Het rampen- scenario ?

Het behoud van België, dat is de doelstelling van de Coudenberg-groep. Niet verwonderlijk dat de studie “Cost of non-Belgium” alle mogelijke kosten van een splitsing dik in de verf zet, maar amper rept over de mogelijke baten.

De Brusselse zakenadvocaat Jean-Pierre De Bandt geeft volmondig toe : “Wij houden vast aan het federale model. We zijn overtuigd van de meerwaarde daarvan. In die zin is onze analyse inderdaad eenzijdig. De baten van de splitsing worden niet echt in rekening gebracht.” Laat staan dat er een kosten-batenanalyse gemaakt wordt voor elke deelstaat afzonderlijk.

Alsof de baten van het huidige federale model samenvallen met de kosten van een boedelscheiding, als keerzijden van eenzelfde medaille. De mogelijkheid dat iets tussenin het confederalisme van Luc Van den Brande ? bepaalde kosten van het separatisme vermijdt en tegelijk het huidige model verbetert, is voor de Coudenberg-groep onbestaande. De denkgroep geleid door De Bandt is nu eenmaal een vurig pleitbezorger van het unionistisch federalisme, opgebouwd rond de drie gewesten. Hun centrale boodschap : het is dat of de catastrofe.

Cost of Non-Belgium bevat weinig echte kostenberekeningen. De auteurs merken terecht op dat dit een zeer hachelijke onderneming is. Maar het verschaft hen meteen ook een gemakkelijk alibi waarachter een gebrek aan afdoende bewijs van de vooronderstellingen kan verstopt worden. Zo wordt het verdwijnen van de monarchie als grote verliespost geboekt, zonder enige becijfering.

BRUSSEL OVERSCHAT.

Wat niet wegneemt dat het boek sporadisch toch een nieuwe invalshoek oplevert. Dat geldt inzonderheid voor de bijdrage van hoogleraar fiscaal recht Frans Vanistendael (KU-Leuven), zelf actief medewerker van de Coudenberg-groep. Volgens het internationaal belastingrecht komen de belastingen en de sociale bijdragen op arbeid het land toe waar de arbeid wordt verricht, beklemtoont hij. Bij een splitsing van België in drie de drie huidige gewesten zou dit een miljardentransfer van Vlaanderen en Wallonië naar Brussel met zich brengen. Honderdduizenden Vlaamse en Waalse pendelaars verdienen immers hun brood in het hoofdstedelijk gewest. Na de splitsing zouden zij de daarop verschuldigde belastingen in de Brusselse stadskas moeten storten.

Vanistendael raamt de transfer op jaarlijks 200 tot 300 miljard, die Vlaanderen en Wallonië samen zouden verliezen aan Brussel. Deze bevinding staat haaks op de alom bekende gegevens omtrent de jaarlijkse geldstroom van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel, zowat 100 miljard in de sociale zekerheid alleen reeds. Deze geldstroom is gebaseerd op een verdeling van de fiscale of parafiscale ontvangsten op basis van de woonplaats niet de werkplaats van de betaler.

De stelling van Van Istendael is zo sterk als zijn uitgangshypothese : een splitsing van België in drie. En die hypothese is toch wel zeer zwak. Een splitsing met drie, en dus het verlies van Brussel, is voor de Vlaamse separatisten of radicale autonomisten precies het nachtmerrie-scenario. Vele autonomisten in Vlaanderen aarzelen juist omwille van het mogelijk verlies van Brussel de stap naar de onafhankelijkheid te zetten. In de nota-Van den Brande wordt overigens in alle duidelijkheid de tweeledigheid van België als uitgangspunt genomen.

Maar zelfs in de hypothese van een radicale splitsing in drie, is de analyse van Vanistendael zeer betwistbaar. Brussel heeft niet enkel te winnen, maar ook te verliezen. Het zou zijn hoofdstedelijke functie kwijtspelen, en meteen ook praktisch zijn hele leger ambtenaren (federale, Vlaamse en Franse gemeenschap). In bovenvermelde raming van de transfer wordt daar geen rekening mee gehouden. Ook niet verrekend zijn de verplichtingen inzake sociale zekerheid die Brussel zal moeten vervullen ten aanzien van alle pendelaars.

“Het verlies van de hoofdstedelijke functie zal ruimschoots gecompenseerd worden door de winst aan internationale aantrekkingskracht,” repliceert Vanistendael. “Eenmaal de communautaire hypotheek gelicht, kan Brussel voluit de internationale toer opgaan. Het zou gelet op het internationaal belastingrecht de nodige ademruimte hebben om bedrijfsactiviteiten fiscaal te lokken.” Als dit scenario zich zou voltrekken, dan hebben we zonder meer te maken met een win-win-situatie. Ook de omringende deelstaten, en in de eerste plaats Vlaanderen, zouden mee profiteren van een Brussels DC, hoofdstad van Europa. Deze redenering is dus eerder een argument pro dan contra de splitsing.

Ander zwak punt in de analyse van Vanistendael is, ten slotte, de hypothese van een niet-onderhandelde splitsing. Minstens even waarschijnlijk is het dat de verschillende partijen een overeenkomst bereiken over een boedelscheidingsverdrag. Daarin kan zonder enig probleem afgeweken worden van de internationale fiscaalrechterlijke spelregels. Het staat zo goed als vast dat, als het tot een overeenkomst komt, dat ook zal gebeuren. De Brusselse onderhandelingsdelegatie zo die er al zou zijn zal het vrijwel zeker moeten afleggen tegen het gezamenlijke Vlaams-Waalse belang.

“Een afwijking van het internationaal fiscaal recht zou een zeer uitzonderlijk en gevaarlijk precedent zijn,” werpt Vanistendael nog op. Een argument dat door Johan Van den Driessche, tax partner bij KPMG, wordt ontkracht : “België heeft met zijn drie buurlanden verdragen die bepalen dat grensarbeiders belast worden in het land waar ze wonen. Het begrip grensarbeid wordt geografisch ruim omschreven. Ook wie bijvoorbeeld vanuit Meise, bij Brussel, in Nederland gaat werken, wordt in België belast.”

NA DE EUROPESE MUNTUNIE ?

Buiten Vanistendael levert enkel de Naamse professor economie Robert Deschamps nog een ernstig becijferd argumentarium. Deschamps probeerde te berekenen wat een splitsing van de Belgische overheidsschuld zou kosten aan extra-rentelasten. Hij gaat ervan uit dat de staten Vlaanderen, Wallonië en Brussel meer rente zullen betalen dan de Belgische staat. De Naamse hoogleraar baseert zich onder meer op het feit dat de gewesten en gemeenschappen nu reeds een slechtere rating hebben dan de federale staat, ook al hebben ze veel minder schulden. Deschamps raamt de extra-rentelasten voor de drie nieuwe staten samen op 10 tot 30 miljard frank. Bij een abrupte niet-onderhandelde splitsing kan dit nog verder oplopen.

Daarmee blijft Deschamps toch nog een stuk onder de raming die de Nationale Bank van België (NBB) vier jaar geleden maakte : 60 miljard extra-rentelasten. Deze raming werd destijds zwaar op de korrel genomen door de Leuvense hoogleraar economie Paul De Grauwe (tevens VLD-parlementair). Hij betoogde dat de geringere kredietwaardigheid van de deelstaten vooral te wijten is aan het gebrek aan fiscale bevoegdheden. Fiscal power is voor internationale ratingbureaus een essentieel element. Overigens is reeds op dit ogenblik het renteverschil tussen Belgisch en Vlaams overheidspapier uiterst minimaal. Daarbij komt dat Deschamps noch de NBB rekening houden met de mogelijkheid dat bij een splitsing van de rijksschuld Vlaanderen en Wallonië meer begrotingsdiscipline aan de dag zullen leggen.

Op één punt slaat de Coudenberg-groep in zijn analyse ongetwijfeld de nagel op de kop : indien de Europese muntunie er komt, bevinden we ons in een totaal andere situatie, waarbij een splitsing veel makkelijker zou zijn. Volgens het Europees afgesproken schema zouden op 1 juli 2002 de nationale munten moeten ingeruild zijn voor de Euro. Net op tijd voor Van den Brande om op 11 juli 2002 de onafhankelijkheid uit te roepen ?

JAN VAN DOREN

Coudenberg Groep, Cost of non-Belgium, Roularta Books, 257 blz., 595 fr. (te verkrijgen op de zetel van de Coudenberg Groep, tel. 02/513.67.45).

JEAN-PIERRE DE BANDT (COUDENBERG GROEP) Baten van splitsing niet berekend.

BERNARD FOCCROULE (MUNTSCHOUWBURG) Fel gekant tegen het voorstel om afgevaardigden van de Gemeenschappen op te nemen in de raad van bestuur : Dat zou tot communautaire stellingnames en immobilisme leiden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content