De eerste echte duurzame fondsen komen eraan

© Getty Images

Het Belgische duurzaamheidslabel voor beleggingsproducten kan een referentie in Europa worden.

Bij gebrek aan een duidelijke definitie van wat een duurzaam beleggingsproduct is, heerst er al lange tijd verwarring onder beleggers. Particulieren begrijpen niet waarom een fonds dat als duurzaam wordt voorgesteld, toch kan investeren in sectoren zoals de olie- en de steenkoolproductie. Dat geldt vooral voor zogenoemde best-in-classstrategieën: producten die in alle sectoren beleggen, maar enkel in de ondernemingen die het hoogst scoren op ESG-criteria. ESG staat voor environmental, social en governance.

We moedigen vermogensbeheerders aan om verder te gaan dan de criteria die we hebben vastgelegd” Tom Van den Berghe, Febelfin

De bankenfederatie Febelfin heeft daarom een duurzaam label gelanceerd. Een beleggingsproduct moet aan specifieke criteria voldoen om dat label te verdienen. De fabrikant van het product moet daarvoor een dossier indienen bij Febelfin. Begin november onthult Febelfin de eerste financiële producten die het Belgische duurzaamheidslabel ontvangen.

“Allerlei soorten producten kunnen het label verdienen: beleggingsfondsen, beursgenoteerde indexfondsen (ETF’s), spaarrekeningen en tak23-levensverzekeringen. Er zijn producten voor alle risicoprofielen, van defensieve en neutrale tot dynamische beleggers”, zei Tom Van den Berghe van Febelfin onlangs tijdens het Sustainable Investing Forum, georganiseerd door de vermogensbeheerders Robeco en Allianz Global Investors.

“Ongeveer vijftig financiële instellingen hebben ten minste één aanvraag ingediend voor de eerste golf labels. De meeste zijn buitenlandse instellingen”, zegt Van den Berghe. “Van de 400 producten die aan de kwaliteitsnorm van Febelfin willen voldoen, zijn 80 procent beleggingsfondsen.”

ETF’s en tak23-producten maken de meerderheid uit van de andere beleggingsproducten waarvoor een aanvraag is ingediend. Van den Berghe legt uit dat het duurzaamheidslabel van Febelfin streeft naar een zo breed mogelijke acceptatie door de financiële sector. “We moedigen vermogensbeheerders aan om verder te gaan dan de criteria die we hebben vastgelegd.” Met andere woorden: vermogensbeheerders moeten voldoen aan een minimum om hun producten duurzaam te mogen noemen.

Lagere drempels

Vergeleken met het duurzaamheidslabel dat op Europees niveau wordt besproken (zie kader ‘Het Belgische label is veel veeleisender’), slaat duurzaamheid bij Febelfin op meer dan alleen ecologische kwesties. Criteria die belangrijk zijn voor corporate governance of deugdelijk bestuur, zoals de onafhankelijkheid van de raad van bestuur, of het sociale beleid, zoals het respect voor de rechten van werknemers, worden mee bij de beoordeling betrokken.

Van den Berghe: “We willen vermijden dat producten met een duurzaamheidslabel investeren in schadelijke bedrijven, of het nu gaat om de E, de S of de G. Voor de klimaatambitie gaat het Belgische duurzaamheidslabel uit van de doelstellingen van de COP21, de klimaatconferentie in 2015 in Parijs.”

In de toekomst zullen de criteria wellicht altijd maar strenger worden voor de financiële producten die het kwaliteitslabel willen verkrijgen of behouden. Het is de bedoeling dat het zich verder ontwikkelt en dat de criteria om de twee jaar worden herbekeken, in overeenstemming met de recentste wetenschappelijke gegevens en maatschappelijke verwachtingen. Er zijn nu al wijzigingen te verwachten in de samenstelling van de producten die de kwaliteitsnorm zullen krijgen.

10 procent van de omzet van de bedrijven in de portefeuille van een fonds mag in 2019 bijvoorbeeld nog altijd komen van steenkool of schalieolie en -gas. Die drempel wordt in 2022 verlaagd tot 5 procent en in 2025 tot 0 procent. Bij de klassieke olie- en gasproducenten moet 40 procent van de energie uit hernieuwbare bronnen of van aardgas komen. Die drempel kan al in 2021 worden verhoogd. Voor elektriciteitsproducenten wordt de CO2-emissie verminderd met 20 gram CO2 per jaar voor de productie van 1 kilowattuur, om ze almaar meer richting hernieuwbare energie te pushen.

Onafhankelijkheid

De toekenning van de labels wordt gecontroleerd door een autoriteit die onafhankelijk is van Febelfin, en waarvan de helft van de leden afkomstig is uit het middenveld. “De goedkeuring van producten gebeurt in een driemaandelijkse cyclus. De volgende golf producten met het duurzaamheidslabel wordt naar verwachting in februari 2020 aangekondigd”, zegt Tom Van den Berghe. “Er is nu een duidelijke dynamiek gecreëerd bij de fondsbeheerders, die hun duurzame aanbod grondig hebben herzien. Zij hebben hun selectiebeleid ook geformaliseerd en versterkt, en het is onze ambitie dat de markt verder ontwikkelt naar een breder scala van duurzame producten.”

‘Het Belgische label is veel veeleisender’

Het duurzame etiket voor de Franse fondsenmarkt bevat slechts enkele beperkingen voor het beleggingsproces. Er moet een niet-financiële onderzoek plaatsvinden, minstens 20 procent van het beleggingsuniversum moet worden uitgesloten en er moet een rapportering gebeuren.

Er is dus een groot kwaliteitsprobleem, omdat fondsen met een Frans duurzaamheidslabel nog altijd vrijelijk in wapen- of olieproducenten kunnen investeren. “Het Belgische label is veel veeleisender, met strikte voorwaarden voor de opname van bedrijven die fossiele brandstoffen gebruiken”, zegt Léa Dunand-Chatellet, het hoofd Responsible Investment bij DNCA Finance. “Wij denken dat het Belgische label de komende jaren op Europees niveau een referentie wordt, omdat investeerders de zekerheid krijgen dat fondsen met dat label voldoen aan een minimaal aantal criteria inzake de energietransitie.” DNCA Finance heeft ook een aanvraag ingediend voor vier van de zes fondsen die het in België commercialiseert.

Volgens Léa Dunand-Chatellet is het duurzaamheidslabel dat op Europees niveau wordt besproken veel groener. Dat label richt zich bijna uitsluitend op milieucriteria. Zo zou 70 procent van de activa van een fonds geïnvesteerd moeten zijn in activiteiten met een positieve impact op het milieu.

“Het Europese label zal zijn gebaseerd op een CO2-emissietaxonomie voor de verschillende Europese sectoren. De bedoeling is investeerders te begeleiden richting de financiering van oplossingen voor de energietransitie. Het zou best kunnen dat uiteindelijk enkel impactfondsen, die een positief effect op de energietransitie nastreven, goed scoren op de Europese taxonomie.”

Partner Content