Microfinanciering is onschuld kwijt”
Binnenkort is het 11 november. Tijd voor 11.11.11, en voor solidariteit met het zuiden. Microfinanciering speelt een belangrijke rol. Die sector wordt stilaan volwassen, en dat gaat gepaard met controverse. Dreigt microfinanciering een schaamlapje te worden om grote winsten te maken?
Bij gewone banken kunnen arme ondernemers uit ontwikkelingslanden niet terecht voor de kleine kredieten die ze nodig hebben. Microfinanciering biedt hun een oplossing. In die sector vinden de armen uit het zuiden dezelfde diensten als bij de reguliere financiële instellingen, maar dan voor kleine bedragen en met een dienstverlening op maat. Het concept is ontstaan in 1976 als financieringsidee bij de Bengaalse Grameen Bank van de latere Nobelprijswinnaar Muhammad Yunus, maar de sector is intussen uitgegroeid tot een miljardenbusiness. Waarnemers gaan ervan uit dat zo’n 150 miljoen mensen een microkrediet hebben ontleend. En ondanks de crisis groeit de sector nog altijd, zij het minder snel dan tijdens de boom van de voorgaande jaren.
Waarom dan die controverse? In de sector heerst ongerustheid over het feit dat microfinanciering een puur commerciële industrie dreigt te worden. Het sociale engagement dreigt naar de achtergrond te verdwijnen. Een illustratie is het verhaal van de Mexicaanse Banco Compartamos. Die is ontstaan uit een ngo, met oog voor de sociale missie van microfinanciering, maar verkocht in april 2007 zo’n 30 procent van haar kapitaal via de beurs aan privé-investeerders. En onlangs zorgde de overname van de kleine instelling Edyficar door de commerciële reus Banco de Credito del Peru voor controverse.
Kurt Moors, algemeen coördinator van de Belgische Raiffeisenstichting – de internationale maatschappelijke poot van Cera, de coöperatie die ruim 30 procent van de KBC Groep controleert: “Er is een grote grijze zone. Iedereen kan het microfinancieringslabel op zijn activiteiten plakken. Van Banco Compartamos bijvoorbeeld kun je je afvragen of ze een micro- financieringsinstelling is, of een woekeraar. En wat met bijvoorbeeld Rabobank in het zuiden? De bank heeft een internationale tak die rechtstreeks – niet via fondsen – investeert in microfinancieringsinstellingen in Tanzania en Rwanda. Ze worden gerund als filialen van Rabobank, met Nederlanders aan de top. Nefast is dat niet, want het leidt tot een snellere groei van die filialen, en er komt meer kapitaal ter beschikking. Maar blijft microfinanciering op die manier nog in handen van lokale organisaties, en worden de ondernemers-cliënten nog betrokken bij het beheer van zo’n filiaal?”
Slachtoffer van eigen succes
Het feit dat steeds meer grote commer-ciële banken zich met microfinanciering beginnen te bemoeien, baart Loïc De Cannière geen grote zorgen. Hij is managing director van Incofin, de belangrijkste Belgische speler. “In grote delen van Afrika zijn commerciële banken niet vertegenwoordigd, dus er blijft een grote rol weggelegd voor ngo’s en microfinancieringsinstellingen.” De Cannière beaamt evenwel dat de kwestie voor controverse zorgt in de sector. “Microfinanciering is het slachtoffer van zijn eigen succes. Het is onvermijdelijk dat grote banken optreden. Door hun schaalgrootte wordt het mogelijk om nog meer arme ondernemers aan te spreken. Kortom, de pionierstijd is voorbij. Microfinanciering heeft zijn onschuld verloren.”
De vraag is natuurlijk of door die ontwikkeling de winst niet steeds meer voorop wordt gesteld, ten nadele van het sociale engagement. “De twee gaan samen”, vindt De Cannière. “Pure winstmaximalisatie is in deze sector niet aangewezen, maar het is noodzakelijk dat microfinancieringsinstellingen gezonde winsten boeken. Alleen zo kunnen ze nieuwe regio’s aanboren, of ervoor zorgen dat hun klanten minder hoge intresten moeten betalen.”
Ook BNP Paribas is aanwezig in de sector. De Franse bank-verzekeraar startte zeventien jaar geleden met het verlenen van microkredieten in Frankrijk. In 2001 kwamen daar enkele Afrikaanse projecten bij, maar het duurde tot in 2006 eer de bank een echte strategie uitdokterde, en begon met de financiering van microfinancieringsinstellingen in ontwikkelingslanden wereldwijd. De microfinancieringsportfolio van de Franse bank-verzekeraar bevat ongeveer 50 miljoen euro – een fractie van de totale business.
Of BNP Paribas wel op zijn plaats zit in dit segment? Emmanuel de Lutzel – hoofd microfinanciering – maakt zich enigszins druk als hij die vraag krijgt voorgeschoteld. “Eerst zei men dat grote financiële instellingen te weinig betrokken waren bij zaken als microfinanciering, en nu zou het dan weer te veel zijn! Ik kan natuurlijk enkel voor BNP Paribas spreken, maar we zijn ervan overtuigd dat onze knowhow de ontwikkeling van microfinanciering echt vooruit kan helpen. Veel banken in het zuiden staan nog altijd niet te springen om er zich aan te wagen, omdat ze vrezen dat ze er veel geld mee zullen verliezen. Onze rol is dan ook om de lokale markt op te voeden, door duidelijk te stellen dat microfinanciering helemaal niks te maken heeft met filantropie. Het is een economisch gegeven als een ander, waar ook sociaal erg efficiënte resultaten mee behaald worden.” Leven en laten leven dus, besluit De Lutzel. “Alle spelers in de microfinancieringsketen hebben elkaar nodig, van lokale ngo tot grote financiële groep. Microfinanciering is een groeiende business, waarin iedereen een rol te spelen heeft. Er is vast en zeker meer complementariteit dan concurrentie.”
Maatregelen
Is de toenemende commercialisering van de sector altijd goed voor de kleine ondernemer in het zuiden? De cliënten van Banco Compartamos bijvoorbeeld betalen sinds de omstreden beursgang nog altijd liefst 86 procent intrest op hun lening, en volgens sommige bronnen zelfs meer dan 100 procent. Bovendien is het niet onmogelijk dat in de toekomst de focus op de grotere microkredieten zal komen te liggen, zegt Loïc De Cannière. Ook Kurt Moors vreest dat de oorspronkelijke doelgroep – de allerarmsten – opnieuw aan hun lot wordt overgelaten. Commerciële banken beschouwen het namelijk als een risico om hun geld te lenen, en zullen hun blik misschien eerder op de middenklasse richten. Het risico is dus reëel dat de sociale doelstelling op de achtergrond raakt, ten nadele van het finan-ciële rendement.
Gelukig zijn er hoe langer hoe meer investeerders, volgens Moors, die een duidelijk sociaal profiel eisen van de microfinancieringsfondsen waar ze in beleggen. Incofin bijvoorbeeld heeft een eigen instrument ontwikkeld om de sociale performantie te meten van de projecten waar de organisatie zich voor engageert. Ook de overheden in het zuiden leveren inspanningen. Geleidelijk aan vaardigen ze aangepaste wetten en reglementeringen uit om de sector te regulariseren en om spaarders en cliënten van microfinancieringsinstellingen te beschermen. Stilaan zien ook gespecialiseerde ratingbureaus het levenslicht, die investeerders informatie verschaffen over de financiële en sociale gezondheid van instellingen. Voorts zijn er initiatieven van de sector zelf, zoals het online informatieplatform mixmarket.org en mftransparency.org. Die bevatten niet alleen informatie over de microfinanciers, maar ook over overheidsinstellingen en privéfondsen die in microfinanciering investeren. Volstaan die initiatieven? Laat ons hopen, besluit Kurt Moors.
Door Celine De Coster
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier