Een eigen arbeidsmarktbeleid voor Vlaanderen
Onlangs maakte DaimlerChrysler bekend dat het een gedeelte van de productie van de nieuwe Mercedes C-klasse wilde outsourcen van het Zuid-Duitse Sindelfingen naar Zuid-Afrika en… Bremen.
“In Bremen kunnen we goedkoper auto’s produceren,” redeneerde DaimlerChrysler. En inderdaad. Sindelfingen ligt in de rijke zuidelijke deelstaat Baden-Württemberg en daar bestaat zoiets als de Steinkühler-pauze: een pauze van vijf minuten per uur. En voorts is er de toeslag van 30 % in plaats van 15 % in Bremen voor de ‘late’ ploeg. En ten slotte is er een verschil in vakantiedagen, waardoor de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur in Baden-Württemberg 30,3 uur bedraagt en in Bremen 31,9 uur.
Die verschillen zijn voor een deel het gevolg van de economische toestand. In Baden-Württemberg bedroeg de werkloosheid in juni 2004 5,9 %; dat is het laagste percentage van Duitsland. In Bremen is dat 13,2 %; het hoogste percentage van het westen van Duitsland, dat gemiddeld 8,1 % haalt. Hoe hoger de werkloosheid, hoe groter de druk op de lonen en de loonkosten. Dat heet vraag en aanbod.
Verplaatsen we ons nu even enkele honderden kilometers westwaarts. In Vlaanderen kennen we een werkloosheid van 8 %, terwijl Wallonië af te rekenen heeft met een werkloosheid van 17,7 %. Maar de arbeidsduur tussen beide landsdelen is niet wezenlijk verschillend. De arbeidsduur is immers nationaal en wettelijk vastgelegd. De meeste CAO’s zijn sectoraal en nationaal. De loonkosten in Wallonië en Vlaanderen zullen dus weinig of niet verschillen.
De verdedigers van een puur nationale sociale zekerheid argumenteren dat België zou uiteenvallen als de loonkosten zouden gaan verschillen. Is Duitsland dan uiteengevallen? In Oost-Duitsland kunnen bedrijven zelfs uit een afgesloten CAO treden. De verschillen tussen de Duitse deelstaten worden dan ook groter. Zeker, de arbeidsmarkt is in Duitsland net als in België rigide, maar dat begint nu wel snel te veranderen.
Het nieuwe Vlaamse regeerakkoord geeft weinig aanzetten tot het minder rigide maken van de arbeidsmarkt. Een lichtpunt is de regionalisering van de werkloosheidsuitkeringen die Vlaams minister van Werk Frank Vandenbroucke ( SP.A) heeft voorgesteld. Jammer genoeg blijft het regeerakkoord daar vaag over. Het communautaire luik is het meest expliciet als het over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde gaat. Misschien is dat politiek gezien best belangrijk, maar op economisch vlak zijn er veel gewichtiger communautaire eisen te stellen. Vlaanderen moet – net zoals Wallonië en Brussel – een eigen arbeidsmarktbeleid kunnen voeren. Regionale CAO’s moeten kunnen worden afgesloten, ook over loonkosten.
Hebben we nu te maken met Vlaams egoïsme? Hoegenaamd niet, want het is niet zeker naar welke kant de balans zal overhellen. Vlaanderen zal bij meer autonomie meer mogelijkheden hebben om lastenverlagingen toe te kennen, maar in Wallonië zal door de hogere werkloosheid de druk op de reële lonen toenemen.
Essentieel is dat de markt zich moet kunnen ontwikkelen volgens de eisen die diezelfde markt stelt. Dat is geen flamingantisme of walligantisme, dat is pure economie. Vraag en aanbod.
Guido Muelenaer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier