam van Groot-Brittannië. En bij onderzoek van zijn wagen werd vastgesteld dat hij niet-aangegeven goederen bij had waarop in totaal zegge en schrijve voor 214 frank invoerrechten verschuldigd waren.

De man in kwestie zal zich dat uitstapje nog lang herinneren. Want het kostte hem niet alleen de betaling van die 214 frank invoerrechten, maar daarnaast ook een boete van tienmaal het bedrag van de ontdoken rechten, en bovendien de verbeurdverklaring van de wagen waarmee hij de snode misdaad bedreven had. En ware dat een tweedehands “deux-chevautje” geweest, dan was de ramp misschien nog niet zo groot geweest ; maar in casu reed de man met een riante BMW. Zelfs het Hof van Beroep in Antwerpen vond die straf buitenissig. Maar een poging om ze te milderen, strandde toen voor het Hof van Kassatie dat ter zake geen klementie had.

DRANK.

Die strenge strafmaat geldt niet alleen op het eigenlijke vlak van de doeane en aksijnzen, maar ook op het gebied van de belastingen die in de marge daarvan liggen. Zo bijvoorbeeld ook op het vlak van het “vergunningsrecht”. Cafébazen en restauranthouders kennen daar alles van. De wetgeving ter zake verbiedt immers elke aanwezigheid van sterke dranken, niet alleen in de plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn, maar zelfs in de belendende woning die een rechtstreekse toegang tot de drankgelegenheid heeft. Tenzij men ter zake over een vergunning beschikt.

Die vergunning is uiteraard niet bedoeld om de Belgen af te houden van het nuttigen van sterke dranken. Wel om ter gelegenheid daarvan een “vergunningsrecht” te heffen dat de Schatkist veel geld opbrengt. Vandaar de strenge straffen voor café-bazen, enz. die wel sterke drank op of onder de toonbank hebben, zonder dat zij het vergunningsrecht betaald hebben.

IJSSALON.

Sporen van die strengheid vind je tegenwoordig ook links en rechts in de rechtspraak terug. Zo is er enkele jaren geleden nog het geval geweest van een mevrouw die een ijssalon uitbaatte en die betrapt werd op de aanwezigheid van één aangebroken fles kirsch in de verbruikszaal. Volgens de mevrouw in kwestie diende die fles brandewijn uitsluitend om de smaak van haar ijsjes te aksentueren ; maar dat mocht allemaal niet baten. De aanwezigheid van die ene fles sterke drank bleek ook hier weer voldoende om de betrokkene zwaar te straffen. Het moet de mevrouw in kwestie vele tienduizenden franken hebben gekost.

FRIGO.

Hetzelfde overkwam nog niet zolang geleden een andere mevrouw die ook een verbruikssalon uitbaatte. En in de frigo onder haar toonbank werd ook een aangebroken fles likeur gevonden. Met nog net een bodempje in, goed voor een handelswaarde van geen veertig frank.

De Administratie stelde haar een minnelijke schikking voor met een boete van 3000 frank, maar dat vond de betrokkene een beetje van het goede te veel. Te meer omdat zij de fles likeur naar eigen zeggen niet voorhanden had ten behoeve van haar klanten, maar slechts ten behoeve van haar zieke moeder die af en toe behoefte had aan een likeurtje.

Aangezien zij de minnelijke schikking weigerde te betalen, werd zij voor de korrektionele rechtbank gedaagd. En daar kreeg zij de volle lading : een boete gelijk aan twee keer het ontdoken vergunningsrecht (zijnde 24.000 frank of acht keer meer dan het voorgestelde bedrag van de minnelijke schikking) of een vervangende gevangenisstraf van twee maanden, verbeurdverklaring van de fles likeur, en betaling van enkele duizenden franken andere vergoedingen en kosten.

ARBITRAGEHOF.

De mevrouw in kwestie kon niet geloven dat zij voor zo’n klein misstapje zoveel zou moeten betalen en vroeg zich af of dergelijke straftoemeting wel in overeenstemming is met het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel.

Kan het dat men iemand die niet onmiddellijk wil ingaan op een minnelijke schikking, nadien veroordeelt tot acht keer meer ? Komt de dreiging van dergelijke zware sanctie in feite niet neer op een morele dwang om de voorgestelde minnelijke schikking zonder meer te betalen ? Ook als men zich niet schuldig voelt ? En worden “misdadigers” op het gebied van vergunningsrecht aldus niet strenger behandeld dan “misdadigers” van gemeen recht (dieven, struikrovers, bankovervallers, enz.) ?

Maar het Arbitragehof, aan wie de vraag naar een mogelijke discriminatie werd voorgelegd, ziet geen spoor van discriminatie. De door de wetgever voorziene boeten zijn in redelijkheid verantwoord. Door die boeten op te leggen, handelt de Administratie niet willekeurig. Bovendien kan de strafrechter rekening houden met verzachtende omstandigheden. Van een ongelijke behandeling kan bijgevolg geen sprake zijn.

Moraal van het verhaal : wie iets mispeutert op het gebied van doeane en aksijnzen of daarmee verwante belastingen, mag zich aan strenge straffen verwachten en moet niet rekenen op veel mogelijkheden om daaraan te ontsnappen.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content