Rentezorgen in Europa en de VS
In de afgelopen week zagen we opnieuw rimpelingen op de obligatiemarkten, die vooral de Europese beurzen niet onberoerd lieten. Het begint almaar meer investeerders te dagen dat de gouden tijden van ultralage rente achter ons liggen. De vraag van vele miljarden dollars is in welk tempo de rente zal stijgen.
Als de rentestijging een geleidelijk proces is, zal de schade op korte termijn op de aandelenmarkten nog best meevallen. Ontstaat toch op een zeker moment enige vorm van paniek, dan krijgen we zonder twijfel ook een stevige terugval op de beurzen.
Ons voorkeursscenario blijft dat er eerst wat afkoeling komt. Vooral Wall Street kan een adempauze gebruiken. Nog een tijd in dit tempo doorgaan, zou de Amerikaanse beurs brutaal tegen de muur doen botsen en een veel zwaardere correctie uitlokken. We zullen dan ook geleidelijk onze aangehouden kaspositie kunnen aanspreken, want we kunnen stilaan spreken van de verhoopte, milde terugval in Europa, maar ook elders.
Nog volop soepelheid
Het enige grote land ter wereld dat nog niet aan een ommekeer in het rentebeleid toe is, is Japan. Begin dit jaar was speculatie ontstaan dat zelfs de Japanse centrale bank een minder soepel monetair beleid in overweging nam. Economen meenden dat te kunnen afleiden uit het feit dat de Bank of Japan begin dit jaar minder dan verwacht had uitgegeven aan de aankoop van overheidsobligaties met lange looptijden.
Maar Haruhiko Kuroda, de voorzitter van de Japanse centrale bank, was tijdens de recentste bijeenkomst van de Bank of Japan heel duidelijk. Aan het monetair beleid verandert geen jota. Daarmee counterde hij de speculatie dat een verkramping voor de deur staat. Een heikel punt van de Japanse economie blijft de inflatie.
De inflatieverwachting blijft voor het lopende fiscale jaar (loopt tot eind maart) op 1,4 procent staan, duidelijk onder de inflatiedoelstelling van 2 procent. Kuroda stelde wel vast dat de inflatieverwachtingen niet meer dalen. Die zouden echter moeten oplopen, maar dat blijkt nog steeds bijzonder moeilijk. Het uiterst soepele monetair beleid blijft een troef voor de Japanse beurs.
Toen eerste minister Shinzo Abe eind 2012 weer aan de macht kwam in Japan, betekende dat een keerpunt in de decennialange malaise van de Japanse beurs. Sindsdien klopt ze met vlag en wimpel de Amerikaanse en zeker de Europese aandelenmarkten. De Nikkei-index zette in vijf jaar een klim van 150 procent neer. De Standard&Poor’s500-index haalde in die periode 95 procent, de Eurostoxx50-indexklom’slechts’ 50 procent hoger. Dat Japanse beurssprookje hadden weinigen verwacht.
De combinatie van premier Abe en gouverneur Kuroda is een zegen gebleken voor de beurs van Tokio. Zelden heeft een duo een beurs zo gezwind hoger gestuwd. De Bank of Japan blijft veruit de ijverigste centrale bank ter wereld. Ze koopt bijvoorbeeld ook grote pakketten aandelen op (voor zowat 10 miljard dollar op jaarbasis), wat uiteraard de Japanse beurs stevig ondersteunt.
Bovendien is de Japanse economie aan de beterhand, al blijven op lange termijn zeer belangrijke uitdagingen bestaan. Maar de combinatie van een ondersteunend economisch en monetair beleid, stijgende bedrijfswinsten en inspanningen om het bedrijfsleven te hervormen, stuwt de Japanse aandelenmarkt hoger.
We blijven er dan ook van overtuigd dat de Japanse beurs ook de komende jaren een meer dan gemiddeld stijgingspotentieel heeft. Sinds eind 2012 is de Japanse beurs uit een erg lange, structurele berenmarkt geklommen (tussen 1989 en 2012 zakte de beurs met 80%). Sindsdien bevindt ze zich weer in een langdurige stierenmarkt (opwaartse beurstendens). Na de spectaculaire klim van vorig najaar door de herverkiezing van Abe is het logisch dat we aan een adempauze toe zijn.
De waardering van Japanse aandelen is nog steeds niet overdreven, maar de achterstand tegenover Europese aandelen bijvoorbeeld is wel weggewerkt. Het gemiddelde Japanse aandeel wordt respectievelijk verhandeld tegen 19 keer de verwachte winst voor het fiscaal boekjaar 2017, 1,2 keer de omzet en 1,9 keer de boekwaarde.
We blijven aanbevelen te profiteren van een tussentijdse terugval. We vinden het nog altijd interessant voor een beperkt percentage (opnieuw) in de Japanse beurs te beleggen als diversificatie van de aandelenportefeuille. Onze favoriete manier (zie ook ‘voorbeeldportefeuille) om daarop in te spelen, is de grootste Europese Japan-tracker, iShares MSCI Japan EUR hedged ETF (Euronext Amsterdam; ticker IJPE; ISIN-code IE00B42Z5J44).
Aankooporder Euronav
Vorige week hadden we uitgebreid over de voorlopige jaarcijfers van Euronav. We spraken van een gemengd rapport. De wereldwijde vloot van afgerond 1250 olietankers groeide vorig jaar per saldo met zeventig schepen, dankzij de oplevering van vijftig nieuwe VLCC-tankers (Very Large Crude Carriers met een maximale capaciteit van 320.000 ton) en vijftig kleinere Suezmax-schepen, en het verschroten van dertig oude schepen.
Dat laatste element wordt een belangrijke sleutel om een ommekeer van de tarieven richting 2019 te bewerkstelligen. Om het evenwicht te herstellen, moeten volgens het management veertig tot vijftig schepen de vloot verlaten. Het goede nieuws is dat de kansen op meer verschroting zijn toegenomen. De hogere staalprijzen drijven de prijs die een rederij ontvangt voor het verschroten op, en bovendien zal strengere wetgeving de kostprijs voor het in de vaart houden van oudere tankers doen stijgen.
Eind 2017 kondigde Euronav de langverwachte overname aan die van het bedrijf de grootste onafhankelijke tankerrederij moet maken. Dankzij de voorgestelde fusie met het Amerikaanse Gener8 Maritime verwerft Euronav 21 VLCC’s (waarvan er 19 maximaal twee jaar oud zijn), wat het groepstotaal op 44 VLCC’s brengt, en zes Suezmax-schepen, wat het totaal naar 28 duwt.
Na afronding van de fusie, verwacht voor eind juni, bestaat de vloot uit 75 schepen, inclusief de geplande verkoop van zes jonge VLCC’s voor 434 miljoen dollar. Het bedrijf is dan ook ideaal gepositioneerd om de komende twee tot drie jaar maximaal te profiteren van het verwachte herstel van de dagverhuurtarieven. Het aandeel blijft koopwaardig (rating 1B).
In het najaar namen we al een eerste positie van 300 aandelen in het olietankerrederij. De terugval van de koers onder de aankoopprijs (7 euro) zet ons ertoe aan een nieuw order voor 150 aandelen te plaatsen om onze positie voort uit te bouwen. Bovendien bewoog afgelopen week opnieuw iets in het aandeelhouderschap. In een persbericht konden we lezen dat het belang van de vennootschap Chateauban (Cobelfret) tot boven 10 procent is gestegen, nadat in maart vorig jaar de kaap van 5 procent (5,15%) was gerond. Een mogelijk interessante ontwikkeling.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier