Flankerend beleid nodig voor energieregels

Frans Naessens uit Kuurne heeft een boete van 16.000 euro in de bus gekregen. Hij verwarmt zijn nieuwe woning elektrisch en voldoet niet aan de energieprestatieregelgeving voor gebouwen (EPB). Die geeft de energieprestaties van een woning weer. Tegen 1 januari 2010 wil de Vlaamse overheid die norm zelfs verstrengen tot E80. “Maar wij betwijfelen of dat in alle gevallen haalbaar is”, zegt attaché Annemie Bollen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). “Bijvoorbeeld ingesloten appartementen en sommige kleine vrijstaande woningen zullen er moeilijk aan kunnen voldoen.”

Dat is niet het enige bezwaar dat de SERV formuleert in zijn advies. Zo zijn de verantwoordelijkheden nu niet duidelijk afgebakend tussen bouwheer, architect en aannemer. “Dit is misschien nu geen zwaarwegend thema, maar gezien de regelgeving pas sinds twee jaar in voege is, verwachten we dat de problemen met huizen die niet voldoen nog de kop moeten opsteken. Dat dreigt negatief af te stralen op een regelgeving die in se goed is voor het klimaat én helpt de energiefactuur te beperken van de bouwheer.”

Daarom pleit de SERV ervoor om de energieprestatieberekening te verplichten vóór de start van de werken en er eventueel een opschortende voorwaarde voor de vergunning van te maken. “Nu kan er worden begonnen met bouwen zonder dat de bouwheer weet of zijn woning wel voldoet aan de EPB-voorwaarden. Waardoor er soms in extremis maatregelen moeten worden genomen, met bijhorende hoge kosten. Bovendien weet de bouwheer niet in welke mate sommige ingrepen gevolgen hebben voor de energienorm. Terwijl hij wel de boetes moet betalen.”

De meest fundamentele kritiek is dat de energieregelgeving te los staat van het beleid voor woningbouw, ruimtelijk ordening, armoede of het sociaal beleid. De start van de werken moet bijvoorbeeld twee keer worden gemeld: één keer voor Stedenbouw, bij de gemeente, en één keer bij het Vlaams Energie-Agentschap. “Er zijn nog een pak flankerende maatregelen nodig die nu ontbreken of onvoldoende zijn.” Zo slagen in de praktijk vooral hooggeschoolden erin uit te vlooien voor welke premies ze in aanmerking komen. Lagere sociale groepen doen minder een beroep op premies omdat zij veelal de verbeteringswerken niet kunnen voorfinancieren. Ook energieprestatieniveaus zeggen op zich niets over op het werkelijke energieverbruik van een woning. Hooggeschoolden wonen meestal in grotere en zuiniger woningen, maar verbruiken vaak meer energie dan laaggeschoolden in een kleine, minder zuinige woning.

L.H.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content