BELGISCHE MULTINATIONALS DEKKEN ZICH IN

Ooit zal de dollar omlaag gaan. Zeker op basis van de parity purchasing power is de greenback overgewaardeerd. Daarom zien de meeste analisten de dollar en de euro in de loop van 2001-2002 opnieuw naar elkaar toe groeien in een 1/1-verhouding. Een goedkopere dollar betekent sowieso meer concurrentie voor de export uit Europa, maar het effect daarvan is relatief. Ruim 80% van de handel voltrekt zich immers binnen de eigen Europese grenzen. En eenzelfde beperkte openingsgraad geldt evenzeer voor de twee andere belangrijkste handelsblokken, Noord-Amerika en Oost-Azië. Bovendien hebben de echte exporteurs, zij die zich buiten de Europese Unie wagen, zich in de jaren negentig ook al structureel aan de nieuwe realiteit aangepast. De directe investeringen namen in die landen toe, niet alleen bij de UCB‘s of de Bekaerts maar ook bij onze meest ambitieuze KMO’s.

Exportbedrijven die bijkomende marktaandelen buiten Europa willen inpikken, streven doorgaans naar een maximale lokale verankering. Dat is de grote les geweest van de vorige dollarval in de jaren tachtig. Daardoor kunnen ondernemingen hun structurele afhankelijkheid van wisselkoerswijzigingen beter opvangen. Muntschommelingen hebben dan een relatief beperkte weerslag op de bedrijfsresultaten. Een productie-eenheid in de Verenigde Staten leeft in de mate van het mogelijke in symbiose met de plaatselijke markt: hier worden de eigen producten zoveel mogelijk verkocht en de grondstoffen zoveel mogelijk aangekocht. Hetzelfde principe is grotendeels van toepassing op vestigingen in de ruimere dollarzone van Zuidoost-Azië (tenzij die hoofdzakelijk om de goedkopere lonen werden opgericht en de koersverschillen verhoudingsgewijs weinig doorwegen).

Het is bij het consolideren van de groepsresultaten in euro dat de wisselkoersverschillen gaan doorwegen: de dollargevoeligheid van bijvoorbeeld voedingsketen Delhaize wordt dan significant omdat ruim drie kwart van de groepsresultaten, vooral na de jongste acquisitie van Hannaford, afkomstig zijn van het Amerikaanse filiaal Food Lion (de Aziatische vestigingen wegen met minder dan 2% marginaal op de groepsresultaten). Als de winst in dollar drastisch zou verminderen, zullen de kosten stijgen. Aan die pendelbeweging kan Delhaize niet voorbij, maar de hoge dollar heeft de groep ook geen windeieren gelegd.

Ook textielbedrijven zullen de pendel voelen terugkomen. Hoewel ook dat relatief is: een hoge dollar stimuleert de export, maar weegt eveneens door in de grondstofprijzen. Bij een kentering zullen grondstoffen goedkoper worden, maar wordt de export wellicht iets moeilijker. Toch valt het niet te ontkennen dat de goede resultaten in de textielbranche van de voorbije jaren mede op rekening van de duurdere dollar stonden. “Een koersdaling zal onze export afremmen, hoewel Europa veruit onze belangrijkste afzetmarkt blijft. Een goedkopere dollar kan bij een aantal individuele bedrijven hard aankomen,” meent André Cochiaux van Febeltex. De meest gevoelige textielproducenten met overzeese ambities, zeker in de tapijtsector, hebben echter inmiddels ook vestigingen in de dollarzone.

Puratos, een producent van broodverbeteraars en bakkerij-ingrediënten – met filialen in de VS, Oost-Europa, China en Indonesië -, zegt nauwelijks last te hebben van dollarschommelingen. Slechts een fractie van de producten gaat van Groot-Bijgaarden naar buitenlandse dochterbedrijven. De ruime geografische spreiding van de groepsomzet zorgt voor evenwicht.

Voor bedrijven waarvan de export sterk afhankelijk is van eenmalige projecten, zoals weefgetouwenbouwer Picanol, bieden contante indekking of valutatermijncontracten houvast. Ook Pauwels International dekt zich principieel in tegen mogelijke koersdalingen van de dollar omdat alle facturen in dollar worden opgemaakt. In termijncontracten met de betrokken banken wordt de waarde van de dollar vastgelegd op het ogenblik van de orderinname. Tussen de marktkoers bij bestelling en bij levering van een transformator verstrijken immers zes tot negen maanden.

Baudouin Velge, directeur bij het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), stelt vast dat de meeste exporteurs buiten de eurozone doorgaans professioneel te werk gaan en zich indekken tegen valutarisico’s, mede onder druk van hun bankiers die op ingebouwde veiligheid aandringen.

Anderen, zoals Barco, streven naar een ‘natuurlijke’ hedging. Bij Barco wordt 70% van de groepsinkomsten verrekend in dollar, terwijl de groepsuitgaven eveneens in dollar rond eenzelfde percentage schommelen. Over het algemeen vaart Barco goed bij een dure dollar. Een geleidelijke koersdaling zou de resultaten ernstig beïnvloeden wanneer de Japanse yen tegelijkertijd ook aan waarde zou inboeten. In een niet ondenkbaar catastrofescenario waarbij de dollar 40% tot 50% van zijn waarde verliest, zou het effect bij hoge uitstaande vorderingen eveneens zeer negatief doorwegen.

De Antwerpse diamantsector, die een flink stuk van de Belgische export vertegenwoordigt, geniet van de grootst mogelijke natuurlijke hedging: ruim 99,9% van de hele diamantbusiness verloopt uitsluitend in dollar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content