Gert Peersman en Stijn Baert (UGent) over de stand van het land: ‘Onze welvaartsstaat kan in elkaar stuiken’

Stijn Baert en Gert Peersman. "We moeten 27 miljard besparen tegen 2030, een inspanning van 5.000 euro per gezin." © Emy Elleboog
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Vlak voor de verkiezingen beoordelen de uittredende regering en de oppositie de prestaties van de Belgische economie helemaal anders. Heeft de regering-De Croo als geen ander in Europa de koopkracht beschermd? Is België op weg om het Griekenland aan de Noordzee te worden? Gaat de sterke groei van de jongste jaren ten koste van toekomstige welvaart? De Gentse economen Gert Peersman en Stijn Baert maken een nuchtere analyse. “De uniek Belgische combinatie van een hoge schuld, een hoog structureel begrotingstekort en hoge vergrijzingskosten is onhoudbaar.”

Je kunt de Gentse economen Stijn Baert en Gert Peersman er niet van verdenken dat ze zich opsluiten in een ivoren toren. Ze stofferen het maatschappelijk debat met rake analyses, columns en mediaoptredens. Vorige week dropte Gert Peersman nog een bommetje door de evolutie van de koopkracht tijdens de legislatuur van de regering-De Croo tegen het licht te houden. Bleek dat ruim een derde van de gezinnen aan koopkracht hebben ingeboet, wat haaks staat op het narratief van de regering dat ze ieders koopkracht minstens intact heeft gehouden.

Wilde u een koopkrachtrapport van de regering-De Croo opmaken?

GERT PEERSMAN. “Onze belangrijkste boodschap is dat we de inflatie verkeerd meten, met als gevolg dat ook de indexatie van de lonen en de uitkeringen scheef zit. Eerst hebben we de inflatie overschat, maar nu onderschatten we de inflatie, wat de koopkracht het voorbije jaar deed dalen. Onze simulaties leggen ook een duidelijke beleidskeuze van de regering-De Croo bloot. De koopkracht van de uitkeringen is goed beschermd, terwijl de mensen die werken voor een relatief laag loon koopkracht hebben verloren.”

STIJN BAERT. “Het beleid had ook kunnen inzetten op de laagste lonen. De uitkeringen zijn enkele keren boven op de index verhoogd, wat een perfect legitieme keuze is om het armoederisico te verminderen. De mensen die aan een relatief laag loon werken, gingen echter minder vooruit. Van de fiscale hervorming om arbeid lonender te maken, is ook niets in huis gekomen.”

PEERSMAN. “De regering had ook een indexsprong voor de hogere inkomens kunnen organiseren. Dat zou onze inflatie hebben afgeremd, wat de koopkracht van alle inkomensgroepen ten goede was gekomen. Door de algemene indexatie is de inflatie in België hoger dan in de buurlanden, wat ieders koopkracht aanvreet. Sinds de invoering van de euro zijn de prijzen in België 11 procent meer gestegen dan in de buurlanden. Premier De Croo zei vorige week nog dat de koopkracht in Europa nergens beter beschermd is dan in België. Dat is niet zo. We zitten in de Europese middenmoot. De automatische indexering beschermt de koopkracht niet alleen, ze doet de koopkracht ook pijn, omdat ze de inflatie voedt. De prijzen zijn hier sneller gestegen dan in de buurlanden. In meerdere landen zonder automatische index heeft de koopkracht het beter gedaan dan bij ons.”

‘De koopkracht van de uitkeringen is goed beschermd, terwijl de mensen die werken voor een relatief laag loon koopkracht hebben verloren’

Gert Peersman

Wordt voor de bescherming van de koopkracht te veel naar de regering gekeken? Finaal is de koopkracht toch het resultaat van de economische groei?

PEERSMAN. “De regering herverdeelt vooral de koopkracht tussen de overheid, de bedrijven en de gezinnen, en tussen rijk en arm. Om de koopkracht echt te verhogen, moet liefst zowel de werkgelegenheid als de productiviteit omhoog. Dat vraagt een krachtig beleid dat pas op termijn vruchten zal afwerpen. Een bedrijf moet soms ook durven investeren en enkele jaren verlies maken om daarna opnieuw winst te kunnen maken.”

De regering klopt zich op de borst met een sterke stijging van de werkgelegenheidsgraad, hoewel de achterstand tegenover het Europese gemiddelde opliep?

BAERT. “De werkgelegenheidsgraad is in België met 2 procentpunt gestegen. Er werken meer mensen dan ooit. Maar in de Europese Unie is de werkgelegenheidsgraad met 3 procentpunt gestegen. Bovendien, als de regering zegt dat er 300.000 banen bij zijn gekomen, moet ze ook vertellen hoeveel van die banen het gevolg zijn van de genomen maatregelen. Ik zie die maatregelen niet. Dus wat de werkgelegenheid betreft, loopt de achterstand op, terwijl je het omgekeerde mocht verwachten, en de banencreatie is niet te danken aan hervormingen. Uitgedrukt in voltijdse equivalenten scoren we iets beter, vooral gezien het grote aantal deeltijdse banen in Nederland. Maar ook als je deeltijds werkt, lever je een bijdrage aan de begroting in plaats van langs de kant van de uitkeringen te staan.”

Van de extra banen zijn er relatief weinig in de private sector gecreëerd.

BAERT. “We hebben tijdens corona allemaal geapplaudisseerd voor de zorg. Dat daar banen bij komen, is het einde van de wereld niet. Maar in vergelijking met de buurlanden is de publieke werkgelegenheid in België erg hoog, zeker ten zuiden van de taalgrens. Wat de werkgelegenheid betreft, blijft ons kernprobleem de lage activiteitsgraad. Het aantal werklozen is beperkt, maar we kampen met een grote groep van 1,3 miljoen mensen tussen 25 en 64 jaar die niet actief is op de arbeidsmarkt. Die mensen gaan we niet allemaal meteen activeren, maar die groep is relatief groter dan in Nederland of Zweden. Op middellange termijn moet je toch een paar honderdduizenden van die groep activeren om de kloof met Nederland of Zweden te dichten.

“Dat kan door de poort naar inactiviteit beter te bewaken. Dan spreek je over een pensioenhervorming. Daar is lang over gepraat, maar de pensioenhervorming maakt de vergrijzingsfactuur nog groter tegen 2070. Ook het aantal langdurig zieken blijft relatief hoog, ondanks de start van responsabilisering die Frank Vandenbroucke (Vooruit) op de rails heeft gezet. Daar dringen zich extra maatregelen op. En tot slot, en daar trappen we intussen een open deur in, moet het verschil tussen een uitkering en arbeidsinkomen groter zijn. Elke partij onderschrijft dat, maar bijna geen enkele partij maakt duidelijk hoe ze dat wil financieren.”

‘Premier De Croo zei vorige week nog dat de koopkracht in Europa nergens beter beschermd is dan in België. Dat is niet zo. We zitten in de Europese middenmoot’

Gert Peersman

Welke maatregelen moet een nieuwe regering prioritair nemen om de productiviteit en de werkgelegenheid op te krikken?

PEERSMAN. “Dat begint bij het onderwijs. De lagere PISA-scores liggen mee aan de basis van een tragere productiviteitsgroei, net als het te lage aantal studenten in technische richtingen. En investeer, vooral als overheid, in onderzoek en ontwikkeling. De productiviteitstoename is wereldwijd afgenomen doordat de Verenigde Staten de publieke investeringen in onderzoek hebben afgebouwd. De overheid haalt een hoger rendement op investeringen in onderzoek en ontwikkeling dan de private sector. Dat komt doordat bedrijfsinnovaties binnen de onderneming blijven, terwijl innovaties betaald door de overheid veel meer verspreid raken, vooral naar kleine bedrijven die geen onderzoeksbudgetten hebben.

“Ook de mobiliteit op de arbeidsmarkt is te laag, waardoor te weinig mensen vloeien naar bedrijven met groeipotentieel. Heel wat werknemers zitten vast in een gouden kooi en bij bedrijven die enkel overleven. De loonspanning tussen bedrijven is ook te zwak. Iedereen krijgt ongeveer de index en de loonnorm. De relatie tussen loon en productiviteit is zwak in België. Het aantal faillissementen is laag, maar het aantal starters is dat ook. Onze economie en onze arbeidsmarkt is onvoldoende dynamisch.”

BAERT. “We hebben een gestolde economie. Mensen kunnen elders niet alleen productiever, maar ook gelukkiger zijn. Uit onderzoek van UGent@Work blijkt dat het geluk op het werk zeker niet hoger is in Vlaanderen dan elders. Vrij veel mensen zijn redelijk tevreden, maar slechts een beperkte groep is echt gelukkig op het werk. Toch blijven de meesten hangen in hun baan. Bijna de helft van de werknemers doet tien jaar of langer dezelfde job.”

Over naar de begroting. Hoe ernstig is de situatie?

PEERSMAN. “Een tekort van 5 procent is op zich geen ramp, maar het traject op lange termijn is zorgwekkend. Richting 2030 gaat de begroting bij ongewijzigd beleid verder achteruit, tegenover een gemiddelde verbetering in Europa. België is het enige land dat zowel voor de schuld als het begrotingstekort als de vergrijzingskosten bij de probleemlanden hoort. Griekenland en Italië kampen ook met een hoge overheidsschuld, maar hebben de vergrijzingsfactuur beter onder controle. Nederland of Noorwegen hebben ook hoge vergrijzingskosten, maar vertrekken van een lage overheidsschuld. Die uniek Belgische combinatie van een hoge schuld, een structureel hoog begrotingstekort en hoge vergrijzingskosten is onhoudbaar.

“De Belgische welvaartsstaat kan in elkaar stuiken. De boel zal morgen niet instorten, maar zonder bijsturingen kan dat op termijn wel gebeuren. Hoe langer je wacht met hervormingen, hoe erger het wordt. Europa zal met de nieuwe begrotingsregels druk zetten, maar landen zullen er de kantjes aflopen en boetes blijven dode letter. In principe moeten we 27 miljard besparen tegen 2030. Dat komt overeen met een inspanning van 5.000 euro per gezin om de begroting in het stramien te krijgen dat Europa oplegt. Die inspanning moet gebeuren tegen een achtergrond van een reële loongroei die vrijwel nihil zal zijn.”

‘Als de regering zegt dat er 300.000 banen bij zijn gekomen, moet ze ook vertellen hoeveel van die banen het gevolg zijn van de genomen maatregelen. Ik zie die maatregelen niet’

Stijn Baert

De federale regering heeft wel de coronacrisis en de energiecrisis het hoofd moeten bieden.

PEERSMAN. “De covidcrisis is goed aangepakt. Ons bruto binnenlands product stond snel weer op het potentiële niveau, en dat niveau is niet aangetast. Dat is een fenomenale prestatie. Over de aanpak van energiecrisis ben ik kritischer. Maar de energiecrisis en de covidcrisis zijn voorbij. Ze hebben geen impact meer op het begrotingstekort, dat verder achteruitboert. Als het eb wordt, zie je wie naakt zwemt.”

BAERT. “Tijdens beide crisissen hebben onze automatische stabilisatoren goed gewerkt. Denk aan het systeem van de tijdelijke werkloosheid en de indexering van de lonen. Tijdens de energiecrisis heeft de regering extra steun gegeven die eigenlijk niet nodig was, of zelfs contraproductief uitdraaide. Je wakkerde de inflatie nog meer aan en het geld vloeide naar de exporteurs van energie, zoals Rusland.”

De Belgische economie groeide de voorbije jaren relatief sterk, maar ging die groei ten koste van de koste van de overheidsfinanciën en toekomstige groei?

PEERSMAN. “Onze groei lag hoger dan gemiddeld in Europa, maar niet alleen dankzij een flinke stijging van de overheidsbestedingen. Ook de netto-export, de bedrijfsinvesteringen en de private consumptie gingen vooruit. Is dat gebeurd met geleend geld? Ons begrotingstekort nam sinds 2019 even snel toe als het Europese gemiddelde. Ook Frankrijk en Duitsland gaven veel uit om de economie te ondersteunen. En leven we als land boven onze stand? Nee. Het begrotingstekort nam toe, maar de private spaaroverschot nam ook toe. De overheid leeft boven zijn stand, maar de private sector compenseert dat. Onze handelsbalans is een beetje achteruitgegaan, maar staat amper in de min. Als land leven we dus niet op de poef. Er zijn wel interne transfers bezig, waarbij de overheid leent van de gezinnen en waarbij de huidige generaties lenen van toekomstige generaties.”

Onze export en onze concurrentiekracht hebben, ondanks de automatische loonindexering, beide crisissen vrij goed doorstaan. Misschien ook omdat het startpunt goed was?

PEERSMAN. “Tot 2022 zijn de winstmarges van de bedrijven fors gestegen en dat heeft voor een buffer gezorgd. Nu spreken we die buffer aan. Vooral de bedrijven die leven van de export hebben de inflatieschok opgevangen door in te teren op de winstmarges. Hun loonkosten stegen sneller dan in de buurlanden, maar de exportprijzen hielden gelijke tred. Onze exportprestaties bleven tot nu goed, maar hoe lang is dat houdbaar? Je kunt die buffer maar één keer aanspreken.”

BAERT. “We zullen de volgende jaren een prijs moeten betalen voor de indexering. De bescherming van de concurrentiekracht vraagt een bevriezing van de reële lonen tot eind 2026. We hebben de stijging van onze lonen al gehad in vergelijking met onze buurlanden. We moeten onze concurrentiekracht bewaken om onze export, koopkracht en werkgelegenheid op lange termijn te beschermen.”

‘We zullen de volgende jaren een prijs moeten betalen voor de indexering. De bescherming van de concurrentiekracht vraagt een bevriezing van de reële lonen tot eind 2026’

Stijn Baert

Raakt de inflatie in het eurogebied en in België onder controle?

PEERSMAN. “Een terugkeer naar een inflatie van 2 procent duurt langer dan gedacht. Uiteindelijk kennen we toch een milde vorm van een loon-prijsspiraal die gemakkelijk enkele jaren aansleept. Bovendien blijft de vraag sterk op een relatief krappe arbeidsmarkt. Een inflatie van 3 procent is op zich ook niet erg.”

Maar de Europese Centrale Bank (ECB) heeft een mandaat om te streven naar inflatie van 2 procent.

PEERSMAN. “En daar moet de ECB zich aan houden. Sommigen pleiten voor een aanpassing van de inflatiedoelstelling, maar als de ECB dat doet, is ze haar geloofwaardigheid kwijt. De ECB heeft dus nog niet veel ruimte om via renteverlagingen de economie zuurstof te geven.”

De laatste jaren weegt u vrij intens op het maatschappelijk debat. Is dat soms niet vermoeiend, gezien de onvermijdelijke reacties en kritiek?

BAERT. “In mijn baan streef ik naar impact. Zowel wetenschappelijke impact als maatschappelijke impact, door ons onderzoek aan de man te brengen en zo de welvaartsstaat te versterken. Ik vind dat de belastingbetaler die ons loon betaalt dat verdient. Eenmaal je je publiek uitspreekt, weten beleidsmakers je ook sneller te vinden. Tijdens regeringsonderhandelingen bijvoorbeeld krijg je dan de vraag om input en beleidsvoorstellen te geven. Zo krijg je impact.”

PEERSMAN. “Het is ook leuk achter de schermen in debat te gaan met de beleidsmakers. Vermoeiender zijn de reacties en het gescheld op de sociale media. Maar we proberen de wereld wat beter te maken met onze wetenschappelijke inzichten.”

Stemt u zondag op basis van het economisch programma van partijen? Of volgens uw politieke overtuiging?

PEERSMAN. “Ik kan me in geen enkele partij vinden. Ik switch dus voortdurend. Soms kies ik in functie van hervormingen die moeten gebeuren, soms kies ik voor een persoon, en soms kies ik strategisch met het oog op een mogelijke coalitie.”

BAERT. “Ik ben ook een zwevende kiezer. Dat bracht me al bij Groen en N-VA, en alles daartussenin. Meestal kom ik uit bij een partij omdat ik persoonlijk of inhoudelijk iets heb met een bepaalde kandidaat. Op Vlaams niveau neig ik momenteel naar Mathias Diependaele (N-VA), die het idee om werken lonender te maken heeft opgepikt. Federaal kom ik uit bij Vincent Van Peteghem (cd&v), omdat hij weet waar hij met een fiscale hervorming naartoe wil. Ik begrijp niet dat er een taboe hangt rond je stemkeuze, zeker als zwevende kiezer. We vertellen dat we naar de psycholoog gaan, we bespreken onze relatie, maar de keuze in het stemhokje, dat zou geheim moeten blijven?”

Zijn de studenten pessimistischer dan vroeger?

PEERSMAN. “Ik merk dat niet, hoewel ik lesgeef over de vergrijzing, wat toch een negatief verhaal is. Maar wie hier studeert, zal stukken beter af zijn dan de vorige generaties. Het inkomen neemt nog altijd toe. De sterkeren zullen voor zichzelf kunnen zorgen. Het zijn de vooral zwakkeren die zich zorgen moeten maken als onze welvaartsstaat het zou begeven.”

Bekijk hieronder de stand van het land in 12 grafieken:

Bio Stijn Baert

· 40 jaar

· 2006: burgerlijk ingenieur, Universiteit Gent

· 2008: master in de economie, Universiteit Gent

· 2013: doctor in de economische wetenschappen, Universiteit Gent

· 2008-2014: assistent Universiteit Gent, vakgroep sociale economie

· Sinds 2014: deeltijds professor sociaaleconomische wetenschappen, Universiteit Antwerpen

· Sinds 2015: professor arbeidseconomie, UGent

· Lid van het Vlaamse relancecomité en de Indexcommissie

Bio Gert Peersman

· 51 jaar

· 1995: master in de economie, Universiteit Gent

· 2001: doctor in de economie, Universiteit Gent

· 1995-2001: onderzoeksassistent faculteit Economie Gent

· 2001-2003: econoom Bank of England

· Sinds 2003: professor economie, UGent

· Adviseur Europese Centrale Bank, Bank for International Settlements, Wereldbank, Nationale Bank van België, Bank of England en Central Bank of Ireland



Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content