De rode cijfers van Mia De Vits
In navolging van de christelijke en liberale vakbond is nu ook het ABVV bereid om informatie te geven over zijn financiële handel en wandel. Voorzitster Mia De Vits licht een tip van de sluier op.
In het nummer van 14 november 2002 ging Trends op zoek naar het geheime geld van de vakbonden. De christelijke en liberale vakbond lieten daarbij in hun kaarten kijken. Het socialistische ABVV hield echter de tanden op elkaar. “Over het geld van de vakbond bestaan geen geheimen,” zegt voorzitster Mia Devits nu. “Dat wij niet op uw vragen geantwoord hebben, berust op een misverstand.” Waarom nog talmen, hier zijn ze dan: de rode cijfers.
De jaarlijkse begroting van het federale ABVV bedraagt 11,584 miljoen euro. Met dat bedrag worden eerst en vooral de salarissen van het personeel betaald (40%). 23% van de kosten gaan naar de intergewestelijken. Zij groeperen de leden volgens de federale Belgische structuur. 17% gaat naar de vakbondspers, de overige 20% naar de werkingskosten. Het ABVV telt 1.200.000 leden. Grosso modo 9% van de bijdragen die zij betalen zijn bestemd voor het federale ABVV.
Het federale ABVV is natuurlijk maar de top van de syndicale ijsberg. Daarnaast zijn er de zeven sectorgebonden vakcentrales, de intergewestelijken, de gewestelijke afdelingen enzovoort. De Algemene Centrale ( AC) had in 1999 bijvoorbeeld 306.466 leden in de boeken staan, die in meer dan veertig verschillende professionele sectoren actief zijn (bouw, chemie, schoonmaaksector, uitzendwezen, niet commerciële sector etcetera).
Een snelle berekening leert dat op basis van een gemiddelde maandelijkse bijdrage van 10 euro, we de inkomsten van de AC op 36 miljoen euro kunnen ramen. Iets minder dan een derde van dat bedrag wordt voor de eigen werking gebruikt. “Onze jaarlijkse begroting bedraagt ongeveer 11 miljoen euro. Wij hebben tachtig mensen in dienst,” zegt Maurice Corbisier, voorzitter van de AC. Het budget van de Algemene Centrale is dus nagenoeg gelijk aan dat van het federale ABVV.
Zo zie je maar hoezeer de decentralisering doorwerkt in deze vakbond, waarvan de organisatie in geen enkel opzicht vergelijkbaar is met die van het ACV. De statuten zijn heel duidelijk: “De centrales beslissen soeverein over hun interne organisatie.” De Algemene Centrale bestaat uit 23 regionale afdelingen en 50 lokale vakverenigingen.
Een ander voorbeeld: de Algemene Centrale van de Openbare Diensten (ACOD) heeft 260.000 leden, verenigt tien beroepssectoren, en bestrijkt het hele land via zijn negentien regionale afdelingen. Daarboven staan de drie (Waalse, Brusselse en Vlaamse) intergewestelijken. De inkomsten daarvan worden op 31,1 miljoen euro geraamd.
Wat met de bijdragen?
De gemiddelde bijdrage die de leden betalen, wordt geschat op 10 euro per maand. Waar gaat het geld van de leden naartoe? Een deel is bestemd voor de werking van de nationale centrales (juridische dienst, lokale acties), een ander deel is voorbehouden aan de lokale professionele afdeling, een deel gaat naar de nationale vakcentrale, en dan gaat er dus nog een stuk naar het federale ABVV (9%). De jaarlijkse inkomsten van het ABVV kunnen we op ongeveer 128,7 miljoen euro ramen. Bij het ACV is dat 250 miljoen euro, en bij de ACLVB 14 miljoen euro.
Meer wil Mia De Vits er niet over kwijt. Zo wil ze niet vertellen hoeveel er naar de stakingskassen gaat. Het ABVV beklemtoont wel dat de centrales verantwoordelijk zijn voor hun stakingskas. Het is aan hen om te bepalen waarin de fondsen geïnvesteerd worden. “We beleggen ze in een veilige portefeuille,” aldus Maurice Corbisier. “Voor het leeuwendeel in staatsobligaties of -leningen, schatkistcertificaten, schatkistfondsen en deposito’s op korte termijn.”
De stakingen moeten erkend worden door het uitvoerend comité van de centrale. Het bedrag van de stakingsvergoedingen wordt bepaald door het federale ABVV, en is vastgelegd op 25 euro voor de eerste week. Daaruit kunnen we afleiden dat het ABVV voor 1.200.000 leden onmiddellijk 72 miljoen euro moet kunnen ophoesten voor één week algemene staking.
Een bijkomende bron van inkomsten zouden de zitpenningen moeten zijn, want het ABVV zetelt in tal van organen zoals de Nationale Arbeidsraad, de Serv, de regentenraad van de Nationale Bank enzovoort. Die zitpenningen worden echter niet in een gemeenschappelijke pot gestort, zoals dat bij het ACV het geval is. De Vits: “Het gaat – bij de Nationale Bank bijvoorbeeld – om een mandaat op naam, dat wordt beschouwd als een bezoldiging als lid van de raad van bestuur. Zo’n mandaat is uiteraard niet belastingvrij. Het ABVV zou nogal wat kritiek krijgen als zou blijken dat het geld gestort wordt in onze kassen, en dat bedrag opnieuw gebruikt zou worden voor andere doelen terwijl men weet dat de vakbond een organisatie is die de facto niet onderworpen is aan belastingen.”
Marie Brandeleer [{ssquf}]
De jaarlijkse inkomsten van het ABVV bedragen circa 128,7 miljoen euro. Bij het ACV is dat 250 miljoen euro, en bij de ACLVB 14 miljoen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier