RULING. EEN GEHEIM LEVEN. Gebrek aan openheid bij rulingkommissie

België beschikt sinds een tweetal jaar over een heuse “rulingkommissie”. Een instantie binnen de belastingadministratie waaraan je als belastingplichtige over sommige zaken voorafgaandelijk een schriftelijk akkoord kunt vragen. Een akkoord dat de administratie juridisch bindt en waarop zij dus achteraf niet meer kan terugkomen.

Maar hoe het met die rulingkommissie gesteld is, wat haar werkzaamheden zijn, en hoe haar rechtspraak evolueert, dat zijn allemaal punten die voor het grote publiek in ruime mate verborgen blijven. En dat is jammer.

De mogelijkheid om voorafgaandelijk juridisch bindende akkoorden te verkrijgen, werd in brede kring immers als een welgekomen vernieuwing aangezien. Vooral omdat de fiskale wereld ook sedert een tweetal jaar gekonfronteerd wordt met een algemene “anti-misbruikbepaling”. Op basis daarvan kan de belastingadministratie juridische kwalifikaties die aan bepaalde akten gegeven worden, gewoon opzij schuiven, zodra blijkt dat die kwalifikatie tot doel heeft de belasting te ontwijken ; tenzij de belastingplichtige aantoont dat de gegeven kwalifikatie aan rechtmatige financiële of ekonomische behoeften beantwoordt.

DRAAGWIJDTE.

Die algemene anti-misbruikbepaling zorgt in de praktijk voor grote onzekerheid. Niemand ziet immers zelfs nu de maatregel al enkele jaren bestaat wat er de precieze draagwijdte van is. In de vakpers worden de degens nog steeds gekruist over de juiste teoretische grondslag van de algemene anti-misbruikbepaling. En dat is natuurlijk van essentieel belang. In de meetkunde moet men ook eerst weten of men met een “cirkel” of met een “vierkant” te maken heeft, vooraleer men de geijkte formules kan toepassen voor het berekenen van de omtrek of van de oppervlakte. Zo ook moet men van de algemene anti-misbruikbepaling ook eerst weten of het gaat om een toepassing van de leer van het “rechtsmisbruik”, dan wel om die van de “wetsontduiking”, of om nog gelijk welke andere leer, vooraleer men daar de gepaste konklusies kan aan vastknopen.

Maar zoals gezegd, is men het daarover nog steeds grondig oneens. En dus blijft het grotendeels tasten in het duister. Met als enig lichtpuntje, het feit dat men aan de rulingkommissie een voorafgaand schriftelijk akkoord kan vragen over de vraag of de kwalifikatie die men aan een akte geeft wel of niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of ekonomische behoeften.

Op basis van de administratieve rechtspraak die de rulingkommissie in de loop der jaren op dit punt ontwikkelt, kan de fiskale praktijk zich dan minstens al een beeld vormen van hoe de rulingkommissie voor zichzelf de draagwijdte van de anti-misbruikbepaling ziet. Maar op dit punt loopt het blijkbaar grondig fout.

PUBLIKATIE.

Het is wel allemaal met veel goede voornemens begonnen. Naar aanleiding van de introduktie van de algemene anti-misbruikbepaling, annex de mogelijkheid om voorafgaandelijk schriftelijke akkoorden te vragen, is immers uitdrukkelijk gezegd dat de rulingkommissie open kaart zou spelen. De beslissingen van de rulingkommissie zouden immers stuk voor stuk gepubliceerd worden in het Bulletin der Belastingen, zijnde het huisorgaan van de Administratie der Direkte Belastingen. Wie op de hoogte wil blijven, kan het daar allemaal lezen.

Maar o wee de belastingplichtige die zich de moeite getroost om in het “Bulletin der Belastingen” te bladeren, in de hoop om daar veel wijzer te worden over het reilen en zeilen van de rulingkommissie. Hij komt van een kale reis thuis.

Niet dat de beslissingen van de rulingkommissie niet gepubliceerd zouden worden. Integendeel. Ze worden, voor zover we kunnen zien, “allemaal” gepubliceerd. Maar juist daardoor verwordt de openheid van de rulingkommissie al een beetje tot een karikatuur van zichzelf. Zoals gezegd, kan de rulingkommissie immers slechts over bepaalde zaken een voorafgaandelijk bindend akkoord geven. Je moet haar bijvoorbeeld niet vragen of een bepaald onderhoudsgeld wel of niet aftrekbaar is. Gewoon omdat de rulingkommissie daarvoor niet bevoegd is. Wel bijvoorbeeld of een bepaalde juridische kwalifikatie al dan niet aan rechtmatige financiële of ekonomische behoeften beantwoordt.

ONONTVANKELIJK.

Uit de praktijk blijkt evenwel dat aan de rulingkommissie de meest uiteenlopende vragen worden gesteld, waarvan een groot deel zonder meer buiten haar bevoegdheidssfeer vallen. Met als gevolg dat de rulingkommissie die vragen stuk voor stuk onontvankelijk moet verklaren. En die beslissingen worden ook gepubliceerd. Op zich is dat natuurlijk niet slecht. Zodoende leert het publiek dat men de kommissie niet moet lastig vallen met om het even wat. Maar wat baat het nog beslissingen te publiceren over bepaalde vragen waarvan de fiskale wereld intussen meer dan voldoende op de hoogte is dat ze mijlenver buiten de bevoegdheid van de rulingkommissie vallen ?

TRAAG.

Tweede probleem : de traagheid. Om mij een beeld te kunnen vormen van de administratieve rechtspraak van de rulingkommissie, moet ik uiteraard zo snel mogelijk weten waarover ze zich uitspreekt, en in welke zin. Niet gisteren, niet eergisteren, maar vandaag. Dergelijke snelheid kan in de praktijk uiteraard niet. Om de beslissingen in het “Bulletin der Belastingen” te publiceren, is er vanzelfsprekend wat tijd nodig. Maar waarom moet dat meer dan een jaar duren ? In het “Bulletin der Belastingen” van april 1995 staan acht beslissingen te lezen. Vier van januari 1994, twee van februari 1994 en twee van maart 1994. Stuk voor stuk dus meer dan twaalf maanden oud. Intussen weet men “via, via” dat de rulingkommissie al lang een hele hoop andere beslissingen genomen heeft, over naar verluidt soms heel belangrijke punten. Maar tot nader order krijgt men die beslissingen niet te zien. Men kan er alleen maar naar raden, en hopen dat er van tijd tot tijd eentje uitlekt.

BONDIG.

Derde probleem : als de rulingkommissie beslissingen publiceert, dan zou men toch mogen verhopen dat die beslissingen zodanig geformuleerd zijn, dat men er in de praktijk iets aan heeft. Maar ook hier loopt het mis. De beslissingen die gepubliceerd worden, zijn in de meeste gevallen zodanig kryptisch en bondig opgesteld en samengevat, dat men de grootste moeite heeft om daar een touw aan vast te knopen.

Neem bijvoorbeeld een van de zojuist gepubliceerde beslissingen. In casu ging het om een vennootschap die klaarblijkelijk deel uitmaakt van een vennootschapsgroep. En die bepaalde diensten verstrekt en dus doorfaktureert aan de andere vennootschappen van deze groep. De prijs die zij daarvoor aanrekent, bepaalt zij op 105 % van haar werkingskosten. Nu wou deze vennootschap van de rulingkommissie weten of die prijs in de gegeven omstandigheden al dan niet beschouwd moet worden als een “abnormaal of goedgunstig voordeel” in de zin van artikel 26 van het wetboek van de inkomstenbelastingen.

Die vraag is terecht. De rulingkommissie is immers (onder meer) bevoegd om zich uit te spreken over de vraag of “een voordeel dat verleend wordt in de omstandigheden als vermeld in artikel 26 niet abnormaal of goedgunstig is”.

Maar wat krijgt onze arme vennootschap te horen ? We citeren letterlijk : “De winst van verzoekster is, overeenkomstig de bepalingen van art. 185, WIB 92 en art. 74 KB/WIB 92, gelijk aan het totaal bedrag gevormd door de reserves, de verworpen uitgaven en de dividenden”, waarop de rulingkommissie besluit “op de vraag geen voorafgaand akkoord te geven”.

De lezer weze gerustgesteld. Toen we deze beslissing in het “Bulletin der Belastingen” lazen, konden we daar ook kop noch staart aan krijgen. Men moet immers al een meer dan ervaren “watcher” zijn van het rulinggebeuren om dit kryptisch taalgebruik te kunnen ontcijferen. Dat is alleen voor enkele insiders weggelegd die zelf al meermaals met de rulingkommissie te maken hebben gehad. Tot nader order horen we daar niet bij.

Gelukkig kennen we wel een paar kollega’s die iets vertrouwder zijn met het ontcijferen van het Latijn van de rulingkommissie. Zij wisten ons te vertellen dat het hoger vermelde raadsel alleen maar wil zeggen dat de rulingkommissie weigert een “cost plus”-metode in aanmerking te nemen voor het vaststellen van het fiskaal resultaat van een onderneming.

Maar eerlijk gezegd, dat was toch de vraag niet. De vraag was alleen of een fakturatie tegen 105 % van de werkingskosten wel of geen abnormaal of goedgunstig voordeel inhoudt. Waarom weigert de rulingkommissie daarop te antwoorden ? Waarom hult ze zich in mysterieus stilzwijgen ?

UITBREIDING.

Een en ander is des te erger nu de rulingkommissie vanaf 1 juli aanstaande niet alleen maar bevoegd is op het gebied van de direkte belastingen, maar er ook nog de registratie- en successierechten bijkrijgt. Vanaf diezelfde datum wordt de algemene anti-misbruikbepaling immers uitgebreid naar die twee andere belastingen. Inclusief de mogelijkheid om een voorafgaand schriftelijk akkoord te vragen omtrent het rechtmatig financieel of ekonomisch karakter van een juridische kwalifikatie die aan een bepaalde akte in het kader van de registratie- en successierechten gegeven wordt.

Als de rulingkommissie zich ten aanzien van deze twee belastingen even raadselachtig opstelt, kan men zich evenwel afvragen, of deze uitbreiding naar de sektor van de registratie- en successierechten, alleen daarom al niet te betreuren valt.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content