Top of flop?

Touroperators zwaaien met dumpprijzen en het regenwater staat kniehoog. Heeft het Belgische toerisme nog een kans? Vlaanderen is behoorlijk in trek, maar de Waalse publiekstrekker Bouillon verloor veel van zijn glans. Een Waals-Franse combine moet redding brengen.
De regen druipt van de vensters van het Château Fort in Bouillon. En toch krioelen tientallen bezoekers in de nauwe, vochtige gangen van het kasteel, dat boven het Ardense stadje uittorent. “Het kasteel is een van de grootste publiekstrekkers van onze streek,” zegt Rita Dupont van de plaatselijke toeristische dienst Syndicat d’Initiative. “Vijftien jaar geleden telden we jaarlijks 80.000 bezoekers, vorig jaar waren dat er 140.000. Het kasteel van Bouillon blijft toeristen lokken. In het midden van de jaren tachtig kende het toerisme één grote piek in de zomermaanden, met gasten die een volledige vakantie van een tot twee weken boekten. Nu komen ze veel meer gespreid.”
Tegenwoordig gaan toeristen blijkbaar liever voor twee weken aan de Middellandse Zee zomeren. Alleen voor kortere trips kan de stad aan de Semois nog bekoren. Het voorbije decennium kreeg Bouillon forse klappen: het aantal overnachtingen in de 59 ‘logiesinrichtingen’ daalde, volgens cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, van 291.000 in 1992, naar 179.000 in 1999. Bouillon wil koste wat het kost het tij keren. Het sleutelde driftig aan het aanbod van activiteiten: van gastronomische weekends over museumpasjes tot avontuurlijke seminaries. En naast le Château Fort kan de bezoeker ook terecht in het Musée Ducal en de Archéoscope, een multimediale ruimte waar de kruistocht van Godfried van Bouillon nog eens wordt overgedaan.
Franse hulp.
En ten slotte is er de twee jaar jonge samenwerking met de Noord-Franse stad Sedan, die op 20 kilometer van Bouillon ligt. De grensoverschrijdende promotie van het toerisme in la vallée de la Semois wordt met Europees manna gesubsidieerd. Bouillon en Sedan bieden gezamenlijke packages, verkopen zich samen op toeristische beurzen en komen vanaf september met een gemeenschappelijke website. De samenwerking leverde in 1999 10% meer bezoekers in het Château Fort op.
Misschien blijft de Vlaamse toerist gewoon liever in eigen streek. Want in Blankenberge en Kasterlee groeide het toerisme wél. De kustgemeente zag tussen 1992 en 1999 het aantal overnachtingen van 488.000 naar 575.000 klimmen. De ‘Parel van de Kempen’ noteerde een stijging van 142.000 naar 163.000 overnachtingen.
Die groei is merkwaardig. Kasterlee zag aan het begin van de jaren tachtig zijn traditionele klanten immers wegkwijnen: de begoede en wat oudere Antwerpse burgerij die in het weekend in een buitenhuisje of een landelijk hotel kwam verpozen.
“We hebben het beleid toen helemaal omgegooid,” zegt Karel Bogaerts, voorzitter van de vzw VVV Toerisme Kasterlee. ” Bobbejaanland ( in 1999 goed voor 950.000 bezoekers, nvdr.) en het jeugdcentrum Hoge Rielen, dat jaarlijks meer dan een miljoen bezoekers krijgt, waren de motor voor de verschuiving. In 1990 kwam daar nog de Kabouterberg bij, een semi-natuurlijk park voor kinderen. Plots verschoof onze aandacht van de senioren naar de kinderen en jongeren.”
Die nieuwe focus betekende geen vermindering van de bestedingsdrift. De ouders van de kleintjes stimuleren de consumptie. Kasterlee zorgde ook voor de nodige horeca-accomodatie: met negen hotels (goed voor 200 bedden) en 25 restaurants lokt de gemeente elk weekend gemiddeld 5000 feestvierders. De hotels beschikken over alle faciliteiten; het bekendste is De Residentie, waar de Rode Duivels tijdens Euro 2000 verbleven.
Het Bourgondische karakter van Kasterlee gaat gepaard met een gezond imago: fietsers, mountainbikers, kajakkers en wandelaars vinden hun weg naar de Kempense trekpleister. Van de totale oppervlakte van 7300 hectare, is maar liefst 2500 hectare bos. Negentien wandelroutes tonen de liefhebbers het bos tussen de bomen.
Knooppunt.
Het sterke recreatieve karakter maakt van de Kempense gemeente een ‘toeristisch knooppunt’. Ook het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geeft Kasterlee voortaan die juridische omschrijving. “Kasterlee leeft van het toerisme,” benadrukt Karel Bogaerts. “Op IJsboerke na, hebben we geen industrie in onze gemeente. We zijn het belangrijkste toeristische centrum van de Kempen, en we zullen ook in de toekomst geen industrie hebben.” Volgens cijfers van Toerisme Provincie Antwerpen werkt een vijfde van de actieve bevolking in Kasterlee in de sector ‘toerisme en recreatie’ – het gemiddelde voor de provincie Antwerpen bedraagt amper 4,5%. Daarmee heeft Kasterlee het hoogste aandeel in de hele provincie. Alleen Mol trekt in de Kempen nog meer volk, al heeft de gemeente aan het Zilvermeer die toppositie vooral te danken aan de halfmiljoen overnachtingen in het recreatiepark Sunparks Kempense Meren.
Aan de andere kant van Vlaanderen moet ook Blankenberge het niet bepaald van haar industrie hebben. Een handvol ambachtelijke bedrijven wil nog even de schijn ophouden, maar het toerisme is overduidelijk de motor van de kuststad. Op drukke dagen verviervoudigt het bevolkingsaantal: de 18.000 inwoners ontvangen dan 18.000 dagjesmensen en reserveren nog eens 36.000 bedden voor bezoekers die enkele nachten blijven.
“We hebben de voorbije tien jaar een duidelijke trendwijziging doorgevoerd,” zegt burgemeester Ludo Monset ( VLD). “We blijven mikken op de familiale middenklasse, maar we wilden weg van het populistische imago.”
Blankenberge kreeg dus meer kwaliteit. Dat uit zich vooral in een bredere waaier aan activiteiten. Er wordt nogal wat geld in de kustgemeente gepompt: drie miljard door de overheid – waarvan één miljard via subsidies van hogere overheden – en nog eens drie miljard door de privé-sector. Attracties zijn het gerenoveerde casino, het Serpentarium en het Sea Life Center, dat na vijf jaar al twee miljoen bezoekers lokte. Het oude postgebouw wordt een folkloremuseum rond visserij en de jachthaven wordt uitgebreid van 750 naar 1000 ligplaatsen. En in 2002 opent de fabrikant van miniatuurtreinen Märklin een ‘Europees promotiecentrum’ op de dan volledig gerenoveerde pier. “We zorgden voor een breed gamma van all weather creaties,” aldus Monset. “De invulling van de vrije tijd is meer dan in de zon liggen. De toerist wil participeren, maar het moet ontspannend blijven.”
Evenwichtsoefening.
De investeringen blijken geen weggegooid geld. Volgens een onderzoek van het West-Vlaams Economisch Studiebureau ( WES) steeg het aantal overnachtingen in Blankenberge tussen 1992 en 1997 met 12%. De overige kustgemeenten moesten triest toekijken hoe hun cijfer met 15% achteruit ging. Bovendien groeide de werkgelegenheid in het Blankenbergse toerisme met 27%, terwijl de gemiddelde groei aan de hele kust 5% bedroeg. Maar of de gemiddelde toerist ook dieper in de portemonnee tastte, kon het WES nog niet berekenen. “Daarover hebben we geen exacte cijfers,” geeft Monset toe. “Maar we merken dat de betere winkels en hotels in Blankenberge investeren en uitbreiden. Na tien jaar beginnen we dus de effecten te zien van een heel moeilijke vingeroefening. We hebben het peil van onze badstad kunnen optrekken, zonder klanten af te stoten.”
FOTO 1
FOTO 2
FOTO 3
wolfgang riepl
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier