Aziatisch groeimirakel
Tussen 1982 en 2011 groeide de Chinese economie gemiddeld met 9% per jaar.
Het fenomeen in de wereldeconomie van de afgelopen halve eeuw is de opmars van Azië. Sinds jaar en dag is het met een lengte voorsprong het continent met de grootste bevolking. Azië beslaat 29,4% van de wereldoppervlakte, maar er woont wel 62% van de totale wereldbevolking, en dat percentage gaat nog altijd in stijgende lijn. Maar het aandeel van de Aziaten in het wereldwijde bbp bedraagt maar de helft daarvan. En dat was slechts afgerond 20% in 2000.
Dat was helemaal anders in de middeleeuwen, maar Europa en later de Verenigde Staten namen het vanaf de negentiende eeuw, tijdens de Industriële Revolutie, helemaal over. Na de Tweede Wereldoorlog was Japan het eerste grote Aziatische land dat zich inschreef in de industriële logica. Daarna was het aan de Aziatische tijgers – Zuid-Korea, Taiwan, Singapore, Hongkong en Maleisië – om een groeispurt in te zetten. Maar Azië kreeg pas echt weer aanzien en een aandeel in de wereldeconomie, toen de Chinese overheid in 1978 de economie hervormde en openstelde.
China op een kruispunt
Het groeiverhaal dat China sindsdien heeft geschreven, mag als een van de meest spectaculaire, zo niet hét spectaculairste sinds de Industriële Revolutie worden omschreven. Dat kunnen we ook staven met cijfers. Gegevens van de OESO leren dat in de sterkste groeiperiode van dertig jaar (1982-2011) de Chinese economie met bijna 9% per jaar gemiddeld is gegroeid. Daarmee werd het vorige Aziatische groeirecord van Zuid-Korea in de periode 1966-1995 (bijna 8% gemiddelde groei per jaar) onttroond.
Het goede nieuws voor de wereldeconomie is dat, ondanks de sterke groei van de voorbije 35 jaar, het gemiddelde inkomen per hoofd in China nog altijd maar een vijfde is van dat in de Verenigde Staten. Het staat op het niveau van Japan in de jaren zestig en van Zuid-Korea in de jaren tachtig. Er is met andere woorden nog flink wat ruimte voor verdere groei.
Maar een vanzelfsprekendheid wordt het niet. Er zijn ook genoeg landen, zoals Mexico en Zuid-Afrika, die op het moment dat ze het inkomensniveau van China hadden, zijwaarts zijn beginnen te bewegen.
In volle overgang
We zitten in de volle overgangsfase, waarbij de exportgeleide groei (industriële groei) geleidelijk aan in China wordt overgenomen door groei op basis van een toegenomen binnenlandse vraag (consumptie en dienstensector). Daardoor zijn onder meer de lonen fors opgelopen, maar met het gevolg dat China in belangrijke mate zijn kostenvoordeel heeft verloren. China heeft dus meer dan ooit behoefte aan structurele hervormingen, die zorgen voor bijkomende productiviteitswinsten, een betere allocatie van investeringen, een vrijer en beter functionerend financieel systeem, een vermindering van de overheidsinbreng en meer privé-initiatief.
De nieuwe machthebber Xi Jinping lijkt die uitdagingen te onderkennen en de kredietzeepbel te willen aanpakken. We geloven dat de huidige problemen van voorbijgaande aard zijn en dus het Chinese groeiverhaal niet zullen afbreken. Weliswaar op een lager, gezond groeiritme.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier