De nationale knuffel

Wat mij het meest is bijgebleven uit al die overzichten van belangrijke gebeurtenissen, grote genieën en beste popsongs waarin de krantenlezer aan het eind van het vorige millennium werd versmoord, is de vergelijking van het spoorwegennet in 1900 en in 1999. In het begin van de eeuw was Nederland overdekt met een fijnmazig spoorwegennet en stoomtramnet. Hetzelfde geldt vermoedelijk voor Belgie. De kleinste uithoeken werden bediend. In 1999 is het net dramatisch uitgedund. Er is nu veel minder trein dan vroeger. Nederland en Belgie zijn rijk aan plaatsen met verlaten stationnetjes. De trein was het vervoermiddel van de 19de eeuw. In 1908 bracht Henry Ford zijn T-model in massaproductie en zo werd de auto het vervoermiddel van de 20ste eeuw.

Auto wint terrein.

In het begin van dit jaar verscheen in Nederland een opzienbarend rapport van de adviesraad van minister van Milieu Pronk. Nederland heeft jarenlang een hardnekkig beleid gevoerd om het gebruik van de auto te ontmoedigen en om de burger uit de auto en in het openbaar vervoer te krijgen. In het rapport werd vastgesteld dat dit beleid niet werkt. Het marktaandeel van de trein zakt en de auto wint steeds meer terrein. Dat is al honderd jaar zo. De raad geeft het advies dat de minister zich daar dan maar moet bij neerleggen. Wat hij wel moet doen, is de negatieve kanten van het autogebruik aanpakken door rekeningrijden in te voeren waarbij chauffeurs extra moeten betalen als ze in de piekuren gaan rijden en door de vervuiling door het autogebruik via milieuheffingen te belasten.

Het is nogal wat om vast te stellen dat het decennialange auto-ontmoedigingsbeleid heeft gefaald. Dat was geen kinderachtig beleid. Vele opeenvolgende regeringen hebben dat met kracht gevoerd. Het falen heeft niet alleen met het grote gemak van de auto te maken. Het zegt ook iets over de tanende aantrekkingskracht van de trein.

Industrie versus monopolie.

De auto en de trein rijden in verschillende werelden. De auto-industrie opereert op een markt met scherpe internationale concurrentie. Het treinvervoer daarentegen baadt in het warme bad van een weldadig monopolie. De auto-industrie kampt met overcapaciteit en alle automerken leveren een strijd op leven en dood voor de gunsten van de consument. Die concurrentie leidt tot lage prijzen en hoge kwaliteit. Auto’s worden technisch steeds beter, hebben minder onderhoudskosten, rijden zuiniger en worden van steeds meer gemakken voorzien. Terwijl het reizen met de trein steeds ongemakkelijker wordt. In Nederland worden de forenzen als sardientjes in een dubbeldekker geperst. Het bovenste deel van die dubbeldekker heeft geen bagagerekken, de tafeltjes zijn petieterig klein en de vuilnisbakken zijn zo geïnstaleerd dat ze bij het openen hun hele inhoud op je schoenen storten. Waar zijn de riante treinen van weleer? De Nederlandse Spoorwegen hebben ook plannen gemaakt om in sommige stations het personeel ‘s avonds geheel door automaten te vervangen. Onder protest van organisaties van oudere treingebruikers zijn die plannen strategisch ingetrokken. Oudere mensen hebben geen zin om ‘s avonds in een koud en verlaten station een treinkaartje te moeten zien bemachtigen van zo’n flipperkast. Een monopolist, zoals de spoorwegen in Nederland en Belgie, hoeft zich niet te bekommeren om de klant, want die kan toch nergens anders terecht.

In de watten.

Alsof dat nog niet erg genoeg is, wordt deze monopolist in de watten gelegd door regering en volksvertegenwoordigers. De spoorwegen roepen allerlei vage nationale gevoelens op wat niet altijd tot zuivere beslissingen leidt. In Nederland zijn de spoorwegen verzelfstandigd en daardoor op afstand van de overheid gezet. Eigenlijk moeten ze geheel voor zichzelf zorgen. Maar zodra er iets gebeurt, staan ze met de pet in de hand bij de overheid. De spoorwegen worden op dramatische wijze geconfronteerd met het geweld in de samenleving. Dat geldt ook voor benzinestations. Treinconducteurs werden recentelijk met een mes gestoken. Benzinestations worden overvallen. Benzinestations moeten zelf voor hun eigen veiligheid en die van hun klanten instaan. Maar zodra de verzelfstandigde spoorwegen piepen, komt de minister met extra geld over de brug. De auto-industrie is de consument ter wille en dopt zijn eigen boontjes. De spoorwegen hebben geen concurrent te vrezen en wordt geknuffeld door de overheid. Doodgeknuffeld. Kijk maar naar het spoorwegennet in 2099.

jules theeuwes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content