Het blijft druppelen

Er bestaan geen wondermiddelen tegen de files op het Internet. Er zijn gewoon te veel partijen mee gemoeid.

Wie geregeld het World Wide Web gebruikt dat is het multimediagedeelte van het Internet moet zich al dikwijls hebben afgevraagd waarom men het Net per se als een consumentenmedium wil afschilderen. Netsurfen vergt een geduld en doorzettingsvermogen dat eerder met topsport wordt geassocieerd. Nieuwe gebruikers staan perplex : zijn deze lauwe datadruppels echt de beroemde informatiesnelweg ? Veteranen halen de schouders op : het Internet is altijd al overbevolkt geweest en zolang het elk jaar in omvang verdubbelt, zal dat waarschijnlijk zo blijven.

Echt ? De vraag of het Internet zijn jeugd kan ontgroeien en zo snel en betrouwbaar als het telefoonnetwerk kan worden, is er tenslotte één van economie. Het Internet vandaag werkt met een financieel model dat nauwelijks is veranderd sinds de tijd, tien jaar geleden, toen het netwerk een niet-commerciële communicatieverbinding voor universiteiten en onderzoekslaboratoria was. De vele netwerken die het Internet uitmaken, worden uitgebaat door vele verschillende firma’s. Ze zetten nu tientallen tot honderden miljoenen om, maar wisselen nog altijd data uit op basis van het ruilprincipe, of de ruwste benadering van werkelijke kosten. Het is niet verbazend dat het op de intersecties tussen netwerken is waar het verkeer stilvalt. Klanten kunnen een fortuin betalen voor een professionele dienst, eerder dan voor een na-de-zessen-service, maar geen enkele toegangsleverancier kan de kwaliteit verder dan zijn eigen netwerk garanderen. Het Internet behandelt alle transmissies gelijk, ongeacht hun prijs. Vandaar dat meer en meer gebruikers het publieke Internet omzeilen. Firma’s zetten hun eigen Intranets op voor één site of Extranets tussen filialen en partners. President Clinton beloofde vorige maand nog 500 miljoen dollar (over 5 jaar) aan een groep Amerikaanse onderzoeksinstellingen om een Internet II te bouwen voor louter academisch verkeer.

TARIFERINGSSYSTEEM.

Moet het Internet van economisch model veranderen om zijn problemen op te lossen ? Moeilijk te zeggen. Het alternatief voor de forfaitaire tarifering die typisch is voor het Internet, is er immers één die gebaseerd is op gebruik. En één van de redenen waarom het Internet zo snel kon groeien, is precies dat de bouwers het complexe boekhoudings- en tijd-en-afstandstariferingssysteem van de telefoonnetwerken hebben vermeden.

Voor de klant scheelt het een slok op de borrel. Bel vandaag internationaal en u betaalt per kilometer en per seconde. Verstuur een e-mail (of telefoneer via het Net met speciale software) en u betaalt hooguit voor een lokaal gesprek. Gedeeltelijk is dat prijsverschil aan efficiëntieverschillen te wijten. Het Internet splitst de data op en verstuurt ze samen met data van vele andere verbindingen over één lijn. Een lokaal telefoongesprek daarentegen reserveert een heel circuit voor de duur van de oproep. Theoretisch tenminste, want bij lange-afstandsverbindingen zal het telefoonnetwerk net zo goed gesprekken in digitale stromen vertalen en met andere gebundeld over glasvezel versturen. Dezelfde glasvezel overigens, waarin de Internet-dienstenleveranciers hún kanalen huren. Zowel de Internet service providers (ISP’s) als de telefoonmaatschappijen hebben trouwens vergelijkbare kostenpatronen : hun grote uitgaven zijn de installatie van centrales (of routers) en het leveren van lijnen. Eens dat is gefinancierd, is de kost van extra data zo goed als nul “te goedkoop om te meten,” zoals sommigen zeggen.

Als hun kosten dan zo vergelijkbaar zijn, waarom tariferen de twee dan zo verschillend ? Het antwoord is dat telecomtarieven weinig verband houden met kosten. Op het Internet speelt de vrije markt, maar de telefonie is bijna overal door bureaucraten en commissies gereguleerd. De werkelijke kosten zijn verborgen onder een laag van kruissubsidiëring.

Met de groeiende vrije concurrentie is dat aan het veranderen. Zo verwacht Tim Kelly van de International Telecommunications Union in Genève dat telefoonmaatschappijen de komende tien jaar 60 % van hun inkomsten uit aansluitingskosten en maandelijkse abonneegelden zullen halen, tegen 33 tot 40 % in de voorbije tien jaar. Dat betekent voor de gebruiker dat de vaste kosten stijgen, terwijl de kosten per oproep dalen. Dat is een evolutie in de richting van de forfaitaire tarieven die momenteel gangbaar zijn op het Internet.

Maar ook het Internet zal zijn tarifering wellicht moeten veranderen misschien door dichter aan te leunen bij de methode van de telefoonmaatschappijen een mengsel van vaste tarieven en andere gebaseerd op gebruik. Economisten zoals Hal Varian van de University of California en Jeff Mackie-Mason van Michigan University, hameren erop dat de huidige prijsstructuur van het Internet zijn sociale kosten niet uitdrukt. Daar bedoelen ze dan niet de impact op het gezinsleven mee, maar de periodieke files op het Net. Mijn Internet video-oproep kan uw e-mail blokkeren en u op kosten jagen, zonder dat ik het merk. Een op gebruik gebaseerde prijszetting, betogen zij, is essentieel om de schaarse transmissiecapaciteit rationeel toe te wijzen.

VERZADIGING.

Het gevaar voor verzadiging is de jongste paar jaar ongetwijfeld toegenomen, naargelang het Internet evolueerde van een door de overheid gesubsidieerd speelplein voor academici tot een paradijs van ontspanning, handel en informatie. Het resultaat is dat het gebruik van het Internet sneller groeit dan het aantal abonnees : op één van de belangrijkste kruispunten verdubbelt het gebruik elke 6 maanden, terwijl het aantal abonnees maar elk jaar verdubbelt, zegt voormalig hoofd van de Internet Society, Tony Rutkowski (nu bij General Magic). Dankzij de groei van het World Wide Web kunnen nu niet alleen tekst, maar ook audio en video over het net worden gestuurd, wat de drukte alleen maar verhoogt. En met die verschuiving worden ook de kosten van verzadiging hoger : dat een stuk e-mail een paar seconden later aankomt, is geen ramp. Maar bytes uit een videoconferentie of telefoon die worden opgehouden, verknoeien het resultaat.

Moeten we dan het systeem van verrekening tussen de netwerken van het Internet herzien ? Bij telefoonmaatschappijen bestaat er een verrekeningsmechanisme waarbij de firma die de oproep inleidt (en de oproeper factureert) een deel van de opbrengsten afstaat aan de firma die de oproep aflevert. Dergelijke regelingen zijn een bron van eindeloze discussies. De lange-afstandscarriers van de Verenigde Staten klagen erover dat ze te veel moeten betalen aan lokale telefoonmaatschappijen. Landen met goedkope tarieven hebben bovendien de neiging om te bellen naar landen met duurdere tarieven. Daardoor betalen de Amerikaanse carriers netto 4,3 miljard dollar per jaar aan het buitenland, onder gegrom dat zij inefficiënte en niet-concurrentiële firma’s subsidiëren. Daardoor evolueren de telefoonmaatschappijen naar een oproeper-houdt-alles-systeem, waar de partijen elkaar een forfaitaire vergoeding betalen voor een bepaalde hoeveelheid transmissiecapaciteit, ongeacht het gebruik.

Precies dat brengt hen dichter bij het Internet-model, waar de verrekening rudimentair gebeurt tussen alle koppelingen in de hiërarchie van het Internet. De toegangsleveranciers betalen hun regionaal netwerk, regionale netwerken betalen de firma’s die de ruggengraat van het systeem uitbaten. De regeling gaat uit van beschikbare capaciteit, niet van gebruik. Men komt gewoon overeen elkaars verkeer te dragen, zonder een precieze afrekening te maken. Dat stimuleert de carriers om het verkeer zo snel mogelijk naar elders door te sluizen. Kleine toegangsleveranciers varen er wel bij, de grote klagen erover dat zij te weinig worden beloond voor het doorvoeren van het verkeer over het grootste deel van het traject. Daardoor is er voor hen ook geen stimulans om in nieuwe capaciteit te investeren. De hoge prijzen voor huurlijnen (in de meeste landen) betekenen ook dat niet-Amerikaanse firma’s soms tien keer meer betalen dan Amerikaanse. Daarnaast is een systeem van forfaitaire vergoedingen goedkoop. Voor een telefoonmaatschappij is een oproep soms duurder om hem te factureren dan om hem tot stand te brengen. Vlakke vergoedingen beantwoorden ook aan de eigenaardigheden van het Internet. Een Internet-boodschap kan langs een dozijn verschillende carriers lopen : moet elk dan een stuk van de betaling krijgen ? En als iemand een klein berichtje stuurt en een pak informatie terugkrijgt, hoe verdeel je dan de kosten ?

PRIORITEIT.

Economisten, die altijd rode lichtjes zien branden achter het woord gratis, hebben ingenieuze systemen uitgedacht om Internet-gebruikers meer volgens kosten te tariferen. Verschillende voorstellen verschijnen binnenkort in het boek over Internet Economie van Lee McKnight en Joseph Bailey van MIT. De voornaamste suggestie is om aan boodschappen een indicatie van hun prioriteit mee te geven (hoog voor een videoclip, laag voor een e-mail, en zo verder). Gebruikers zouden op voorhand betalen voor verkeer met een hoge prioriteit ; of ze zouden kunnen betalen volgens het niveau van verzadiging minder in de daluren, meer in de spits.

De middelen voor zulke verfijnde oplossingen zullen geleidelijk beschikbaar worden. Een nieuw protocol, Resource Reservation Protocol (RSVP) zal binnenkort toelaten om het gewenste kwaliteitsniveau te specificeren en, in theorie, om ervoor gefactureerd te worden. Asynchronous Transfer Mode (ATM) dat digitale signalen als pakketten van een standaardformaat verstuurt zal een betrouwbare dienstenkwaliteit toelaten en het bijhouden van de rekeningen vergemakkelijken als de techniek ooit populair wordt.

Dat tarieven een impact hebben op de manier waarop het Internet wordt gebruikt, staat vast. De in juni verschenen Oeso-studie Information Infrastructure Convergence and Pricing : The Internet (http://www.oecd.org/dsti/gd docs/s96 xxe.html) toonde dat Internet-toegang veel groter was in concurrentiële telecommarkten dan in niet-concurrentiële (zie grafiek : Hoe goedkoper, hoe meer gebruikt). De reden was vrijwel zeker dat de gemiddelde prijs voor huurlijnen in landen met monopolies 44 % hoger lag dan in landen met concurrentie. Er was ook een nauwe correlatie tussen Internet-gebruik en de structuur van de lokale tarieven : urenlang surfen is gratis of bijna gratis in de VS en Canada, maar wordt in de meeste Oeso-landen tegen het lokale telefoontarief gefactureerd.

Terwijl het laatste systeem zijn eigen aberraties kent een verbluffende 96 frank per uur aan lokale communicatiekost in het Belgische rode tarief is ook het eerste voor de toegangsleverancier onhoudbaar, vindt business development manager Martin Lagauw van EUnet Belgium. “Het zet de gebruikers ertoe aan om hun Internet-lijn een hele dag open te laten liggen, waardoor de inbelpoorten voortdurend bezet zijn.”

Wat tegelijk één van de heerlijkste aspecten van het Internet illustreert. Aangezien het Net geheel door vraag en aanbod wordt gestuurd, zullen de files zich vanzelf oplossen als maar genoeg surfers er de brui aangeven.

The Economist

FILE OP DE INFORMATIESNELWEG Niet alleen tekst, ook audio en video worden vandaag over het Net gestuurd. Dat verhoogt alleen maar de drukte.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content