Actieplan voor vergeten bedrijven
Europa telt zo’n 160.000 middelgrote ondernemingen met gemiddeld negentig werknemers en een omzet van 23 miljoen euro. Maar de Belgische overheid laat die belangrijke categorie groeibedrijven links liggen. Unizo stelt een actieplan voor. Exclusief in Trends.
“Als Ford piept, staat de volgende ochtend Vlaams minister van Economie Jaak Gabriëls (VLD) in Genk,” zegt Flor Joosen. De man is gedelegeerd bestuurder van het voedingsbedrijf Joosen & Luyckx uit Turnhout, een middelgrote groep met 125 medewerkers en een geconsolideerde omzet van 375 miljoen euro. “Als wij steun vragen, moeten we naar Brussel en staan we gegarandeerd voor een gesloten deur.”
De middelgrote ondernemingen (MO’s) in dit land voelen zich in de steek gelaten. Net zoals pubers vallen MO’s vaak tussen twee stoelen en kunnen ze geen beroep doen op de diverse steunmaatregelen van de overheid, zoals de info-capregeling of de vrijstelling van belastingvermeerdering voor starters tijdens de eerste drie jaren.
De regering mikte in het Pact van Vilvoorde van 22 november 2001 op een verdubbeling van het aantal snelgroeiende bedrijven. “Maar in de praktijk laat het sociaal-economische beleid van ons land die ondernemingen in de kou staan,” zegt Kris Peeters, gedelegeerd bestuurder van de Unie van Zelfstandige Ondernemers ( Unizo): “MO’s leveren nochtans een belangrijke bijdrage aan onze economie en beschikken over heel wat groeipotentieel. Uit een onderzoek van The European Observatory for SME’s2000 ( nvdr – een instelling van de Europese Commissie) blijkt dat de toegevoegde waarde per werknemer het hoogst ligt bij MO’s, namelijk 95.000 euro, tegenover respectievelijk 50.000 euro voor kleine bedrijven en 90.000 euro voor grote ondernemingen Vandaar ook ons actieplan voor middelgrote ondernemingen, verdeeld over vier pijnpunten.”
1. Overheidssteun
In de eerste plaats dringt Unizo aan op een bijsturing van de exportsteun. Peeters: “Vroeger werd het buitenland louter gezien als het speelterrein voor de grote concerns. Maar internationale groepen, genre Tractebel, hebben geen hulp nodig om te exporteren. Zij beschikken sowieso over een wereldwijd netwerk. MO’s daarentegen hebben veel meer nood aan begeleiding op vreemde markten.”
“In dat verband is een specifiek investeringsfonds onontbeerlijk,” beklemtoont Johan Bortier, hoofd van de Unizo-studiedienst: “Daarom juichen wij het initiatief van de Europese Investeringsbank (EIB) toe om ook projecten van MO’s te financieren. Wegens het minimumbedrag van 25 miljoen euro kunnen voorlopig alleen grote bedrijven rechtstreeks een goedkoop krediet bij de EIB afsluiten. Om de toegang tot de kapitaalmarkt te vergemakkelijken, zou de EIB bijvoorbeeld de leningen aan middelgrote bedrijven bij de banken mee kunnen waarborgen.”
Lou Blockx is gedelegeerd bestuurder van Blockx uit Arendonk, een bedrijf dat plastic zakken bedrukt (175 medewerkers en een geconsolideerde omzet van 15 miljoen euro). Blockx heeft aan den lijve ondervonden hoe overheidsinstanties de MO’s van het kastje naar de muur sturen: “Voor onze investering in Servië, goed voor 1,25 miljoen euro, zijn we langs geweest bij de toenmalige Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel, Export Vlaanderen en een kamer van koophandel. Ondanks alle goede bedoelingen, vingen we telkens bot. Grote ondernemingen kunnen daar een vast mannetje op zetten, wij niet. Het zou goed zijn mocht de overheid een concrete handleiding voor buitenlandse investeringen met één centraal loket oprichten.”
Mark Desmet, gedelegeerd bestuurder van Decospan uit Menen, heeft eveneens vastgesteld hoe middelgrote ondernemingen bij het bekomen van steunmaatregelen voor de export worden gediscrimineerd: “Ongeveer 85% van onze omzet, goed voor 50 miljoen euro per jaar, halen we uit de uitvoer ( nvdr – Decospan beplakt platen met fineerhout). De permanente aanwezigheid op buitenlandse beurzen is voor ons zeer belangrijk. De eerste tweemaal kregen we nog een subsidie van Export Vlaanderen. Daarna niets meer. Dat is jammer. Grote bedrijven lossen dit probleem op door hun subsidieaanvragen over de diverse dochtermaatschappijen te spreiden. Ook krijgen zij makkelijker kredieten van de Delcrederedienst. Voor ons liggen de waarborgen en het papierwerk te hoog.”
Ook missen MO’s de boot bij investeringen. Desmet: “In 1999 wilden wij 10 miljoen euro in een nieuwe fabriek pompen. Maar Vlaanderen vond dat we met dit investeringsbedrag geen recht hadden op subsidies. Als grote jongens zoals Ford of Opel klagen, staat de regering onmiddellijk met miljoenen euro’s klaar. Wij hadden alleen recht op een vrijstelling van roerende voorheffing, een gemeentelijke bevoegdheid. Uiteindelijk hebben wij in Frankrijk geïnvesteerd, wegens de beschikbaarheid van personeel en de échte incentives van onze zuiderburen”.
Joosen bevestigt: “In 1996 bouwden wij in Aalst een nieuw slachthuis. Kostprijs: 5 miljoen euro. Maar onze omzet, 11 miljoen euro, lag te hoog voor subsidies, terwijl kleine ondernemingen in dergelijke gevallen 15% krijgen. Hetzelfde gold voor de renteloze leningen van het Waarborgfonds, dat naar aanleiding van de dioxinecrisis twee jaar geleden werd opgericht. Ook daar grepen we naast de prijzen wegens onze omvang. Nochtans dwingt de markt ons tot dergelijke schaalgrote. Dat is geen bewuste strategie.”
2. Milieu
Middelgrote bedrijven krijgen ook steeds meer administratieve rompslomp te verwerken, ondanks alle beloftes van de regering ter zake. Kris Peeters: “Elke nieuwe milieuvergunningsaanvraag voor bijvoorbeeld een uitbreiding, een wijziging van het productieproces of een afvalwaterlozing moet manueel in zevenvoud worden opgesteld. Bij elke aanvraag is een kopie van de vroegere vergunningen, statuten, wijzigingen, kadastrale plannen en dergelijke verplicht. Dat zou toch makkelijk elektronisch via één loket kunnen gebeuren.”
Joosen bevestigt: “Met het oog op de voedselveiligheid houden twee medewerkers zich in onze pluimveeslachterij in Aalst voltijds bezig met kwaliteitsbeheer. Dat is voor een MO onbetaalbaar.” Volgens Unizo is het geïntegreerde meldingsformulier voor milieuverplichtingen, zoals de regering nu voorstelt, een belangrijke stap in de goede richting. Bortier: “Maar op korte termijn zou ook de afhandeling van milieu- en bouwvergunningsaanvragen via dit, liefst virtuele, loket moeten verlopen. In een volgende fase kunnen dan de formaliteiten voor de andere domeinen, zoals boekhouding, op dit elektronische systeem worden aangesloten. Een Huis van de Onderneming, zoals Gabriëls voorstelt, volstaat niet.”
In het nieuwe ontwerp-milieubeleidsplan wil de overheid de bestaande vergunningen per zuiveringsgebied herzien. Peeters: “Zo verliezen de bedrijven hun licence-to-operate. Ambtenaren kunnen van vandaag op morgen een bedrijf afkoppelen van het Aquafin-netwerk. Gevolg: ze moeten hun afvalwater zelf schoonmaken en ook nog eens regulerende milieuheffingen betalen. Maar de bouw van dergelijke zuiveringsstations betekent voor vele MO’s een economisch en/of technisch onhaalbare investering. Het alternatief van een beheerscontract met Aquafin biedt evenmin rechtszekerheid, aangezien nergens een engagementsverbintenis van het Vlaamse semi-overheidsbedrijf wordt gevraagd.” Op de vraag of Aquafin dan niet beter volledig geprivatiseerd zou worden, zoals de liberalen voorstellen, antwoordt Unizo echter niet.
De Organisatie voor Zelfstandige Ondernemers verzet zich ook tegen het optrekken van de bestaande milieuheffingen om de stijgende uitgaven voor het Vlaamse milieubeleid – van 598,23 miljoen euro in 1999 tot 765 miljoen euro in 2001 – te financieren. Peeters: “Dankzij de ecologische investeringen van de bedrijven daalden de afgelopen drie jaren de inkomsten uit milieuheffingen van 337,1 miljoen euro tot 290 miljoen euro. Dit zet het Milieu- en Natuurfonds (MiNa) onder druk. Alles wijst erop dat de Vlaamse regering dit probleem zal oplossen door de bijdragen van het bedrijfsleven te verhogen. Maar dat betekent dat wij twee keer betalen. Unizo opteert voor bijkomende middelen uit de algemene begroting. Een andere denkpiste bestaat erin de werking van de pararegionale instellingen, zoals de O penbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, de Vlaamse Milieumaatschappij en het Instituut voor Natuurbehoud uit het MiNa-Fonds te halen.”
3. Ruimtelijke ordening
Wat ruimtelijke ordening betreft, juicht Unizo de regeling toe die de Vlaamse regering op 9 juli jongstleden uitdokterde voor de meer dan 23.000 zonevreemde bedrijven. Tot 2006 zijn uitbreidingen en verbouwingen mogelijk. Daarna zullen de ruimtelijke structuurplannen van de gemeenten definitief uitsluitsel geven over de toekomst van de betrokken ondernemingen. Toch zijn amendementen op het huidige ontwerpdecreet noodzakelijk, aldus Peeters: “Zo vragen wij, conform de regeling voor zonevreemde woningen, een termijn om de werken die in het verleden zonder vergunning waren uitgevoerd, alsnog te kunnen regulariseren via een regularisatievergunning.”
Ook eist Unizo een vrijstelling van registratierechten bij herlokalisatie. Peeters: “De afgelopen jaren hebben slechts een tiental zonevreemde bedrijven een rentetoelage of kapitaalpremie gekregen voor hun verhuis. Dat geringe succes is te wijten aan de strenge voorwaarden. Zo moet de onderneming in kwestie een compleet investeringsplan bij haar aanvraag voegen, evenals een attest dat stipuleert dat via een sectoraal Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) geen uitbreiding meer mogelijk is. Dat betekent dat de onderneming alle mogelijke stappen moet hebben doorlopen om ter plaatse te kunnen blijven en dat ook de gemeente alle mogelijkheden moet hebben onderzocht. Dat laatste blijft een enorm knelpunt. Als de administratie dwarsligt, wordt het huidige compromis een maat voor niets. Daarom stellen wij een versoepeling van het systeem voor, gekoppeld aan een bijkomende vrijstelling van de registratierechten. Die complementaire maatregel ondersteunt het werkgelegenheidsbeleid, versterkt de economie en past in het concept van duurzaam ondernemen.”
Conform het Strategisch Plan Ruimtelijke Economie ( SPRE) eist Unizo een ijzeren voorraad van al bestemde, maar nog uit te rusten bedrijfsterreinen om te vermijden dat er structurele tekorten opduiken. Peeters: “Nog dit jaar moet een aantal sites worden vrijgemaakt om het nijpende tekort op te lossen. Sinds het faillissement van Lernout &Hauspie in Ieper bijvoorbeeld staan enkele tientallen hectaren leeg in Flanders Language Valley, nu Ter Waerde genoemd. De reden: alleen technologische bedrijven mogen er zich vestigen. Met een dringende bestemmingswijziging kunnen hier heel wat andere ondernemingen een nieuwe vestigingsplaats vinden.”
4. Fiscaliteit
Ten slotte dringt Unizo er op aan dat bij de hervorming van de vennootschapsbelastingen de rulingpraktijk wordt veralgemeend. Met andere woorden, het moet mogelijk worden voor ondernemingen om vrijwillige overeenkomsten met de administratie te sluiten waarin de fiscale gevolgen van hun bedrijfsactiviteiten op voorhand worden vastgelegd.
Peeters: “De huidige belastingwetgeving voorziet weliswaar in de mogelijkheid om vragen te stellen of voorafgaande beslissingen te bekomen. Maar de procedures zijn te beperkt en te formalistisch om aan de verwachtingen van ondernemers te voldoen.”
Desmet van Decospan uit Menen juicht dit voorstel toe: “Aangezien wij op ons parket 120 maanden garantie geven, hebben wij met de fiscus een afspraak gemaakt om jaarlijks een gedeelte van de winst te reserveren in een apart provisiefonds, zodat we bij eventuele claims een schadevergoeding kunnen betalen.”
“Om volwassen te worden, hoef je niet groot te zijn” besluit Peeters: “Onze economie heeft nood aan professionele ondernemingen uit de middenklasse. In België denken de meesten nog altijd dat de captains of industry uit een multinational moeten komen. Niets is minder waar.”
Eric Pompen [{ssquf}]
eric.pompen@trends.be
Unizo dringt aan op een bijsturing van de exportsteun voor middelgrote bedrijven.
Bij de hervorming van de vennootschapsbelastingen moet de regering de rulingpraktijk veralgemenen.
Milieu- en bouwvergunningsaanvragen moeten via een virtueel loket kunnen worden afgehandeld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier