EURO-SLAVEN
“J awohl,” antwoorde de Duitse minister van Financiën Theo Waigel beslist op vraag of de euro net zo’n sterke munt wordt als de Deutsche Mark. Waigel kreeg die vraag voorgeschoteld op de voorbije Europese top van Dublin.
Naar aanleiding van deze vergadering konden de Europese burgers voor het eerst de eurobiljetten bewonderen die vanaf 1999 zullen circuleren. Maar belangrijker op de bijeenkomst was het stabiliteitspact. In essentie vormt dit pact een soort gedragscode vooral op het vlak van begrotings- en schuldbeleid voor de landen die deel zullen uitmaken van de Europese Monetaire Unie (EMU). Tijdens de discussies daarover hebben de Duitsers het laken zo goed als volledig naar zich toe getrokken wat Jean Arthuis en Philippe Maystadt, respectievelijk Frans en Belgisch minister van Financiën, achteraf ook beweerden. Immers, pas als de economie met 2 % krimpt het woord depressie ligt dan beter in de mond dan recessie krijgen de lidstaten automatisch het recht om het begrotingstekort tot boven de 3 % te laten oplopen. Wie ligt er in dergelijke uitzonderlijke omstandigheden nog wakker van een begrotingscijfer ?
Het Dublin-akkoord vormt de begrafenis voor elk discretionair beleid dat niet de goedkeuring wegdraagt van de rigide Duitsers. Dat de EMU er pas zou komen als men de Duitse orthodoxie op monetair vlak zou volgen, was al jaren duidelijk. Nu komt daar dus ook een zo goed als volledige blokkering van het budgettaire beleidsinstrument bij. De beoordeling van die situatie verschilt, afhankelijk of men ze puur economisch dan wel politiek-democratisch bekijkt.
Onderzoek heeft aangetoond dat vanuit economisch oogpunt een overheidsbeleid dat de conjunctuurcyclus tracht bij te sturen via monetaire en/of budgettaire weg slechts povere resultaten oplevert. In sommige gevallen werkt het zelfs volledig averechts. Vanuit politiek standpunt is het dan weer de vraag of men in dit stadium van de Europese integratie zomaar kan aanvaarden dat het nationale begrotingsbeleid uit handen wordt gegeven. Deze vraag krijgt nog meer relevantie als men rekening houdt met het feit dat op EU-niveau nog geen ernstige budgettaire herverdelingsmechanismen werden gecreëerd om divergerende ontwikkelingen tussen verschillende regio’s op te vangen. Binnen de bestaande monetaire unies (bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Canada en Duitsland) spelen dergelijke mechanismen wel een belangrijke rol.
Vooral de Fransen en de Duitsers vochten in Dublin een bittere slag uit. In de aanloop naar de top was het vooral de Franse eerste minister Alain Juppé die de toon zette. In een interview met de Financial Times verklaarde hij dat het voor hem als democraat onaanvaardbaar is om “alle economische, budgettaire, fiscale en monetaire beslissingen te onderwerpen aan de technocratische, door semi-mechanische regels gedreven autoriteit van de Europese Centrale Bank”. Dat is precies datgene wat de Duitsers willen, omdat ze onvoldoende vertrouwen hebben in het economisch sérieux van de Europese partners. Die tweespalt is een echte tijdbom onder de houdbaarheid van de EMU op lange termijn. Alleen de Europese gerichtheid van Helmut Kohl en Jacques Chirac heeft belet dat de grondige onenigheid tussen de twee Europese grootmachten ook tot een blokkering van de besprekingen in Dublin leidde.
Kohl én Chirac staan in 1998 echter voor verkiezingen. Als ze die willen winnen, zullen zij hun kiespubliek van totaal tegenovergestelde zaken moeten overtuigen. Kohl moet de Duitsers laten geloven dat de euro gewoon een Europees doordrukje is van de machtige mark. Chirac moet de Fransen laten geloven dat Frankrijk niet via monetaire weg is geannexeerd door Duitsland en dat er nog andere zaken een rol spelen bij de uitstippeling van het monetaire beleid dan in de strikte zin van het woord de stabiliteit van de euro (wat het enige is dat telt voor de Duitsers). Dit kan alleen maar aanleiding geven tot hoogstandjes inzake politieke retoriek.
1998 kondigt zich met andere woorden spannend aan voor de EMU. Waarmee trouwens niet is gezegd dat 1997 vlekkeloos zal verlopen. Positief is alvast dat de economische groei in Europa zich voor volgend jaar behoorlijk robuust aankondigt (zie ook Tweespraak, blz. 3). Toch blijft volgens de recentste gegevens de Franse groei behoorlijk achter op de Duitse. Indien bijvoorbeeld én de stijging van de olieprijs (zie ook blz. 32) én de stijging van de dollar zich zouden doorzetten, zou de Bundesbank wel eens snel naar een verhoging van de rentevoeten kunnen grijpen om het inflatiegevaar in de kiem te smoren. Zullen de Fransen dan, met een reële groei die achterblijft op de Duitse, mee op de monetaire rem duwen ? Of verklaren ze het Duitse beleid op dat ogenblik sociaal (lees : electoraal) niet langer verantwoord ?
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier