EU klaagt fabrikanten aan

Zijn de sigarettenfabrikanten tot op het hoogste niveau bij de smokkel van hun product betrokken? De Europese Commissie, hierin gevolgd door België, meent van wel. Er zijn zoveel aanwijzingen in die richting dat toeval wordt uitgesloten.

Internationaal georganiseerde sigarettensmokkel, witwassen van drugsgeld, samenwerking met drugsmaffia, georganiseerde misdaad, racketeering en fraude. Dat zijn enkele van de klachten die wereldwijd werden ingediend tegen Philip Morris ( PMB) en RJR Reynolds.

De Europese Commissie leidde bij een rechtbank in New York een civiele procedure in tegen de twee genoemde Amerikaanse sigarettenfabrikanten. De Europese antifraudedienst OLAF raamde de fraude binnen de EU voor de sigarettensmokkel in 1999 op 72 miljard frank. In sommige lidstaten maken gesmokkelde rookwaren 10% van het aanbod uit.

Canada en – jawel – Colombia hebben ook een aanklacht ingediend tegen RJR, PMB en British American Tobacco ( BAT) voor gelijkaardige feiten. Minister van Financiën Didier Reynders ( PRL) bevestigde onlangs in de Senaat dat België zich aansluit bij de EU-aanklacht. De aanklachten zijn raadpleegbaar op de internetsite van de bekende Amerikaanse journalistengroep The Center for Public Integrity ( www.public-i.org.)

Antwerpen als draaischijf

Philip Morris haalt met zijn bekende sigarettenmerken Marlboro en L&M officieel veruit het grootste Belgische marktaandeel van 35,5% en een omzet van ongeveer 35 miljard frank. De twee andere haalden in 1999 met hun sigarettenmerken Camel, Winston (beide RJR), Barclay en Boule d’Or (beide BAT) een gezamenlijk Belgisch marktaandeel van ongeveer 10%. Volgens de EU-klacht haalde PMB “een maximale marktpenetratie en maximaal marktaandeel door miljarden smokkelsigaretten tegen veel te lage prijzen in de EU te dumpen.”

Bij de sigarettensmokkel spelen grote havens als Antwerpen en Rotterdam een sleutelrol. In de verschillende aanklachten wordt ook naar Antwerpse warenhuisketens verwezen, zonder ze bij naam te noemen. Morris zou Antwerpen als de draaischijf van de sigarettenhandel voor Europa, Centraal- en Zuid-Amerika hebben uitgekozen wegens de gebrekkige douanecontrole en tracering.

Volgens de EU-aanklacht waren de fabrikanten “te allen tijde betrokken in het dirigeren, beheren en controleren van de smokkeloperaties in de EU”. De smokkelaars werden zelfs verplicht ter controle logboeken van de smokkelleveringen, plaatsen en verkoopprijzen bij te houden, luidt de EU-klacht.

Volgens de EU-klacht organiseerde PMB in oktober 1990 in aanwezigheid van zijn senior-vice-president Marc Goldberg en verkoopdirecteur Hal Quick een vergadering waarin “de activiteiten van smokkelaars geholpen en actief gepromoot werden door gedetailleerde informatie te geven”. Op 14 februari 1992 werd daarvoor in New York een strategievergadering tussen PMB en BAT gehouden, waarbij de EU-klacht spreekt over “een complot om prijsafspraken rond smokkelsigaretten te maken”. Daarnaast regelden de verschillende sigarettenfabrikanten volgens de EU-klacht “een procedure waarbij de verkochte smokkelsigaretten verrekend konden worden via geheime betalingen naar Zwitserse vennootschappen en/of bankrekeningen om de smokkelinkomsten te verbergen”.

Volgens de Europese Commissie verkoopt PMB sinds 1991 sigaretten aan “individuen waarvan ze weten dat het gereputeerde drugstrafikanten zijn” en hebben “de smokkelactiviteiten het de drugsbaronnen mogelijk gemaakt om hun drugswinsten wit te wassen.” (…) “Het geweld dat met tabaksmokkel gepaard gaat, stijgt in grote mate,” besluit de EU-aanklacht, expliciet verwijzend naar “de betrokken Russische en Aziatische misdaadorganisaties die verweven zijn met drugs- en wapenhandel, mensensmokkel en andere illegale activiteiten”.

In een reactie protesteert het Europees hoofdkwartier van PMB krachtig tegen “de pogingen zonder voorgaande van de Europese Commissie om gebruik te maken van de Amerikaanse rechtbank om ons aansprakelijk te stellen”. Volgens RJR is “elke suggestie van betrokkenheid bij smokkelactiviteiten – in Europa of elders – ondraaglijk en onjuist”.

Kenneth Clarke, BAT’s vice-voorzitter, getuigde tijdens een hoorzitting in het Britse Huis van Afgevaardigden dat “er geen enkel bewijs is dat hijzelf ooit gezien heeft, dat BAT aan deze smokkel deelneemt.” En voegde er wel aan toe: “We trachten het te verminderen en te vermijden.”

Stef Janssens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content