De balans: kritiek op flexi-jobs is ongegrond en onterecht

© Getty Images
Alain Mouton

De federale regering heeft beslist het stelsel van fiscaal voordelige flexi-jobs naar nieuwe sectoren uit te breiden. Dat krijgt veel kritiek. Het zou de financiering van de sociale zekerheid in gevaar brengen en klassieke banen verdringen. Daar bestaat geen wetenschappelijk bewijs door. Flexi-jobs zijn daarentegen welkom op de zeer krappe Vlaamse arbeidsmarkt.

Het kreeg de voorbije dagen zowaar meer aandacht dan de inhoud van het federale begrotingsakkoord: de beslissing van de Vivaldi-regering om de flexi-jobs uit te breiden naar een aantal nieuwe sectoren. Het systeem van aanvullende tewerkstelling bestond al onder andere in de horeca, de kleinhandel, de zorgsector en in kapperszaken. Straks kunnen flexi-jobbers ook aan de slag in onder meer de evenementensector, de verhuisbranche, het onderwijs, bij begrafenisondernemers, in de land- en tuinbouw, de kinderopvang en de vastgoedsector. Het systeem laat mensen toe onbelast en flexibel bij te verdienen, enkel de werkgever betaalt een sociale bijdrage. Iedereen die minstens vier vijfde werkt of met pensioen is, mag bijverdienen via een flexi-job. Het stelsel werd door de regering-Michel ingevoerd en is een groot succes: momenteel zijn er in ons land zo’n 125.000 flexi-jobbers aan de slag.

Zeer beperkt effect op sociale zekerheid

Toen bekend raakte dat extra sectoren vanaf volgend jaar een beroep kunnen doen op flexi-jobbers, kwam er kritiek van een aantal arbeidseconomen en fiscalisten. Zij zijn van oordeel dat de lagere lasten op arbeid voor een flexi-jobber in vergelijking met een klassieke baan de sociale zekerheid inkomsten doet mislopen. Hier en daar viel zelfs de term ‘belastingontwijking’. De sociale bijdrage die de werkgever moet betalen, werd wel verhoogd van 25 naar 28 procent, maar aangezien de werknemers voor hun flexi-job geen sociale bijdragen en personenbelasting moeten betalen, is dat fiscaal aantrekkelijker. Een vergelijking: een werknemer in een klassieke, laagbetaalde baan houdt op 100 euro loonkosten 60 euro netto over. Bij een flexi-jobber is dat 80 procent en vanaf volgend jaar 78 procent. Het is echter vreemd dat sommigen hun pijlen richten op de flexi-jobs, terwijl bijvoorbeeld studentenjobs nog minder sociaal belast worden: op 100 euro loonkosten houdt een student netto 95 euro over.

Crucialer: de impact van de flexi-jobs op de financiering van de sociale zekerheid is zeer beperkt. Zeggen dat die vorm van flexibele arbeid de houdbaarheid van de sociale zekerheid in gevaar brengt, is volledig van de pot gerukt. Het gros van de sociale zekerheid wordt gefinancierd door de miljoenen Belgen met een vaste baan. De focus op de kortingen op de sociale bijdragen is een discussie die eerder thuishoort in de jaren tachtig en negentig van vorige eeuw. Toen werd de sociale zekerheid inderdaad grotendeels gefinancierd door de sociale bijdragen van de werkenden. Nu is dat voor minder dan 60 procent het geval. Als we alle financieringsbronnen samentellen, wordt de sociale zekerheid voor zowat de helft gefinancierd uit de algemene middelen. Dat zijn niet-parafiscaal gerelateerde middelen, zoals de btw en de roerende voorheffing. Als de financiering van de sociale zekerheid onder druk staat, dan komt dat door de te hoge uitgaven en de gebrekkige inkomsten uit regio’s met een te lage werkzaamheidsgraad, Wallonië en Brussel. Niet door de flexi-jobs. De kritiek over een sociale zekerheid die door de flexi-jobs in de problemen zou komen, is dus onterecht. De vraag is trouwens of de critici bereid zijn arbeid dat in België al als een toxisch product wordt belast nog minder aantrekkelijk te maken.

Geen bewijs van verdringing

Een ander argument tegen flexi-jobs is dat ze de gewone tewerkstelling zouden verdringen. Kortom, een werkgever zou er de voorkeur aan geven een aantal flexi-jobbers aan te werven in plaats van één nieuwe vaste werknemer. Meer nog, bedrijven zouden overwegen bestaande banen op te splitsen en te vervangen door flexi-jobbers. Onder meer arbeidseconoom Ive Marx begon op het sociale netwerk X over de verdringing van de klassieke tewerkstelling. Op de vraag of hij daarover wetenschappelijke data beschikbaar had, kwam geen antwoord. Uiteraard. Omdat hier geen sprake is van verdringing. Flexi-jobs zijn een succes, maar maken nog altijd slechts een klein deel van de totale tewerkstelling uit. Neem de horeca, waar de flexi-jobs het sterkst ingeburgerd zijn. Sinds 2016 zijn er in de horeca 15.000 voltijdse banen bij gekomen, het aantal deeltijdse banen nam af. Het voltijdse arbeidsvolume in de sector is tussen 2015 en 2022 toegenomen van 57 tot 62 procent van het totaal, het deeltijdse arbeidsvolume daalde van 39 naar 26 procent. De flexi-jobs maken slechts 12 procent van de horeca-uren uit. Geen verdringing dus.

Welkom bij quasi volledige tewerkstelling

Het klopt dat flexi-jobs geen wondermiddel zijn. In de zorgsector slaan ze bijvoorbeeld niet aan. Maar het is in de huidige omstandigheden een interessant en belangrijk hulpmiddel voor bedrijven om een antwoord te vinden op de krapte. Dat is ook de stelling van Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij Randstad: “Ik was bij de invoering van het systeem ook kritisch, maar het is een perfect middel wanneer we naar quasi volledige tewerkstelling evolueren. Daar zijn we in Vlaanderen bijna, met gebieden waar de werkloosheid onder 3 procent zakt.” Als bedrijven via de klassieke weg geen kandidaten meer vinden, is een flexi-job de oplossing. Het verklaart ook waarom het stelsel een zo goed als uitsluitend Vlaams fenomeen is. In Wallonië en Brussel zijn de omstandigheden door de hogere werkloosheidsgraad minder gunstig.

Lees ook:

Partner Content