Belasting besparen met de ‘btw-eenheid’

Met de btw-eenheid belasting besparen? Het kan. De minister van Financiën heeft het onlangs, in antwoord op een parlementaire vraag, uitdrukkelijk bevestigd.

De btw-eenheid is een vorm van fiscale consolidatie. Normaal gezien wordt iedereen die aan het economisch verkeer deelneemt, voor de toepassing van de btw afzonderlijk in aanmerking genomen. Dat geldt ook als verschillende entiteiten met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld omdat zij dezelfde aandeelhouders hebben. Die benadering heeft belangrijke gevolgen.

Neem bijvoorbeeld een vennootschap die koelkasten verkoopt. Als btw-plichtige heeft zij recht op recuperatie van de btw die zij zelf aan haar leveranciers of dienstverrichters betaalt. Het btw-stelsel wordt immers gekenmerkt door zijn neutraal karakter, zolang de fase van het eindverbruik niet is bereikt. Het neutraal karakter houdt in dat de btw in beginsel niet kostprijsverhogend mag werken. Dit resultaat wordt bereikt door het systeem van de aftrek van voorbelasting. Al wie in de productie- of handelsketen bedrijvig is, kan de btw die hij aan zijn eigen leverancier of dienstverrichter betaalt, aftrekken van de btw die hij op zijn uitgaande handelingen aan de schatkist verschuldigd is. Deze aftrekmogelijkheid verhindert dat de btw een kostprijselement wordt. Enkel in de fase van het eindverbruik slaat de btw in alle hevigheid toe: de consument kan de betaalde btw niet recupereren. Hij draagt er de volle last van.

Terug naar onze koelkasten verkopende vennootschap. Stel dat zij morgen beslist een showroom te laten bouwen. Op de prijs van de uitgevoerde werken is zij btw verschuldigd. Maar aangezien zij geen eindverbruiker is, kan zij deze btw recupereren. De kostprijs van de showroom is daardoor beperkt tot de prijs die aan de aannemer moet worden betaald. Exclusief btw.

Het ‘neutrale’ karakter van het btw-systeem werkt evenwel alleen maar in die situaties waarin tegenover de inkomende handelingen, uitgaande handelingen staan die aan btw onderworpen zijn, of die vrijgesteld zijn van btw, maar zonder dat die vrijstelling het recht op recuperatie van de betaalde voorbelasting in de weg staat.

Dit laatste geldt niet voor alle vrijstellingen. In een aantal gevallen zijn uitgaande handelingen vrijgesteld van btw, zonder dat de leverancier of dienstverrichter recht heeft op recuperatie van de btw die hij zelf aan zijn eigen leverancier of dienstverrichter heeft betaald. Een advocaat bijvoorbeeld is ervan vrijgesteld btw aan te rekenen op zijn honoraria. Maar hij heeft ook geen recht op recuperatie van de door hem betaalde voorbelasting. Dat is ook zo voor notarissen, dokters, gerechtsdeurwaarders, ziekenhuizen, enzovoort.

Hetzelfde geldt bij onroerende verhuur. Wie een onroerend goed verhuurt, hoeft geen btw aan te rekenen op de huurprijs die hij aanrekent. Maar dat is niet noodzakelijk een voordeel. Keerzijde van de medaille is, dat de verhuurder geen recht op recuperatie heeft van de btw die hij zelf bijvoorbeeld bij de oprichting van het gebouw, of bij de renovatie, of het onderhoud ervan heeft betaald. De door hem betaalde btw verhoogt daardoor de kostprijs. De huurprijs moet bijgevolg omhoog.

Neem opnieuw het voorbeeld van onze koelkastverkoper. Als de vennootschap zelf een showroom opricht, kan zij de btw recupereren, en vormt die btw dus geen kostprijselement. Stel dat deze vennootschap beslist zichzelf te splitsen, enerzijds in een vastgoedvennootschap die de showroom bouwt, en anderzijds in een werkvennootschap die de koelkasten verkoopt. En stel dat de vastgoed- vennootschap de opgerichte showroom vervolgens verhuurt aan de werkvennootschap. De vastgoedvennootschap kan de betaalde btw dan niet recupereren. Want de gemaakte kosten voor de oprichting van de showroom staan niet langer tegenover uitgaande handelingen die aan btw onderworpen zijn, maar wel tegenover een van btw vrijgestelde onroerende verhuur die geen recht op aftrek van de betaalde voorbelasting toelaat.

Met de btw-eenheid zijn al die zorgen van de baan. Btw-plichtigen die financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, kunnen er sinds enige tijd voor opteren als één btw-plichtige door het leven te gaan. Men doet dan alsof er voor btw-doeleinden nog slechts één entiteit aan het economisch leven deelneemt. Stel in het voorbeeld, dat de vastgoedvennootschap en de werkvennootschap ervoor opteren om zo’n btw-eenheid te vormen. De toestand is dan juist dezelfde als in het geval waarin de werkvennootschap de showroom zelf zou hebben opgericht: de naar aanleiding van de oprichting betaalde btw is dan ook aftrekbaar. Dat de btw-eenheid op deze wijze toelaat belasting te besparen is dus geen misbruik, zoals sommigen lijken te insinueren, maar een zuiver gevolg van haar eigen specifieke werking. (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content