Plant eens een populier

Woensdag 6 mei moet een hoogdag worden voor de Vlaamse biotechnologie. Dan start namelijk de eerste veldproef in ons land met genetisch gewijzigde populieren. Maar de sector is er niet gerust op. Ggo’s verhitten namelijk nog altijd de gemoederen, en gevreesd wordt dat actievoerders het experiment zullen vernielen.

Onderzoekers van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) zijn erin geslaagd door een genetische ingreep bij populieren hout te produceren waaruit tot 50 procent meer biobrandstof kan worden gewonnen. De bleek uit serreproeven in de VIB-labo’s, maar moet nu door veldproeven, waarbij de bomen worden blootgesteld aan weer en wind, worden bevestigd.

Na een politiek en juridisch steekspel dat een vol jaar in beslag nam, kan de veldproef starten. Maar bij het VIB houdt men de vingers gekruist. “Ik hoop dat ons waardevolle onderzoeksmateriaal niet vernield wordt”, zegt René Custers, de ggo-expert van het VIB. “Maar als onderzoeksinstelling sta je zwak tegenover mensen die echt kwaad willen.”

Het proefveld zal zowat 450 dunne en dicht op elkaar staande boompjes omvatten, die meteen worden gekortwiekt van ruim twee meter tot amper 10 centimeter, maar al na drie jaar zal een eerste keer gerooid kunnen worden. De eerste boompjes worden geplant in het technologiepark in Zwijnaarde door voogdijminister Patricia Ceysens (Open Vld). Mede dankzij haar lobbywerk in dit dossier wordt ze in de bio-techsector zowat op handen gedragen.

Het dossier heeft voor de Vlaamse biotechsector dan ook een grote symbolische waarde. “Dit is een kleine maar heel belangrijke stap”, zegt Johan Cardoen, CEO van de BASF-plantenbiotechdochter CropDesign en voorzitter van de biotechclusterorganisatie FlandersBio. “Een mijlpaal”, vindt ook Custers.

Cardoen hoopt dat toekomstige ggo-dossiers veel minder gepolitiseerd zullen zijn. “Gent is voor plantenbiotechnologisch onderzoek een marktleider en het zou voor België en Europa interessant zijn als we ook voor de stap van het labo naar het veld op wereldschaal een rol kunnen spelen”, voegt Custers eraan toe.

Dat het populierendossier zo lang heeft aangesleept, heeft alles te maken met de contraire houding van de Waalse minister van Milieu, Benoît Lutgen (cdH) en de federale PS-ministers Laurette Onkelinx (Volksgezondheid) en Paul Magnette (Milieu). Vooral bij Magnette leken politiek-electorale redenen een grote rol te spelen. Enkel nadat de Waalse excellenties zowel door de Europese Commissie als door de Belgische Raad van State werden terechtgewezen, gaven zij hun verzet schoorvoetend op. Intussen had het dossier een scherp communautair tintje gekregen. De voltallige Vlaamse regering, met Ceysens op kop, had van het oplossen van het populierenprobleem een erezaak gemaakt.

“We beschouwen de goedkeuring van deze veldproef als een langverwacht positief signaal van de overheid en hopen dat de biotechnologie kansen krijgt om zich hier verder te ontwikkelen zodat ons land gelijke tred kan houden met andere regio’s”, zegt André Roef, de algemeen directeur van Bayer BioScience NV. Die plantenbiotechdivisie van Bayer was eerder gekend onder de naam Plant Genetic Systems.

Koppige Vlaamse klei

Het openluchtexperiment met de populieren is de eerste veldproef met een ggo-gewas in ons land sinds 2002. Vernielingen van proefvelden, onder meer voor maïs, cichorei en suikerbiet, én een wurgende en onzekere wetgeving droegen ertoe bij dat zelfs grote wereldspelers als Bayer hun veldproeven naar andere contreien versasten. De eerste nationale wetteksten voor veldproeven met ggo-gewassen gingen toen namelijk veel verder dan de Europese richtlijnen. In 2003 was er nog één aanvraag, van de KULeuven, voor genetisch gewijzigde appels. Maar de universiteit kreeg zoveel voorwaarden opgelegd dat zij snel de handdoek in de ring gooide. De veldproef werd finaal ook niet goedgekeurd.

De populierenveldproef is de eerste test voor de nieuwe Belgische ggo-wetgeving uit 2005, gebaseerd op een Europese richtlijn, die de introductie in het milieu en het in de handel brengen van genetisch gewijzigde gewassen reglementeert.

Ondanks de steun van de Europese Commissie voor ggo’s raken die in een groot stuk van West-Europa moeilijk uit het verdomhoekje. Dat het zeven jaar heeft moeten duren voor er weer een simpele veldproef mogelijk was, is daarvan een goed voorbeeld. “Het gaat inderdaad maar heel strompelend vooruit”, zegt moleculair bioloog Custers, die sinds eind 1997 bij het VIB actief is. “Er is in Europa een andere basishouding tegenover nieuwe dingen dan in zeg maar de VS of Japan. De Europeaan is meer wantrouwend. Ze vrezen hun culturele en culinaire identiteit te verliezen als hier ggo’s geïntroduceerd worden.”

Hoewel de lijst van ggo-gewassen die mogen worden ingevoerd toch al aardig aandikt, mag er nog altijd maar één ggo-gewas verbouwd worden in Europa, namelijk de genmaïs met de codenaam MON810 die wordt geproduceerd door het Amerikaanse concern Monsanto. Daarbij werd in de maïsplant een gen ingebouwd dat als insecticide optreedt.

Ruim tien jaar na die toelating lijkt het erop dat steeds meer Europese lidstaten zich die toelating hebben beklaagd. Zo besliste Duitsland, toch de thuishaven van Bayer en BASF, eerder deze maand om het telen van MON810 te verbieden. “Mogelijk gaan die bedrijven nu overwegen hun onderzoek naar de VS te verplaatsen om een sterk politiek signaal te geven”, vreest Cardoen.

Maar Duitsland is bij lange na geen uitzondering in Europa. Frankrijk deed ruim een jaar geleden hetzelfde, en eerder banden Luxemburg, Griekenland, Oostenrijk en Hongarije het zogenaamde BT-maïs. Toch blijft Custers ervan overtuigd dat een opmars van ggo-gewassen net als in andere werelddelen, onvermijdelijk is. “Ik denk toch dat vroeg of laat de ggo’s op grotere schaal zullen worden geïntroduceerd op de Europese akkers.”

Cardoen wijst erop dat de veldproef – als die niet wordt vernield – nieuwe toekomstperspectieven biedt voor bedrijven die actief zijn in de sector. Zo zou ook Bayer volgens hem opnieuw kunnen overwegen veldproeven te doen in Vlaanderen, net als BASF. “CropDesign werkt voornamelijk op rijst, maar in het moederhuis BASF wordt ook volop gewerkt op aardappelen, en we sluiten niet uit dat we daarvoor veldproefdossiers gaan indienen”, zegt Cardoen. Veel succes heeft BASF echter nog niet gehad in zijn vruchteloze pogingen om een genetisch gewijzigde aardappel in Europa voor teelt goedgekeurd te krijgen. De zogenaamde Amflora-aardappel van BASF heeft een genetisch gewijzigde zetmeelsamenstelling die hem uiterst geschikt maakt voor de papierproductie.

“Die Amflora heeft BASF al vele miljoenen gekost door weerstand die niet rationeel is”, vindt Custers. “Die aardappel is volstrekt veilig, maar bevat één zogenaamde antibioticumresistentiemerker. Jammer genoeg strooien de ngo’s daar soms feitelijke onjuistheden over in het rond.” (T)

opinie. Handen af van die populieren, blz. 8

Door Bert Lauwers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content