Een teken van voorspoed

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Sinds de jaren ’70 gingen in de Belgische industrie 365.000 jobs verloren. Een symptoon van een kwakkelende economie ? Neen, aan de basis van de vermeende desindustrialisering ligt een groeiende welvaartscreatie.

Steeds minder mensen die erin slagen een even hoge of zelfs hogere industriële output te genereren : het is een kenmerk van welvarende industriële landen als België. Die vrijgekomen arbeidskrachten kunnen immers in andere sectoren nieuwe welvaart creëren.

Toch roept de achteruitgang van de industriële tewerkstelling (zie grafieken) emotionele reacties op. Zo kreeg Fons Verplaetse, gouverneur van de Nationale Bank, felle tegenkanting toen hij in ’93 orakelde dat de Belgische economie het ook zonder industriële sector kon rooien. Ook bij grote bedrijfssluitingen in traditionele sectoren als de automobiel ( Renault-Vilvoorde) staat het land in rep en roer. Begrijpelijk, want de arbeidsuitstoot uit de industrie gaat gepaard met een hoge werkloosheid. Voor velen voldoende bewijsmateriaal om koste wat kost de industriële tewerkstelling te verdedigen. Daarnaast moeten industriële producten door hun aard meer verhandelbaar dan diensten en dus gevoeliger voor internationale competitie voor de nodige inkomsten zorgen om de invoer te financieren. Bijzonder relevant in een open economie als de Belgische, waar 70 % van het bruto binnenlands product (BBP) in- en weer uitgevoerd wordt. Klaus Vandewalle, die aan het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen ( Ruca) uitgebreid onderzoek verrichtte naar het fenomeen van desindustrialisering in België, verwoordt het zo : “Desindustrialisering is alleen een probleem als we hierdoor inboeten aan welvaart als we met andere woorden niet voldoende meer verdienen om onze gewenste import te financieren. Niet de tewerkstelling, maar eerder het exportaandeel van de industrie is in dit perspectief van belang.”

Met de export

van industriële producten kan België evenwel nog steeds zijn boterham verdienen. Op de goederenbalans van de lopende rekening prijkt voor ’96 een overschot van 368 miljard frank. Voor de periode ’95-’98 stijgt het exportvolume sneller dan het importvolume, behalve voor ’96. Toen verloor België ook marktaandeel op zijn belangrijkste exportmarkten. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) verwacht voor ’97 en ’98 evenwel een licht herstel.

Herindustrialisering

Meteen een eerste aanwijzing dat het fenomeen van desindustrialisering alleen maar in termen van tewerkstelling merkbaar is. In ’93 strandde de industriële tewerkstelling op 17,8 % van de totale werkgelegenheid (zie grafiek : Evolutie van de industrie in België). Die 17,8 % van de tewerkgestelden zorgden wel voor 21,5 % van het BBP. Tewerkgestelden in de industrie dragen dus meer bij tot de creatie van welvaart dan hun collega’s uit de dienstensector. De oorzaak daarvan is hun hogere productiviteit.

Het verschil in productiviteitsgroei

ligt aan de grondslag van het wassende aandeel van de dienstensector in het BBP. In de periode ’60-’94 groeide in de geïndustrialiseerde wereld de output van industrie en diensten even snel (+3,6 % op jaarbasis). De productiviteit in de industrie groeide in dezelfde periode evenwel bijna tweemaal zo snel per jaar (3,6 % tegenover 1,6 %). Met andere woorden : de dienstensector had steeds meer arbeidskrachten nodig om het outputtempo van de industrie te kunnen volgen. Het gevolg daarvan was dat het relatieve aandeel van de industrie in de totale werkgelegenheid terugliep. Ook de relatieve prijs van diensten tegenover industriële producten steeg zienderogen. In het BBP becijferd tegen prijzen van vandaag vertaalt zich dat in een verschrompelende industriële sector. Meet men de industriële productie echter in vaste prijzen, dan stijgt het aandeel in het BBP van 22,3 % in 1970 tot ruim 25 % in 1992 ! Anders gezegd, wanneer men de statistieken corrigeert voor productiviteitsverschillen mag men gewagen van een herindustrialisering gedurende de jongste 25 jaar.

Dat in termen van productie de industriële sector standhoudt, toont aan dat er nog steeds evenveel vraag als voorheen is naar industriële producten. Een wijzigend vraagpatroon lag wel mee aan de basis van de overschakeling van landbouw naar industrie. Naarmate het inkomen toenam, werd daar een relatief kleiner aandeel van besteed aan voeding. Uiteraard zorgde ook de toenemende productiviteit in de landbouwsector ervoor dat minder arbeidskrachten nodig waren om het nodige voedsel te produceren.

De overschakeling

van industrie naar diensten is een heel ander verhaal. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) berekende dat het productiviteitsverschil tussen diensten en industrie twee derde van de achteruitgang van het tewerkstellingsaandeel van de industrie verklaart. Slechts het overblijvende derde wordt verklaard door een dalende investeringsquote en statistische vertekeningen zoals industriële bedrijven die steeds meer taken als schoonmaak of boekhouding uitbesteden. Die taken worden dan meegeteld in de dienstensector. Daarnaast kampt het meten van de productiviteit in de dienstensector met heel wat conceptuele problemen, wat een mogelijke onderschatting tot gevolg heeft.

Wijzigende arbeidsvraag

Prognoses gewagen dat het aandeel in de totale tewerkstelling van de Belgische industrie in 2020 nog nauwelijks boven de 10 % zal uitkomen. In een eerste fase leidt die uitstoot van arbeid tot een hogere werkloosheid. In de Aziatisch Tijgers is de desindustrialisering evenwel ook volop aan de gang zonder dat de werkloosheid oploopt. De arbeidsuitstoot wordt pas een probleem als de dienstensector er niet in slaagt het toenemende arbeidsaanbod (vooral door een hogere participatiegraad) op te slorpen. Het is daar dat het schoentje wringt in België en grote delen van Europa.

Want ondanks de continue afname van de tewerkstelling in de industrie, daalde het aandeel uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (UVW) afkomstig uit de industrie van circa 48 % in ’75 tot 25 % in 1995. Vele werknemers stapten dus spontaan over naar de dienstensector. Daar werden in diezelfde periode immers bruto 700.000 banen geschapen, waarvan een derde in de overheidssector. De totale werkgelegenheid bleef omgerekend met 3,7 miljoen voltijdse banen sinds de jaren ’70 nagenoeg onveranderd.

Dat betekent niet

dat werknemers die hun job in de industrie verloren er automatisch één vonden in de dienstensector. Een belangrijk deel van de totale werkloosheid kan worden teruggevoerd naar een technologiegedreven slechte aanpassing van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De vraag naar hogergeschoold personeel nam niet alleen toe in de dienstensector. Handel met de lagelonenlanden verschoof de productiestructuur naar meer technologische industriële producten met een hoge toegevoegde waarde. Hierdoor werden ook in de industrie laaggeschoolde jobs vervangen door meer geschoolde arbeid. Achter de netto-uitstoot van arbeid in de industrie liggen stromen van nieuwe en verdwenen arbeidsplaasten die tot tienmaal de netto-resultante overtreffen. Opmerkelijk in dit kader is dat in de enige industriële sector waar netto-banen bijkwamen 94.300 banen extra in de chemie in de periode ’70 -’92 (zie grafiek : Evolutie van de tewerkstelling) het aantal UVW steeg met 9 %. Gewoon omdat de snelle technologische evolutie steeds wijzigende kwalificaties vraagt. Ook de sector die de zwaarste klappen kreeg in termen van tewerkstelling slaat noodgedwongen en niet zonder succes de technologische weg in (zie kader : Het antwoord van de textielsector).

Naarmate het aandeel

van de industrie in het BBP terugglijdt, hangt toekomstige groei in toenemende mate af van de productiviteit die de dienstensector kan voorleggen. Gezien de historische prestaties wordt het een hele uitdaging om het groeitempo aan te houden. Het komt er dus op aan obstakels daarvoor uit de weg te ruimen en een vlotte doorstroming in de arbeidsmarkt mogelijk te maken.

DAAN KILLEMAES

INDUSTRIELE SECTOR Hoewel de tewerkstelling spectaculair daalde, nam dankzij een sterke stijging van de productiviteit de output toe.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content