Analyse nucleair akkoord: Engie en Belgische regering sluiten redelijk faire deal
In ruil voor de levensduurverlenging van de kerncentrales van Doel 4 en Tihange 3 krijgt Engie een maximumfactuur van 15 miljard euro voor de berging van het nucleaire afval. Dat is een behoorlijk faire deal.
Voor het beursgenoteerde Engie was de openstaande factuur voor de berging van het nucleaire afval en de ontmanteling van de kerncentrales al jaren een doorn in het oog. Eind 2022 had de Commissie voor Nucleaire Voorzieningen die factuur nog met 3,3 miljard euro verhoogd tot ruim 18 miljard euro. Dat was voor Engie een bittere pil om te slikken. Bovendien kan die commissie om de drie jaar de factuur herzien en dus verder verhogen. Die aanhoudende onzekerheid over de uiteindelijke kostprijs van de nucleaire opkuis weeg op de beurskoers van het bedrijf. In Parijs waren ze die blanco cheque beu.
Niet meer in de strategie
Engie zag vorig jaar de kans schoon om een einde te maken aan die miljardenonzekerheid toen de Belgische federale regering vroeg om de levensduur van de kerncentrales van Doel 4 en Tihange 3 te verlengen.
Engie zelf had geen zin meer in een verlengd Belgisch nucleair avontuur. Kernenergie paste niet meer in de groepsstrategie en het bedrijf wou niet meer investeren in de verouderde technologie van de Belgische kerncentrales. Ook gezien de gevorderde leeftijd van die kerncentrales was het risico op dure pannes te groot.
Als de Belgische regering dus nog verder gebruik wou maken van de diensten van Doel 4 en Tihange 3, moest er boter bij de vis komen, vooral in de vorm van een maximumfactuur voor de geologische berging van het nucleaire afval.
Totaalfactuur van 23 miljard euro
Na maandenlange moeilijke onderhandelingen hebben beide partijen nu een akkoord gevonden over de maximumfactuur. In de wandelgangen was te horen dat Engie maximaal 20 miljard euro wou betalen, terwijl de overheid tot 32 miljard euro wou.
Finaal is er gestrand op een totale factuur van minstens 23 miljard euro. Die 23 miljard euro bestaat uit een maximumfactuur van 15 miljard euro voor de berging van het nucleaire afval en een factuur van ongeveer 8 miljard euro voor de ontmanteling van de kerncentrales.
Voor alle duidelijkheid, Engie blijft verantwoordelijk voor de kostprijs van de ontmanteling van de kerncentrales, maar gezien de kostprijs van die ontmanteling vandaag goed kan worden ingeschat, is het risico op grote extra kosten beperkt.
Beleggers reageren licht positief
De totaalfactuur van 23 miljard euro is 4,5 miljard euro meer dan Engie tot nu heeft opzijgezet. Engie was dus bereid 4,5 miljard euro te betalen om de risico’s in verband met zijn nucleair passief weg te werken.
De beurskoers van Engie reageerde deze ochtend licht positief op de deal met de Belgische overheid. Beleggers zien de deal dus als behoorlijk fair.
“We zijn zeer blij met deze deal, die het risicoprofiel van onze groep aanzienlijk verbetert”, zei Catherine MacGregor, de CEO van Engie, deze morgen op een conferencecall met analisten en investeerders.
“We zijn zeer tevreden met dit akkoord. De nucleaire opkuis wordt betaald door Engie”, zegt federaal minister van Energie Tinne Van der Straeten (Groen).
Onzekere factoren
De vraag blijft natuurlijk of een maximumfactuur van 15 miljard euro voldoende is voor de geologische berging van het afval. Als de factuur finaal hoger oploopt, is het de Belgische overheid die moet bijpassen, en niet langer Engie.
Op dit ogenblik is er ruim 10 miljard euro opzijgezet voor die berging, maar de finale factuur is moeilijk in te schatten omdat de eindafrekening afhankelijk is van heel wat onzekere factoren.
Welke inflatie krijgen we de volgende decennia? Wat zullen de rentevoeten zijn die op de aangelegde fondsen kunnen worden verdiend? Hoe evolueert de technologie? Niemand kan die vragen met zekerheid beantwoorden omdat de geologische berging een werf wordt tot in de volgende eeuw.
Wel zorgde het Niras, de instelling die het afval zal bergen, de voorbije maanden voor een verregaande inzage in de kostenberekeningen, waardoor de schattingen aan kwaliteit wonnen. Dat werk maakte het water tussen beide partijen minder diep en legde mee de basis voor een akkoord.
Maar als het een beetje tegenzit, kan de factuur toch nog flink hoger uitpakken. Bovendien kan een volgende regering ook beslissen dat het wenselijk is het hoogradioactief afval dieper in de ondergrond te bergen, wat de kostprijs van de berging gevoelig zou doen stijgen.
“Van dat regelgevend risico zijn we verlost. Dat risico was reëel, want de maatschappelijke houding over kernafval kan veranderen in de toekomst. We zijn daarom ook tevreden over de kwaliteit van de maximumfactuur van 15 miljard euro”, zegt Catherine MacGregor.
Engie en de overheid kwamen daarom overeen dat Engie een risicopremie van 43 procent betaalt op de al aangelegde provisies voor de berging van het nucleaire afval, wat resulteert in de maximumfactuur van 15 miljard euro. Die risicopremie van 43 procent is redelijk fair te noemen, ook al zal het eindoordeel pas over honderd jaar geveld kunnen worden.
Versterking bevoorradingszekerheid
Voor de Belgische regering verhoogt de deal de bevoorradingszekerheid van elektriciteit, die zonder de levensduurverlenging van Doel 4 en Tihange 3 precair werd vanaf de winter van 2025. De intentie is een flexibele doorstart te realiseren, wat betekent dat de kerncentrales van Doel 4 en Tihange 3 niet stopgezet worden en elektriciteit zullen produceren in de winter van 2025-2026.
“De nodige kernbrandstof kan dankzij deze deal meteen besteld worden. Het akkoord geeft ons toegang tot betaalbare energie die we nodig zullen hebben”, zegt premier Alexander De Croo (Open Vld).
Lasten en lusten van uitbating worden verdeeld
De deal bevestigt ook dat de uitbating van Doel 4 en Tihange 3 vanaf 2025 zal gebeuren via een joint venture tussen Engie en de Belgische overheid. Kosten en baten worden op die manier onder beide partijen verdeeld. Door de overheid mee in het bad te trekken, wil Engie een streep trekken onder de rechtsonzekerheid en de waterval aan hogere belastingen waarmee het bedrijf de voorbije jaren geconfronteerd werd.
De joint venture zal voor de geproduceerde elektriciteit een afgesproken prijs krijgen die toelaat om de investeringskosten van 1,6 tot 2 miljard euro terug te verdienen, en om een fair rendement te verdienen op het ingezette kapitaal. Is de marktprijs voor elektriciteit lager dan die afgesproken prijs, dan krijgt de joint venture subsidies. Is de marktprijs hoger, dan betaalt de joint venture de meeropbrengsten aan de overheid. “Er zijn dus geen overwinsten mogelijk”, zegt minister Tinne Van der Straeten. Daarnaast wordt nog in een aantal financiële prikkers voorzien, die de uitbater motiveren de prestaties van de centrales te optimaliseren.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier