Het geld geldt niet meer
Ook in de wereld van het geld zal de komst van nieuwe technologieën niet onopgemerkt voorbijgaan. Internet zal een golf van technologiegedreven veranderingen veroorzaken die monetaire systemen en banken op hun grondvesten zullen doen daveren. Een overzicht van de mogelijke gevolgen.
Ten eerste is het mogelijk dat de monetaire politiek en de centrale banken irrelevant worden. De toename van brutobetalingssystemen in real time wekt de verwachting dat er minder nood zal zijn aan een of andere vorm van uiteindelijke vereffeningsmunt. Bovendien is het niet uitgesloten dat privé-vereffeningssystemen ook privé-betalingsmiddelen zullen aanvaarden. In een wereld vol privé-geld zijn de centrale banken wel gedoemd om te worden geprivatiseerd. Of worden ze misschien omgevormd tot louter regelgevende instellingen?
Ten tweede is het evenmin uitgesloten dat nationale en privé-valuta effectief met elkaar in concurrentie zullen treden. Zoiets zou elke wisselkoerspolitiek en elke bekommernis om de betalingsbalans achterhaald maken. Het gebruik van slimme betaalkaarten en draadloze communicatiemiddelen breidt zich wereldwijd uit, zelfs in de armste landen, en de kosten blijven spectaculair dalen. Door de verspreiding van internet kunnen financiële transacties honderd keer goedkoper plaatsvinden dan wanneer ze moesten worden afgewikkeld door de bank. Tegenwoordig bieden aanbieders van elektronische cash nieuwe betalingsmechanismen aan, zelfs voor kleine grensoverschrijdende transacties. Zodra aan de vraag naar geheimhouding, beveiliging en vertrouwelijkheid wordt voldaan – wat kan door codering, reglementering en merkcreatie -, zullen we waarschijnlijk een heel nieuwe wereld van financiële afwikkeling zien ontstaan.
Kapitaalvlucht zal niet langer een voorrecht zijn van de rijken. De mensen zullen (kunnen) kiezen tot welk muntblok ze behoren. Het resultaat zal zijn dat geografische entiteiten zoals staten – en het geld dat op hun grondgebied wordt gebruikt om fysische transacties af te wikkelen – niet langer zullen samenvallen. De overheid zal het instrument van nominale ontwaarding van de wisselkoersen verliezen. Deficits op de nationale lopende rekeningen zullen dan even weinig betekenis hebben als binnen een muntunie.
Ten derde is het mogelijk dat flexibele vormen van loonbepaling een substituut zullen vormen voor het verlies aan nominale wisselkoersflexibiliteit. Loonovereenkomsten zijn doorgaans star (sticky) omdat mensen slechts node toestaan dat er wordt gesnoeid in de verloning die in hun contract werd afgesproken. In omstandigheden waarin de lonen omlaag moeten om de werkgelegenheid te herstellen, krijgt men dus een lange en pijnlijke aanpassing, tenzij een of ander mechanisme – zoals muntontwaarding – alle lonen in een getroffen land of sector in één klap naar beneden haalt. In de toekomst kunnen de lonen ook worden uitgedrukt in bijvoorbeeld aandelen van de werkgever.
Ten vierde zal de job van de bancaire regelgevers misschien makkelijker worden door een verhoogde discipline op de kapitaalmarkten. In een wereld met privé-geld of concurrentie tussen munten, zal de overheid niet langer in staat zijn een onbeperkte depositoverzekering of liquiditeitsondersteuning te bieden door geld bij te drukken. Over het algemeen beginnen de disciplines die aan financiële instellingen worden opgelegd, eruit te zien als die die golden onder het vrije banksysteem van de 18de en 19de eeuw. Zonder reglementair kader zouden de banken doorgaans kapitaal aanhouden in de orde van 20% van de activa of meer zelfs, een beetje zoals op dit ogenblik onder currency board-systemen geldt. Ze zouden uitpakken met harde cijfers over hun financiële gezondheid en worden aangespoord om moral hazards te vermijden.
Ten slotte zal de noodzaak om deflatie en financiële crises te voorkomen veel waarschijnlijker worden, tenminste tijdens de overgangsperiode naar de nieuwe geldwereld. De verschuiving naar meer flexibele prijssystemen zal lang en pijnlijk zijn. Bovendien zullen financiële crises kunnen worden uitgelokt, naarmate oncontroleerbare elektronische stromen de landen met zwakke banksystemen overspoelen. Uiteindelijk zal het, eens de monetaire autoriteiten achterhaald zijn, moeilijk worden om een anticyclische macro-economische politiek te voeren.
Verandering.
De discussie waar men intussen nog niet uit is, is of een markt met elkaar beconcurrerende emittenten al dan niet goed zal werken – met andere woorden: of de markten destabiliserend of zelfcorrigerend zullen zijn. Wat we echter wel weten, is dat het uitzicht van het wereldwijde monetair systeem zal veranderen. Sinds de invoering van ongedekt papiergeld en het verval van de goudstandaard zijn de monetaire regimes in de wereld ongeveer om de twintig tot dertig jaar gewijzigd. Waarom zou daaraan nu een einde komen? De ware vraag is wat er nu voor de deur staat.
Michael Klein
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier