Premies voor veilige aandelen nog altijd te rechtvaardigen
In het eerste kwartaal van 2013 gedroegen beleggers in Europese aandelen zich volgens Ad van Tiggelen, Senior Investment Specialist bij ING Investment Management, als mensen die voor het eerst gaan zwemmen: zonder zwemvest wilden ze het water niet in.
Ondanks voorzichtige tekenen van een mondiaal herstel, hadden beleggers nog altijd een sterke voorkeur voor ‘veilige’ wereldmerken in defensieve sectoren.
Als gevolg daarvan stegen de koersen van deze aandelen tot een niveau dat doet denken aan de ‘Nifty Fifty’-hype van begin jaren zeventig. Worden veilige aandelen niet te duur?
Nu Europa kampt met een langdurige periode van economische stagnatie en negatieve reële rentevoeten, is de liefdesverklaring van de belegger aan de Heinekens en de Unilevers van deze wereld wel te begrijpen.
In een klimaat zonder groei verdient elk aandeel dat (dividend-) groei weet te combineren met een sterke balans en een mondiale aanwezigheid een premie.
De vraag is echter wel: hoe hoog mag die premie zijn? Momenteel krijgen wereldmerken op het gebied van levensmiddelen, dranken, huishoudartikelen, farmaceutica, technologie en luxegoederen een premie van 20% à 60%, of soms nog hoger.
In dat opzicht kan een vergelijking worden gemaakt met de vroege jaren zeventig, toen vijftig Amerikaanse aandelen die werden beschouwd als lange-termijn-winnaars op hun piek een koers-winstverhouding hadden van 40 of meer, het dubbele van de marktwaardering.
Naderhand is deze premie grotendeels verloren gegaan en ging de “Nifty Fifty” de boeken in als voorbeeld van een zeepbel, net als de technologiehype die volgde in de late jaren negentig. Dat gezegd hebbende, denkt Van Tiggelen dat vergelijkingen met de huidige situatie nog altijd voorbarig zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier