Private equity voor iedereen: ELTIF-fondsen zijn onbekende toegangspoort voor kleine(re) beleggers
Private equity–beleggen in niet-beursgenoteerde bedrijven – was lang het exclusieve investeringsterrein van de vermogende happy few. Maar de laatste jaren wordt het beleggingsthema gestaag gedemocratiseerd, onder impuls van Europese regels en nieuwe initiatieven. En voor het overige blijft ook beursgenoteerde private equity een optie voor iedereen.
Beleggen wordt meestal geassocieerd met de beurs. Door aandelen van beursgenoteerde bedrijven te kopen hopen beleggers een graantje mee te pikken van de groei, de waardestijging en de kasstromen van die ondernemingen. Zo kunnen particulieren meesurfen op de conjunctuur. Maar de beurs is slechts het topje van de vloedgolf aan bedrijven die de economie vooruitstuwen. Naast die beursgenoteerde ondernemingen bestaat een grote groep private, niet-beursgenoteerde bedrijven, die door haar omvang alleen al een veel grotere stuwkracht heeft. Wereldwijd zijn er 41.000 beursgenoteerde bedrijven. Daartegenover staan 214 miljoen private bedrijven, volgens cijfers van de OESO.
‘Omdat je een ELTIF-fonds niet kunt verkopen, kun je als belegger niet in de valkuil trappen dat je dat op het verkeerde moment doet’
Wim Nagler, Schroders Benelux
Alleen zijn die private bedrijven veel minder toegankelijk voor particuliere beleggers. Er zijn private-equityfondsen, maar de toegang daartoe is meestal voorbehouden voor een select kransje heel vermogende mensen, de superrijken zeg maar. De investeringen beginnen vanaf enkele honderdduizenden of zelfs miljoenen euro’s. Als gevolg daarvan kunnen slechts heel weinig doorsnee particuliere beleggers investeren in private bedrijven. In de Verenigde Staten is dat slechts 5 procent van de particulieren.
En dat is jammer, want private equity zet hogere rendementen neer dan de beurs. Volgens cijfers van CAIA, een vereniging gespecialiseerd in alternatieve investeringen, haalde private equity tussen 2001 en 2021 een jaarlijks rendement van 11 procent. Dat is 4,1 procent per jaar meer dan het jaarrendement van 6,9 procent dat de wereldwijde aandelenbeurs neerzette. De Global Private Equity-index, een korf van wereldwijde private-equityfondsen, behaalde de laatste twintig jaar een jaarlijks rendement van 12 procent, tegenover 5 procent voor de wereldindex van beursgenoteerde bedrijven, de MSCI World. Over de laatste vijf jaar was dat verschil iets kleiner, met respectievelijk 13 en 10 procent.
Ondanks de hoge instapdrempel voor private equity zijn er voor particuliere beleggers toch manieren om mee te profiteren van de meerwaarde en de winsten van niet-beursgenoteerde bedrijven.
Europa breekt de private-equitypoort open
De Europese Unie heeft in 2015 een nieuwe fondsenstructuur in het leven geroepen waarmee ze de poort richting private equity voor particulieren wil openbreken. Dat nieuwe fondsenjasje heet ELTIF, languit European Long Term Investment Fund. “ELTIF kwam er op initiatief van het Europees Parlement. De bedoeling was de berg geld die in de Europese Unie nog op spaarboekjes staat te laten vloeien richting Europese kmo’s die dat kapitaal kunnen gebruiken om verder te groeien. Kapitaal blijft voor bedrijven een interessantere financieringsbron dan schulden”, zegt Wim Nagler, Benelux-verantwoordelijke bij Schroders. Die vermogensbeheerder lanceerde in februari zijn Private Equity ELTIF 2023.
Aandelen op de beurs kopen is makkelijk. Investeren in private bedrijven is veel complexer. Tegenover die hogere complexiteit moet een hoger rendement staan’
Wim Nagler, Schroders Benelux
“Een van de voorwaarden voor een ELTIF is dat het om illiquide investeringen gaat, zaken die je niet zomaar kunt verkopen, zoals vastgoed, infrastructuur en private equity. De ELTIF van Schroders investeert enkel in private equity, en alleen in Europa”, legt Nagler uit. “Omdat het illiquide beleggingen zijn, staan daar hogere risicopremies en dus hogere rendementen tegenover, gemiddeld zo’n 2 tot 4 procent meer dan bij beursgenoteerde aandelen.”
Dat alles maakt dat een ELTIF-fonds op zijn beurt illiquide is. Er is een bepaalde intekenperiode waarop particuliere beleggers kunnen instappen, maar daarna zit hun geld er zeven tot tien jaar in vast. “ELTIF’s zijn gesloten fondsen. Er is een kapitaalronde van een half jaar tot een jaar. Daarna wordt het geld voor enkele jaren geblokkeerd”, zegt Wim Nagler. “Elk jaar lanceren wij een nieuwe ELTIF, waarmee we in de jaren daarop een aantal investeringen doen in Europese kmo’s.”
Zo doen private-equityfondsen het ook: om de zoveel tijd verzamelen ze kapitaal voor een nieuw fonds. Daarmee investeren ze gedurende zeven à tien jaar in individuele bedrijven. Als het goed is, verkopen ze die aan het einde van die termijn voor een fikse meerwaarde. De winsten worden, na aftrek van de commissies voor de beheerders, uitgekeerd aan de deelnemers aan het fonds.
Dat illiquide karakter van een ELTIF kan voor sommige mensen een drempel zijn, omdat ze hun geld voor jaren kwijt zijn, maar het kan ook een voordeel zijn. “Omdat je niet kunt verkopen, kun je als belegger niet in de valkuil trappen dat je dat op het verkeerde moment doet, wanneer het slecht gaat. Dat blijft de meest gemaakte fout en is de reden waarom bijna alle beleggers het minder goed doen dan het marktgemiddelde. Je bent verplicht heel de cyclus belegd te blijven. Het is zoals Odysseus die zich aan de mast liet vastbinden om voorbij de sirenen te varen. Je beschermt jezelf voor de nefaste gevolgen van je eigen emoties”, benadrukt Wim Nagler.
Update op komst
Een andere reden voor de hogere gemiddelde rendementen van private-equity-investeringen is wat de ‘complexiteitspremie’ heet. “Aandelen op de beurs kopen is makkelijk. Investeren in private bedrijven is veel complexer. Het boekenonderzoek is moeilijker, de deals hebben meer omhanden en je moet over een prijs onderhandelen met de verkoper. Tegenover die hogere complexiteit moet een hoger rendement staan”, zegt Wim Nagler.
De ELTIF-structuur laat particulieren toe op een gediversifieerde manier in private equity te beleggen. “Nu gebeurt het al dat vermogende mensen rechtstreeks in twee of drie bedrijven investeren. Dat houdt een zeker concentratierisico in. Een ELTIF-fonds investeert doorgaans in vijftien tot twintig private bedrijven”, aldus Nagler. “Daarnaast krijg je toegang tot een ander deel van de economie dan waar je met genoteerde bedrijven op inspeelt. Dat is een bijkomende diversifiëring. Kmo’s zorgen voor 90 procent van de werkgelegenheid. Het was de insteek van de Europese wetgeving vooral daarin te kunnen investeren.”
Daarnaast is private equity doorgaans minder volatiel dan de beurs. “De beurskoersen weerspiegelen deels de waarde van de onderliggende producten, maar ook het sentiment. In private equity kan dat sentiment zich niet uiten omdat er geen instant handel mogelijk is. Dat geeft een zekere rust”, zegt Wim Nagler. “Let wel, volatiliteit staat niet gelijk aan risico. Het blijven aandeleninvesteringen en die kunnen hun waarde verliezen. Net zoals het met een aandelenbelegging kan misgaan, kan dat ook met een investering in een privaat bedrijf.”
De oorspronkelijk ELTIF-wetgeving dateert van 2015. Vanaf volgend jaar treedt een nieuwe versie in werking, waardoor dat type fonds meer ingang zal vinden. Vanaf 2024 zal het bijvoorbeeld mogelijk zijn met een ELTIF in andere private-equityfondsen te investeren in plaats van alleen in individuele bedrijven. “Dat zorgt voor een nog bredere spreiding”, weet Nagler. Bovendien zal de administratieve last verminderen voor brokers die ELTIF’s op hun platformen willen aanbieden.
ELTIF’s noteren onder een ISIN-code, net zoals alle andere beleggingen, maar Belgische brokers bieden ze bijna niet aan, omdat het product te weinig bekend is. Bovendien vrezen ze dat beleggers te weinig zullen stilstaan bij het feit dat ze hun geld voor lange tijd kwijt zijn. Beleggers die zo’n type fonds willen kopen, kunnen hun broker vragen de ISIN-code van een bepaalde ELTIF te activeren op hun platform. Verder stelt in België ook een aantal private banken ELTIF’s ter beschikking van klanten die erom vragen.
Behalve Schroders geven ook Blackrock en Neuberger Berman ELTIF’s uit die in private bedrijven investeren. De minimale instapdrempel gaat van 10.000 tot 125.000 euro. Verder hanteren de meeste ELTIF’s verschillende aandelenklassen met verschillende kostenstructuren. De kosten hangen af van de commissie die de broker of de verdeler van de ELTIF erop wil verdienen. Die variërende kosten verdienen extra aandacht van beleggers in hun zoektocht naar de juiste ELTIF.
Milde democratisering
Ook volgens investeerder en fondsbeheerder Koen Steeland verdient private equity een plaats in de portefeuille van voldoende grote vermogens. “Met de gemiddelde rendementen die private equity haalt, is het logisch dat de supervermogenden tot 40 procent van hun portefeuille daaraan wijden. In die kringen staat dat niet meer ter discussie”, zegt hij.
Hij ziet verschillende oorzaken voor de hogere rendementen van private-equityfondsen. “Die producten zijn opgezet met slechts één doel: zo veel mogelijk waarde scheppen in de bedrijven waarin ze investeren”, zegt hij. De partners van die fondsen zitten er met hun eigen geld in, wat anders is dan bij reguliere beleggingsfondsen. “Je investeert in een team beheerders met skin in the game. Een tweede belangrijke aspect is dat ze de tijd nemen om hun investeringsdoelen te halen. Ze worden niet opgejaagd door kwartaalrapporteringen en de beurskoers, of afgestraft door kortetermijnbeleggers.”
Maar ook Koen Steeland ziet dat de toegangsdrempel tot die fondsen nog heel hoog is, zelfs voor mensen of huishoudens die een vermogen van enkele honderdduizenden euro’s kunnen beleggen. “Zelfs voor gefortuneerde mensen is het lastig op een gespreide en gestructureerde manier een private-equityportefeuille op te bouwen”, zegt hij. “En als ze het doen, is het vaak weinig samenhangend, met te grote posities in een beperkt aantal private-equityfondsen. Dat is niet de beste manier.”
Om die drempel voor ook de meer vermogende beleggers te verlagen, richtten hij en het investeringsplatform Tilleghem onlangs Private Access op. “Zie het als een fonds van private-equityfondsen”, legt Steeland uit. “Wij verzamelen kapitaal van verschillende investeerders, waaronder institutionele, maar ook kleine vermogens die geen toegang hebben tot private investeringen. Dat verzamelde kapitaal zullen wij op onze beurt investeren in een zevental grote en een zevental middelgrote private-equityfondsen. Dat geeft een goede spreiding. Op onze beurt doen wij dienst als kenniscentrum en beheerder voor onze klanten.”
Private-equityfondsen zijn opgezet met maar een enkel doel: zoveel mogelijk waarde scheppen in de bedrijven waarin ze investeren’
Koen Steeland, Private Access
De minimuminvestering bedraagt wel 250.000 euro. Niet voor iedereen dus. “We spreken van een democratisering van private equity voor aanzienlijke vermogens, die er niettemin voordien niet of moeilijk op een gestructureerde manier in konden beleggen”, legt de beheerder uit. “Het totale vermogen moet wel groot genoeg zijn om er een deel van aan private investeringen te wijden. Het gaat om geld dat je echt lange tijd niet nodig hebt. Alleen, hoe kleiner het vermogen, hoe minder je daarvan een deel kunt missen.”
Private equity op de beurs
Tot slot kunnen beleggers onrechtstreeks een stukje blootstelling nemen aan private-equity-investeerders die op de beurs noteren. In België is Gimv bijvoorbeeld een investeringsmaatschappij die in private bedrijven in binnen- en buitenland stapt. Een ander voorbeeld is de holding Brederode, die een deel van haar vermogen in internationale private-equityfondsen stopt. De portefeuillemaatschappij Sofina investeert dan weer zowel rechtstreeks in private bedrijven als in private-equityfondsen. Daarnaast noteren op buitenlandse beurzen tal van andere private-equityspelers waar particuliere beleggers een deel van hun portefeuille aan kunnen wijden. In de Verenigde Staten zijn er wereldspelers zoals KKR, Blackstone, 3I en Apollo. In Europa behoren Eurazeo, Bridgepoint, Wendel en ICG bij de grootste spelers.
Daarnaast zijn ETF’s beschikbaar die indexen van die beursgenoteerde private-equityspelers volgen. De belangrijkste is de S&P Listed Private Equity Index. Die kunnen beleggers kopen via onder meer de iShares Listed Private Equity UCITS ETF (ISIN-code IE000D8FCSD8). Daarin zitten grote Amerikaanse private-equityspelers zoals KKR, Bain en Blackstone, of Europese als Eurazeo, Wendel en Bure.
Koen Steeland waarschuwt evenwel dat de aandeelhouders van die beursgenoteerde spelers niet de rendementen mogen verwachten die zij met hun fondsen voor hun eigen investeerders neerzetten. “Via de beurs beleg je in de beheersvennootschap die al die verschillende fondsen uitgeeft. Als die het goed doen, doet die vennootschap het ook goed, maar er wordt heel wat winst aan de partners en de deelnemers van die fondsen uitgekeerd vooraleer er iets naar de overkoepelende beheersvennootschap gaat. Als aandeelhouder sta je op de tweede rij om van die winsten iets te zien. Het is niet zoals zelf rechtstreeks in een van die fondsen te zitten. Bovendien krijg je de volatiliteit van de beurs erbovenop.”
Niettemin zijn beursgenoteerde private-equityspelers een valabele optie voor particuliere beleggers. “Voor kleine portefeuilles blijft het een interessante optie om op een liquide manier een deel van hun vermogen aan private equity te besteden. Je krijgt er de correlatie met die sector mee in je portefeuille. Als die het in het algemeen goed doet, profiteer je daar mee van.”
214 miljoen
private bedrijven bestaan er wereldwijd, tegenover 41.000 beursgenoteerde bedrijven.
4,1 procent
presteert private equity jaarlijks beter dan de beurs.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier