“Ik vind zakendoen zo oninteressant!”

Op 11 november overleed Paul Janssen, bezieler van Janssen Pharmaceutica. Net voor zijn dood sprak Trends met de wetenschapper die wars was van interviews over zijn ervaringen in China.

Een laatste interview.

“China heeft me altijd geïntrigeerd. Ik ben er in de jaren zestig voor het eerst naartoe getrokken,” vertelde Paul Janssen ons in zijn villa-kantoor in Vosselaar, op een boogscheut van de Janssen-fabrieken. Als zoon van een huisarts werd hij zelf dokter, maar in 1951 – hij was toen 25 – besloot hij al om zich op het onderzoek toe te leggen. Nadat hij met pensioen was gegaan (“tussen aanhalingstekens”, voegde hij er meteen aan toe) leidde hij nog altijd een centrum voor moleculair onderzoek, dat een vijftiental vorsers in dienst heeft. In zijn ruime bureau herinneren een heleboel foto’s en diploma’s aan zijn lange relatie met het Rijk van het Midden.

Voor de gepassioneerde wetenschapper vormde dat onderzoekscentrum bijna een terugkeer naar de bron. “De onderneming Janssen is begonnen als een onderzoeksbedrijf, een onafhankelijk wetenschappelijk laboratorium. In een eerste fase werd alles onder licentie verkocht en kregen we royalty’s. Op die manier hebben we de fabriek gebouwd.” En waarom Vosselaar, of all places? Omdat Paul Janssen er woonde.

“Ik heb altijd alles gedelegeerd, behalve het onderzoek. Ik vind zakendoen zo oninteressant! Bij mijn ouders thuis werd over geneeskunde gesproken en over muziek en kunst. Niet over geld. Mijn moeder vond dat een minderwaardig onderwerp. Ik werd rijk zonder het te beseffen. Ik ben in de eerste plaats geneesheer: wat voor mij telt, is mensen genezen.” In zijn lab bleef Paul Janssen, gesterkt door vijftig jaar ervaring in research, de plagen bekampen die nog altijd hele continenten decimeren. Hij hield ervan om de vooruitgang van de wetenschap te omschrijven met een zin die zijn vader in de jaren dertig voortdurend herhaalde, telkens als hij terugkwam van zijn patiëntenronde: “Gelukkig dat de meeste van mijn zieken vanzelf genezen…”

In den beginne was er de namaak

De naam Paul Janssen is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van zeer courante medicijnen als Perdolan en Motilium. Alles bij elkaar vroeg hij een honderdtal octrooien aan. Iets minder bekend is dat de ontwikkeling van Janssen Pharmaceutica in China sinds de jaren zeventig, in volle culturele revolutie, het gevolg was van een zaak van namaak van veterinaire producten.

“Een Chinese fabriek had twee van onze moleculen gekopieerd en verkocht die tegen belachelijk lage prijzen. Ze moest daarvoor echter een aantal synthetische ingrediënten invoeren. Ik had het gevoel dat ze met verlies verkochten zonder het te weten. China was toen een arm land en er bestond geen lokale markt voor veterinaire producten. Alles werd geëxporteerd.”

De wetenschapper voelde het gevaar voor zijn firma aankomen en ondernam verschillende reizen naar China. “Niemand geloofde in dat land. Herinner u het boek van Alain Peyrefitte, Quand la Chine s’éveillera. Dat dateert pas van 1973! Het was moeilijk, iedereen was tegen mijn acties. Herinner u ook, later, de gebeurtenissen op Tienanmen. Toen zei men dat het gedaan was, dat we China moesten verlaten.” Maar Paul Janssen was een vastberaden man. “Toen ik in 1951 met onderzoek begon, verklaarde iedereen me voor gek. Omringd worden door sceptici stimuleert me.”

Oorspronkelijk wou Janssen zich in de jaren zeventig gewoon gaan bevoorraden bij de kopieerders in Hang Chang, een stad van zowat een half miljoen inwoners. “Ik heb ze gezegd: verkoop ons uw producten en we verdrievoudigen de productie van de fabriek.” Vervolgens gooide hij het idee op tafel van een vennootschap met gemengd kapitaal – voor de Chinese wetgeving een onbestaande constructie. “De Chinezen wilden een 50 %-50 %-partnership. Ik wou minstens 51 %.”

De discussies verliepen volgens een beproefd Aziatisch scenario: “Advocaten waren er eigenlijk niet bij, alleen technocraten.” De Chinezen vroegen een dag bedenktijd en kwamen terug met “een typisch Chinese oplossing”: 52 %! Oosterlingen zijn behoorlijk creatief wanneer het erop aankomt om geen gezichtsverlies te lijden. Janssen: “De wijze waarop in China beslissingen worden genomen, blijft altijd uiterst geheim.”

De eerste joint venture in de Chinese farmaceutische sector bracht Janssen samen met de Chinese staat, de provincie en een onderneming die speciaal in het leven geroepen was door de Chinezen. Dat was in 1983. “We hebben de productiviteit niet vermenigvuldigd met drie, maar met tien. We hebben zo goed als nooit geïnvesteerd, maar we hebben wel winst geboekt, want de staat en de provincie hadden dezelfde belangen te verdedigen als wij.” In 1985 ondertekende Janssen Pharmaceutica nieuwe partnershipcontracten met vier staatsmaatschappijen. Het was de bedoeling om binnen de vier jaar andere producten op de markt te brengen.

In de loop van de jaren ontwikkelde Paul Janssen op die manier relaties en vriendschappen waarover hij een Chinese discretie bewaarde. “China is overbevolkt en heeft geld te kort,” had “een politicus” hem ooit toevertrouwd. Wie dan wel? De seconden tikken weg. “Het was Deng Xiaoping.”

Belofte aan de dokter van Mao

Het was op een van zijn vele reizen naar China dat Paul Janssen een bepalende vriendschap aanknoopte met een collega van Libanese afkomst: de persoonlijke arts van Mao. “Hij was communist geworden, had de Lange Mars meegemaakt en was met een Chinese getrouwd. Ik moest hem beloven dat ik hem zou helpen om de Chinese farmaceutische industrie te moderniseren. Heel wat bedrijven hebben in China fabrieken opgericht met speculatieve intenties. Bij mij ging het om het inlossen van een belofte.” Een belofte die hij ook hield: tussen 1951 en 1991 schiep Janssen Pharmaceutica 34 filialen in de hele wereld. “Qua omzet staat de Verenigde Staten op de eerste plaats, gevolgd door China.”

Sinds 1983 zijn de activiteiten van Janssen Pharmaceutica in China aanzienlijk veranderd. “In het begin hadden we ter plekke nood aan Europeanen en Amerikanen. De Chinezen eisten trouwens dat we Europeanen naar China stuurden, ze hadden een soort van complex.” In een eerste fase legde Janssen Pharmaceutica zich toe op de opleiding van de Chinezen. “We hebben 700 Chinezen getraind in Vosselaar, in groepen van 50.” Ze logeerden op een kilometer van de fabriek in een gebouw van de jezuïeten. “In het begin waren er in China ook geen groothandelaars, alleen winkels waar álles verkocht werd, inclusief geneesmiddelen. De eerste groothandelaars in ons netwerk hadden geen geld. Ze betaalden pas na zes of negen maanden.”

“Tegenwoordig zijn er wel gespecialiseerde arbeidskrachten te vinden en hebben we moeite om de goede Chinese elementen te behouden. Om hen aan ons te binden, bouwen we voor hen behoorlijke woningen,” aldus de baron. Janssen Pharmaceutica beschikt in China over 34 kantoren, die onder meer topproducten als Motilium commercialiseren. Het hoofdkwartier is in Peking gevestigd, maar de fabriek zelf ligt in de provincie Shaanxi, die via snelwegen goed verbonden is met de grote en middelgrote Chinese steden. Ze biedt een technologische en onderzoeksinfrastructuur (wetenschappen, defensie enzovoort) en heel wat fiscale stimuli.

Wat de verkoop betreft, is Xian-Janssen de grootste farmaceutische onderneming met vreemd kapitaal. Ze kan beschikken over de producten en de expertise van de moederbedrijven Janssen en Johnson & Johnson. Ze vervult ook de rol van distributeur voor andere merken zoals Lundbeck. Elk jaar prijkt ze in de top-500 van de Chinese bedrijven en ze werd tot tweemaal toe genomineerd als de beste Chinees-buitenlandse joint venture op een totaal van 360.000. Xian-Janssen vertegenwoordigt volgens officiële Chinese bronnen en volgens Litsearch 23 % van de omzet van Janssen Pharmaceutica.

Ongetwijfeld is dit nog maar het begin van het verhaal: de groei van de Chinese geneesmiddelenmarkt wordt geschat op 12 % tussen 1998 en 2002, vergeleken bij 10 % in Noord-Amerika en 6 % in West-Europa. Tegen 2020 moet China normaal gezien de grootste geneesmiddelenmarkt ter wereld worden. De concurrentie tussen de buitenlandse bedrijven zal zonder twijfel scherper worden, maar er dient ook rekening gehouden te worden met de eigen middelen van de Chinezen. Iets waar Paul Janssen maar al te graag naar verwees, was: “In 1958 slaagde een team van onderzoekers in Sjanghai erin om insuline te synthetiseren. Iedereen had dat tot dan toe als onmogelijk beschouwd.” Het worden spannende tijden. Maar Janssen Pharmaceutica zal het zonder zijn bezieler moeten stellen.

“Ik moest de persoonlijke arts van Mao beloven dat ik hem zou helpen om de Chinese farmaceutische industrie te moderniseren.”

“Bij mijn ouders werd over geneeskunde gesproken,

en over muziek en kunst. Niet over geld. Mijn moeder vond dat een minderwaardig onderwerp.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content