Strategische olieval
De olieprijsval draait om marktaandeel, om dominantie.
In het huidige tempo is het nog maar een kwestie van dagen, voordat de olieprijs opnieuw het dieptepunt van het decennium van 36,6 USD per barrel (vat van 159 liter) bereikt, dat dateert van vlak voor Kerstmis 2008. Sinds juni is de Brent-olie (Noordzee-olie) bijna aanhoudend gedaald, van 115 USD per vat naar 45 USD. Dat is een val van 60% in een halfjaar tijd. Enkel de val tussen begin juli en eind december 2008 was nog spectaculairder: van 146 naar 36 USD (-75%). Maar toen ging de wereldeconomie door een diep dal. Het westerse financiële systeem hing na de val van Lehman Brothers aan een zijden draadje, waardoor de kredietverstrekking stilviel.
Zo ernstig is de situatie vandaag niet, ook al verlaagde de Wereldbank vorige week nog de wereldwijde groeiprognose van 3,4 naar 3%. En de vraag naar olie groeit duidelijk een stuk trager dan de afgelopen jaren, door de mindere economische conjunctuur en doordat het aanbod in de Verenigde Staten is toegenomen door de schalieboom.
Marktaandeel
Vraag en aanbod bepalen de prijs, ook de olieprijs. Maar die grondstof bleef drie jaar stabiel tussen 100 en 120 USD per vat, voordat ze in vrije val ging. Het mag duidelijk zijn dat hier politiek-strategische motieven spelen, want het gaat om een overaanbod van 2 à 3 miljoen vaten op een totaal van 93 miljoen vaten per dag, dus van slechts enkele procenten. Zonder politiek-strategische motieven zouden landen als Saoedi-Arabië (gemiddelde productiekostprijs van 27 USD per vat en met gigantische reserves) hun productie terugschroeven en zou de daling nooit zulke vormen aannemen.
Het is met andere woorden een bewuste zet. Geopolitiek is het duidelijk dat landen als Rusland en Iran een lesje wordt geleerd. Met olieprijzen van 100 USD en meer toonden ze zich politiek en militair te assertief. Maar het gaat ook en vooral om een halt aan de opmars van alternatieve energie en van nieuwe olieproductiemethoden zoals diepzee, teerzanden en schalieolie.
Die technieken zijn met de huidige prijzen simpelweg niet rendabel en meerdere opgestarte projecten zijn dan ook bedreigd. Het draait dus om marktaandeel, om marktleiderschap, om dominantie. Het probleem op lange termijn is dat de klassieke productiemethoden de toch nog stijgende vraag naar olie niet kunnen opvangen. Dus hoe langer de olieprijs op 40 à 50 USD per vat blijft hangen, hoe zekerder en spectaculairder de prijs daarna zal stijgen. Zelfs een terugkeer richting 100 USD is op termijn niet uitgesloten. Voor de lange termijn blijven beleggingen in energiewaarden dus wel degelijk zinvol. Bovendien valt een opwaartse reactie op kortere termijn niet uit te sluiten. De daling is simpelweg te extreem geworden.
Vandaar de aankooplimiet voor Aker voor de voorbeeldportefeuille. Die holding met overwegend belangen in de olie-industrie beschouwen we als een investering op lange termijn, tenzij de reactie op korte termijn zo heftig zou zijn dat een mooie winst kan worden vastgeklikt. De olieprijs zal na zo’n val nog een tijdje volatiel blijven en niet meteen een structureel stijgende tendens vertonen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier