Windindustrie op zee vindt tweede adem: Trends in het spoor van offshore in de VS

© Getty Images
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Na een moeilijke periode met fikse tegenwind van kosteninflatie maakt de offshorewindindustrie zich op voor een volgende groeispurt. Met een beetje hulp van de overheid kan windenergie vanop zee nog altijd de ruggengraat van een hernieuwbaar energiesysteem worden. Vlaamse bedrijven met 20 jaar expertise in de rugzak ontbreken niet op het appel. Trends volgt deze week vanuit New Orleans een delegatie van deze bedrijven in hun veroveringstocht van de wereldmarkt.

De internationale offshorewindindustrie blaast deze week verzamelen in het Amerikaanse New Orleans. Op een vierdaagse beurs georganiseerd door de Amerikaanse offshore-industrie tekent de wereldwijde industrie present. “Zoals op vorige edities willen we onze Vlaamse expertise aan de man brengen, die we hebben opgebouwd dankzij de windparken voor de Belgische kust. Een aantal bedrijven is al actief in de Verenigde Staten. Zonder hen zou er op de Amerikaanse offshoremarkt niet veel gebeurd zijn”, zegt Ralph Moreau, vertegenwoordiger in de VS van Flanders Investment and Trade (FIT), dat de missie naar New Orleans begeleidt.

De maritiemedienstverleners DEME en Jan De Nul zijn de vlaggenschepen van de Vlaamse offshore-industrie en bouwden vorig jaar het eerste operationele windturbinepark in de VS. In hun zog heeft zich een ecosysteem van Vlaamse dienstverleners ontwikkeld, dat competitief is op de wereldmarkt. Onderlinge concurrentie is er amper. In New Orleans worden tijdens het diner ervaringen uitgewisseld bij krabkroketten en gefrituurde krokodil, een lokale specialiteit. Met tot twintig jaar ervaring zijn de Vlaamse bedrijven bijzonder welkom in de VS, die de knowhow en toeleveringsketens missen om snel op eigen kracht een offshoresector uit de grond te stampen.

Kostenstorm in 2023

De offshorewindindustrie kan een stevig windveld smaken, maar niemand zat te wachten op de perfecte storm die vorig jaar lelijk huishield in de sector. Een stevige kosteninflatie en hogere rentevoeten bliezen nogal wat pannen van het dak. Ontwikkelaars als Orsted, Equinor en BP pakten vorig jaar voor 5 miljard dollar aan waardeverliezen op offshoreprojecten. Aanbestedingen voor nieuwe windparken in het Verenigd Koninkrijk trokken welgeteld nul biedingen. Turbinebouwers als Vestas en Siemens Gamesa stapelden de verliezen op.

De storm trok ook langs de Amerikaanse Oostkust. President Joe Biden sprak bij zijn aantreden de ambitie uit tegen 2030 op zee een capaciteit van 30 gigawatt te bouwen, genoeg om 10 miljoen gezinnen van stroom te voorzien, maar de storm zette dat doel op los zand. Vorig jaar werd voor 3 gigawatt aan projecten opgezegd, omdat het sop de kool niet meer waard was. Ontwikkelaars sloten voor de geproduceerde elektriciteit een afnamecontract met een vaste prijs met een Amerikaanse staat, maar de beklonken elektriciteitsprijs dekte de kosten niet langer.

Van alle contracten afgesloten in de periode 2017-2022 hebben de ontwikkelaars vorig jaar de helft opgezegd, leert onderzoek van Oceantic Network, de belangenvereniging van de Amerikaanse offshoresector. “De staten wisten die ook niet goed hoe te reageren: het been stijf houden of toch onderhandelen. Die besluiteloosheid droeg lang bij aan de onzekerheid. De contracten boden ook geen inflatieclausule om hogere kosten door te rekenen. Dat heeft de crisis in de hand gewerkt. Gelukkig is geen van de Vlaamse bedrijven direct zwaar getroffen door die opzeggingen”, zegt Ralph Moreau.

“De voorbije twee jaar steeg de kostprijs van een offshorewindpark met meer dan 30 procent”, is de conclusie van onderzoek van S&P Global Commodity Insights. De Deense ontwikkelaar Orsted trok in november de stekker uit twee grote projecten voor de Amerikaanse Oostkust. “We blijven overtuigd dat de VS offshorewindenergie nodig hebben, om de klimaatdoelstellingen te halen, maar de vertragingen in de bouw van die projecten en de hogere rentevoeten noopten ons tot die beslissing”, zei Mads Nipper, de CEO van Orsted.

“De offshore-industrie bestaat twintig jaar, maar de sector is bijlange nog niet volwassen en verdient nog geen geld zoals de fossiele energiespelers dat kunnen. Voorlopig hebben alleen de dienstenleveranciers en in minder mate de ontwikkelaars geld verdiend. De turbinebouwers hebben de inflatie betaald”, zegt Pieter Jan Jordaens van Sirris, het kenniscentrum van de technologische industrie.

De sector gaan nog door een snelle technologische evolutie, die een kostenbesparende standaardisatie in de weg staat. Ontwikkelaars pushen voor steeds grotere turbines, om schaalvoordelen te realiseren, maar de Europese windturbineproducenten lijken nu toch halt te houden bij turbines van 15 megawatt, wat ook al mastodonten in de zee zijn. “Om de twee jaar een nieuw platform oprichten, dat is niet houdbaar”, zegt Luc Vandenbulcke, de CEO van DEME. “De windindustrie zal een moment meemaken waarop ze een te grote turbine ontwikkelt. Laat ons afkloppen op een standaardmaat van 15 megawatt en die in groten getale installeren. Dan weten wij welk type installatieschepen over enkele jaren nodig zijn.”

Lucht klaart op

Het ergste van de storm lijkt voorbij. 2024 moet het jaar van de doorstart worden voor de wereldwijde offshore-industrie. Waarnemers spreken over een ‘fundamentele reset’ van de sector, die dankzij hogere elektriciteitsprijzen de kans krijgt de inflatie en de rentevoeten door te rekenen aan de eindverbruiker. “Noem de crisis van 2023 geen kinderziekte, het was een kwestie van prijs. De contracten waren vastgelegd tegen een elektriciteitsprijs gebaseerd op een wereld voor de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis. We zijn intussen door die moeilijke periode”, zegt Erwin Leys, de voorzitter van de Belgian Offshore Cluster, die de belangen van de Belgische toeleveraars behartigt.

“De Amerikaans markt kreeg in 2023 de grootste klappen”, zegt Luc Vandenbulcke. “In 2018 werden concessies toegekend op basis van een elektriciteitsprijs van 115 dollar per megawattuur. Die volstond niet meer om het fel gestegen kostenplaatje te dekken. Onlangs zijn offshoreprojecten geveild met een elektriciteitsprijs van 140 tot 150 dollar per megawattuur. Dat is een competitief prijsniveau. Dit jaar is al 10 gigawatt aan nieuwe projecten geveild in de VS. De vraag blijft zeer groot. Ik maak me geen zorgen over de Amerikaanse offshoremarkt.”

Oceantic Network schat dat in deze tweede fase voor 25 gigawatt aan projecten op stapel staat, waarvan 7 gigawatt aan oudere projecten die nieuw leven krijgen dankzij hogere afnameprijzen. De weg blijft echter hobbelig. Vorige week schokte de staat New York de sector door drie grote aanbestedingen net voor de finishlijn te annuleren. General Electric had voor die projecten turbines van 18 megawatt toegezegd, maar de levering bleek niet haalbaar. De inzet van kleinere turbines vergt meer turbines, en dus hogere bouwkosten en hogere elektriciteitsprijzen, iets wat New York niet zag zitten. “Ach, dit is uitstel, geen afstel. Die projecten worden over twee jaar opnieuw in de markt gezet”, zegt een grote projectontwikkelaar. Door de golfbeweging in de aanbestedingen en annuleringen zit de sector wel nog gevangen in een boom-bustcyclus, wat niet bevorderlijk is voor het investeringsklimaat. In 2026 worden in de VS amper windparken gebouwd, om daarna opnieuw een hoge vlucht te nemen.

“Op termijn blijft iedereen geloven in het groeipotentieel van offshorewind. En, om in de VS de olifant in de kamer te benoemen, een herverkiezing van Donald Trump staat dat potentieel niet in de weg. De staten zien het economische potentieel van offshore als hefboom voor tewerkstelling, de bouw van een nieuwe industrie, de opwaardering van hun kustgebieden en het duurzamer maken van hun economie. De staten blijven ervoor gaan”, stelt Ralph Moreau.

Met een beetje hulp van de overheid

Niet alleen in de VS, ook elders ter wereld begint de sector vanaf een nieuw blad. In het Verenigd Koninkrijk bood in september niemand op een veiling bij een gegarandeerde prijs van 44 pond per megawattuur. Het Verenigd Koninkrijk verhoogde de mogelijke subsidies met 66 procent, om bij ontwikkelaars interesse los te weken voor nieuwe projecten. “Dat is een duidelijk signaal van de overheid dat offshorewindenergie de ruggengraat zal vormen van de toekomstige energiemix”, reageerde Orsted.

Leek offshore voor de kostencrisis van 2023 verder te kunnen zonder overheidssteun, dan moet dat idee nog even in de koelkast. Ook de Belgische overheid voorziet in steun bij de veiling van de drie nieuwe offshoreparken in de Prinses Elisabeth Zone voor onze westkust. Bieders kunnen een gegarandeerde prijs tot maximaal 95 euro per megawattuur krijgen. Bij lagere prijzen krijgt de uitbater steun, bij hogere prijzen vloeit het surplus naar de overheid. In Noorwegen won de ontwikkelaar Parkwind onlangs een aanbesteding met een gegarandeerde prijs van 99 euro per megawattuur.

VS maken het zichzelf moeilijk

Opvallend is dat de industrie in Europa verder kan met gegarandeerde prijzen die een stuk lagere liggen dan in de VS. Dat hebben de VS ook aan zichzelf te wijten. De protectionistische Jones Act schrijft voor dat transport tussen Amerikaanse havens met Amerikaanse schepen en bemanning moet gebeuren. De Amerikanen zien een windmolen op zee als een vast punt, dat onder de Jones Act valt. “De Jones Act maakt installatie van een turbine op zee dubbel zo duur”, zegt Luc Vandenbulcke.

De wet degradeerde de Amerikaanse scheepvaart tot een vloot van verouderde roestbakken, die enkel de beschermde interne markt kan bedienen, maar is politiek onaantastbaar. “Het is als de zwaartekracht. Je moet ermee leren leven”, zegt een projectontwikkelaar. DEME en Jan De Nul hoeven niet meteen Amerikaanse concurrentie te vrezen. De Amerikaanse projectontwikkelaar Dominion ontwerpt een eerste Amerikaanse installatieschip, waarvan het prijskaartje is opgelopen tot 600 miljoen dollar. Dat is drie keer duurder dan de schepen van de Vlaamse en de Nederlandse maritieme wereldleiders.

“De VS missen nog een volwaardige binnenlandse toeleveringsketen en de ondersteunende infrastructuur, zoals schepen en havens, wat de kosten verhoogt en hun afhankelijkheid van buitenlandse expertise verhoogt. De staten zien in dat ze meer moeten samenwerken, om investeringen aan te trekken. Elke staat op zich kan niet de hele toeleveringsketen uitbouwen”, zegt Ralph Moreau. Ook de kosten voor geschoold personeel lopen door de strikte regelgeving en vakbondsverplichtingen hoog op, zeker op een Amerikaanse arbeidsmarkt, die een zo goed als volledige werkgelegenheid kent. Een kraanwerker kost vlot 1.200 dollar per dag. Staal invoeren uit Europa is vaak goedkoper dan het in te kopen in de VS.

“Een project als Sunrise, voor de kust van New York, bouw je in Europa voor een derde van de prijs”, zegt een waarnemer. De VS maken het zich extra moeilijk door te eisen dat projectontwikkelaars voldoende Amerikaanse producten kopen en diensten inhuren. “We hebben de investeringen in de lokale economie nodig. We hebben Amerikaanse jobs nodig, anders verliezen we de politieke steun. Dat is de realiteit”, zegt Dan Fatton, directeur van de New Jersey Economic Development Authority.

Lessen geleerd

De ontwikkelaars hebben lessen getrokken uit de onverwachte of slecht ingecalculeerde kostenexplosie van de voorbije jaren. Bij nieuwe projecten is een indexmechanisme ingebouwd. Vooral de stijging van de rentevoeten trok een streep door de businessplannen van de uitbaters van offshorewindparken. Hernieuwbare energie is een business met grote kapitaalinvesteringen aan het begin van een project, terwijl de operationele kosten tijdens de looptijd van een project relatief beperkt blijven.

Pieter Jan Jordaens: “Als de kapitaalkosten van een project van 5 naar 10 procent stijgen, gaat de kostprijs van de elektriciteit met bijna de helft omhoog. Bij kapitaalkosten van 10 procent zijn de financieringskosten goed voor de helft van de totale kostprijs van een offshorewindpark.” Mochten de rentevoeten wat dalen, nu de inflatiegolf grotendeels voorbij is, dan kan de kostprijs van offshore-elektriciteit gevoelig dalen. Een terugkeer naar de extreem lage rentevoeten van enkele jaren geleden lijkt echter weinig waarschijnlijk. “Grotere turbines of lastigere locaties? De technische ingenieurs vinden wel oplossingen. Maar offshore is evenveel een kwestie van financiële engineering, afhankelijk van de grillen van de conjunctuur en de financiële markten”, zegt Jordaens.

De enorme gevoeligheid van offshore voor de financieringskosten blijkt ook uit simulaties die de overheid maakte bij de aanbesteding van de Prinses Elisatbeth Zone. Een veiling zonder steunmechanisme werd ook onderzocht, maar dat zou de financieringskosten van het project en dus de elektriciteitsprijzen de hoogte in jagen. De banken zijn bereid 80 procent van een project te financieren met leningen, als de ontwikkelaar een vaste elektriciteitsprijs kan voorleggen. Bij fluctuerende prijzen durven banken slechts 25 procent van de investeringen te financieren, en moet de rest met veel duurder eigen vermogen gefinancierd worden. Wanneer een hypothetisch project met een vaste afnameprijs een elektriciteitskostprijs van 50 euro per megawattuur heeft, dan zou hetzelfde project zonder dergelijke steun een elektriciteitskostprijs van 92 euro per megawattuur hebben, liet de overheid berekenen.

Met een verstandige overheidssteun en een toenemende standaardisatie kan offshore de draad opnieuw oppikken. De totale kostprijs van een megawattuur zee-elektriciteit zou de volgende jaren opnieuw een dalende trend vertonen, om tegen 2030 uit te komen rond 40 tot 60 euro per megawattuur, wat behoorlijk competitieve prijzen zijn. Het onderzoeksbureau Aegir verwacht dat dat nieuwbouw in offshorewind met 25 procent per jaar zal groeien de volgende tien jaar. In 2022 is wereldwijd voor ruim 20 gigawatt staal in het water gezet, om flink terug te vallen in 2023 tot 7 gigawatt. Tegen 2031 moet meer dan 50 gigawatt per jaar zijn. Vestas verwacht dat de globale markt tot 2030 met 20 tot 30 procent per jaar zal groeien.

Lees meer in ons dossier: Trends in het spoor van de Vlaamse offshore-industrie, bestemming VS

Partner Content