De balans: politieke partijen lijken op financiële holdings

Vooruit-voorzitter Melissa Depraetere. © BELGA PHOTO NICOLAS MAETERLINCK
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Vooruit-voorzitter Melissa Depraetere pleitte eerst voor de afschaffing van partijreclame op sociale media, om drie dagen later geld uit te geven aan een omstreden campagne waarbij slogans werden geprojecteerd op gebouwen. Een bewijs dat partijen geen weg weten met hun gigantische kapitaal. In die mate zelfs dat het opgebouwde nettovermogen hen probleemloos kan doen overleven na een zware verkiezingsnederlaag.

418.600 euro. Dat bedrag besteedde Vooruit vorig jaar aan politieke advertenties op Facebook en Instagram. Een stuk minder dan de koplopers Vlaams Belang (1,7 miljoen euro) en de N-VA (1,7 miljoen), maar nog altijd een hoog bedrag. Van alle traditionele partijen geven de Vlaamse socialisten het meeste geld uit aan sociale media.

Toch stelde Vooruit-voorzitter Melissa Depraetere deze week voor politieke advertenties op sociale media te verbieden. “De grootteorde van de bedragen die vandaag aan socialemedia-advertenties worden besteed, is volstrekt abnormaal”, zegt ze. Dat klinkt sympathiek, maar kwam niet op een slim moment. Een paar dagen na de oproep lanceerde de partij een opvallende campagne. Het liet de slogan ‘Het is Vooruit. Of het is achteruit’ projecteren op onder andere de Boerentoren in Antwerpen en het hoofdkwartier van Vlaams Belang aan het Madouplein in Brussel. Een goedkope grap zal het niet geweest zijn. Partijen weten duidelijk geen blijf meer met hun geld.

Constant hogere partijdotaties

Vooruit kan rekenen op 5,5 miljoen euro (cijfers van 2020) aan directe overheidssubsidies. Dat is veel, maar daarmee kan het niet op tegen de N-VA of het Vlaams Belang, die als veel grotere partijen respectievelijk 12,6 en 9,3 miljoen euro aan overheidsmiddelen ontvangen. De oproep om politieke reclame op sociale media te bannen is dan ook doorzichtig. En hypocriet, want als traditionele partij ligt Vooruit mee aan de basis van die ontspoorde overheidsfinanciering van partijen. Toen de traditionele partijen in België bij elke verkiezing stemmen verloren, dan had dat logischerwijze moeten leiden tot een evenredige vermindering van de subsidies. Maar de traditionele partijen hebben die daling afgeremd door de overheidsdotaties voortdurend te verhogen. Hun inkomsten bleven op peil, maar nieuwe partijen als de N-VA, het Vlaams Belang en de PVDA zagen hun rijkdom door opeenvolgende verkiezingsoverwinningen steeds groter worden.

In een nieuw boek van een aantal politicologen van de KU Leuven onder leiding van Bart Maddens (De kolonisten van de Wetstraat, Ertsberg, 280 blz.) wordt aangetoond hoe nefast dat infuus van de overheidsfinanciering heeft gewerkt. Sommige partijen hebben een dermate groot kapitaal opgebouwd dat ze meer en meer op een financiële holding beginnen te lijken. De auteurs van De kolonisten van de Wetstraat waarschuwen zelfs voor het spookbeeld van de “rentenierspartij”. “De steeds rijker wordende partijen halen een steeds groter deel van hun inkomsten uit het rendement van hun vermogen. Hun beleggingen leveren intresten en dividenden op, het vastgoed kunnen ze verhuren. Zo ontstaat een financieel sneeuwbaleffect. Op den duur wordt het rendement van het vermogen groter dan de overheidssubsidies. Zo’n partij heeft dan geen kiezers meer nodig om te kunnen blijven bestaan. De partij wordt een zichzelf bedruipend concern, een perpetuum mobile.”

Geen vastgoedmagnaten

Overdreven? Zeker niet. Sinds de jaren negentig van vorige eeuw zijn niet alleen de subsidies voor de partijen sterk gestegen. Aan de andere kant werden de verkiezingsuitgaven wettelijk beperkt. Door de samenvallende verkiezingen is het aantal campagnes afgenomen. Het gevolg: partijen krijgen eigenlijk meer geld dan ze nodig hebben, wat tot een aanzienlijke vermogensopbouw heeft geleid. De KU Leuven-politicologen berekenden dat het totale brutovermogen van de partijen gestegen is van 89 miljoen euro in 1999 naar 197 miljoen in 2022. De schulden bleven in die periode constant en schommelen rond 20 à 25 miljoen euro, met als resultaat dat ook het nettovermogen sterk is toegenomen: van 66 miljoen euro in 1999 naar 166 miljoen in 2022.

Dat vermogen neemt in een verkiezingsjaar eventjes licht af, omdat er dan meer wordt uitgegeven, maar de vele verkiezingsloze jaren worden gebruikt om het vermogen te doen groeien. Een deel van het vermogen investeren de partijen in vastgoed. De N-VA kocht bijvoorbeeld een kantoorgebouw in de Brusselse Koningsstraat (kostprijs 20 miljoen euro in 2015) waarvan een deel verhuurd wordt. Ook de andere partijen beschikken over vaak riante panden die de voorbije jaren in waarde zijn blijven stijgen. Maar volgens Bart Maddens en co zou het verkeerd zijn te beweren dat partijen vastgoed louter als investering kopen.

Electorale én financiële drempel

Wat wel klopt, is dat het nettokapitaal van de partij, als een soort van holding, maakt dat een aantal onder hen in theorie zware verkiezingsnederlagen mogen lijden en nog niet failliet gaan. De politicologen maakten zo’n hypothetische analyse voor de N-VA. Als de partij van Bart De Wever bij de volgende verkiezingen 0 procent haalt, dan vallen de dotaties weg, maar zit de partij nog op een vermogen van 34,2 miljoen euro. De campagne van 2019 kostte 7 miljoen euro. Dus stellen Bart Maddens en co: men heeft geld genoeg om vijf dure campagnes te voeren, tot 2044 dus, en dat zonder dat men die verkiezingen moet winnen. Het is weliswaar een theoretische analyse en een partij moet ook nog medewerkers blijven betalen. Maar zoals in De kolonisten van de Wetstraat terecht staat: “Het punt is dat de vermogensopbouw van de partijen hun staying power aanzienlijk doet toenemen. Partijen die rijk zijn, kunnen langer blijven bestaan. (…) Daarbij helpt het dat nieuwkomers moeilijk toegang krijgen tot de electorale markt.” Kortom, naast de electorale drempel van 5 procent is er ook een financiële drempel. De vraag is of dat vanuit democratisch oogpunt een goede zaak is.

Lees ook:

Partner Content