Pensioenconferentie stelt de verkeerde vragen
Federaal minister van Pensioenen Marie Arena (PS) heeft vorige week vrijdag de Nationale Pensioenconferentie op gang geschoten, maar nu al weten we dat het een maat voor niets wordt.
Ten eerste is het in een pre-electoraal klimaat bijna onmogelijk om een consensus te bereiken over een heikel dossier als de pensioenen, ook al geeft de minister zichzelf een jaar om tot resultaten te komen. De regeringspartijen zijn over het thema al aan het kibbelen nog voor de gesprekken echt op gang zijn gekomen. Zo was de Open Vld niet te spreken over de voorstellen van Arena om de fiscale aftrekbaarheid van het pensioensparen af te schaffen of te verminderen. Daarmee zitten we direct bij het tweede element dat een hypotheek legt op het welslagen van de conferentie: de focus wordt te veel gelegd op de wettelijke pensioenen, de eerste pijler van ons pensioenstelsel. In interviews voorafgaand aan de conferentie lieten minister Arena en Michel Jadot, die de task force van de conferentie moeten leiden, in hun kaarten kijken. Jadot, ex-topman van de federale overheidsdienst Werk en van PS-signatuur, loopt niet hoog op met wie beweert dat de tweede en derde pensioenpijler (bedrijfspensioenen en individueel pensioensparen) een noodzakelijke aanvulling zijn op het lage wettelijke pensioen. Hij en Arena zien de tweede pijler niet als volwaardig onderdeel van het pensioenstelsel, omdat slechts 50 procent van de werknemers spaart voor zo’n bedrijfspensioen. En op het individuele pensioensparen weigeren ze gewoonweg het etiket ‘pensioen’ te plakken.
Door de fiscale behandeling van de aanvullende pensioenen ter discussie te stellen, gaan verstandige mensen als Jadot kort door de bocht. Pensioensparen is fiscaal aantrekkelijk geworden als compensatie voor de plafonnering van de pensioenuitkeringen. Elk inkomen boven 44.081 euro bruto per jaar wordt immers niet meegeteld in de berekening van de pensioenuitkering. De sociale bijdragen zijn daarentegen niet geplafonneerd: hoe hoger het loon, hoe meer sociale bijdragen. Een deel van de sociale bijdragen wordt zo een belasting. Als compensatie kan een werknemer zijn pensioensparen aftrekken van de belastingen. Wanneer dit evenwicht verstoord wordt, dreigt men de legitimiteit van het pensioenstelsel verder te ondergraven. Het stelsel, een evenwicht tussen verzekering en solidariteit, dreigt dan te veel in de richting van een zuiver solidariteitsmechanisme te evolueren. Wie twijfelt aan de zin van het fiscale gunstregime van de aanvullende pensioenen, stelt dus de verkeerde vragen.
Ook in het debat over de wettelijke pensioenen dreigt het mis te lopen. Arena en Jadot verdienen weliswaar een pluim wanneer ze pleiten voor een verhoging van de werkelijke pensioenleeftijd. Die ligt met 58 jaar nog altijd een stuk lager dan de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar. Maar ook hier stellen ze de verkeerde of onvolledige vragen: hoe kunnen we oudere werknemers financiële voordelen geven om langer aan het werk te blijven? Maar ze vragen zich niet af of de overheid niet evenzeer vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt moet bestraffen. Als de pensioenconferentie daar geen werk van maakt, zal het eindresultaat bedroevend zijn. (T)
Door Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier