Tijdelijke werkloosheid kan niet eeuwig duren
Veel landen hebben de werkloosheid ondanks covid-19 laag kunnen houden met een systeem van technische werkloosheid. In 2021 moeten ze beslissen of ze dat kunnen en willen volhouden.
Kijk alleen naar de werkloosheidscijfers en je gelooft nauwelijks dat de wereldeconomie in 2020 de sterkste conjunctuurdaling sinds de Grote Depressie heeft meegemaakt. In sommige landen schoot de werkloosheid wel degelijk de hoogte in: in de Verenigde Staten steeg het cijfer van 3,5 naar een piek van 14,7 procent (zie grafiek Covid-19 zorgt voor opvallende contrasten). In andere delen van de wereld gaf de arbeidsmarkt nauwelijks een krimp. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk lag het werkloosheidspercentage in oktober 2020 een klein beetje hoger dan vóór de pandemie. Die contrasten zullen we ook in 2021 zien.
Als sommige landen het beter doen, komt dat voor een deel omdat covid-19 er minder zwaar toegeslagen heeft. In Australië, waar de arbeidsmarkt vrij goed overeind is gebleven, viel het bruto binnenlands product (bbp) in het tweede kwartaal van 2020 met 7 procent terug. In alle landen van de OESO tezamen was dat meer dat 10 procent. In deze huidige crisis is de verhouding tussen de klap die het bbp moest incasseren en de stijging van de werkloosheidscijfers echter niet zo sterk als in andere recessies. Dat lijkt erop te wijzen dat twee andere factoren zwaarder wegen: maatregelen en statistieken.
Werkloosheid en werkloosheid
Tijdens de pandemie hebben de rijke landen in grote lijnen geprobeerd ofwel de mensen te beschermen ofwel de banen te vrijwaren. Tot de eerste groep – laten we ze de ‘beschermers’ noemen – horen onder meer de Verenigde Staten, Canada en Ierland. Zij betalen hun burgers grote sommen geld met stimuleringscheques en ruimere werkloosheidsuitkeringen. De bedoeling is ervoor te zorgen dat het inkomen van de mensen op peil blijft, ook als ze hun baan verliezen. Bij de tweede groep – de ‘bewaarders’ – zijn de meeste andere Europese landen en Australië. Zij hebben er eerder voor gekozen de lonen van de werknemers te beschermen met deeltijdse en technische werkloosheid. Dat de bewaarders de werkloosheidscijfers minder zagen stijgen dan de beschermers, lijkt dan ook niet meer dan logisch.
Volgens de Britse denktank The Institute for Government zijn de ogenschijnlijk betere prestaties van de arbeidsmarkt van de bewaarders echter ook een gevolg van de eigenaardige kenmerken van de statistieken. ‘Werkloosheid’ betekent niet hetzelfde in alle landen. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland worden mensen die geen werk hebben doorgaans niet in de werkloosheidscijfers opgenomen als ze nog een band hebben met een werkgever. De Europese Unie beschouwt technisch werkloze mensen over het algemeen wel als werkzaam. Amerikaanse en Canadese statistici bestempelen mensen dan weer gewoonlijk als werkloos vanaf het moment dat ze niet langer werken, ook al is het slechts tijdelijk. In april 2020 had Australië officieel een werkloosheid van 6 procent, maar mocht de overheid er de maatstaven van Amerika of Canada hanteren, dan zou dat cijfer tot 12 procent kunnen klimmen.
Moeilijke overstap
In 2021 blijven de arbeidsmarkten in de rijke wereld in verschillende richtingen evolueren, maar dan met tegenovergestelde patronen dan in 2020. Voor de beschermers zal de centrale vraag in 2021 zijn hoe snel de werkloosheid zal terugvallen naar het niveau van voor de pandemie. Voor de bewaarders, met name in Europa, zal het gaan over hoe sterk de werkloosheid zal toenemen. Dat komt omdat de technische werkloosheid ooit moet worden opgeheven.
Die landen zullen zwaar op de korrel worden genomen naarmate de werkloosheid er begint te stijgen. Sommige Europese regeringen die zo’n plotse sprong in de werkloosheidscijfers liever vermijden, hebben al beloofd dat ze het systeem van de technische werkloosheid nog een tijdje in stand zullen houden. Al verwachten ze in veel gevallen wel dat de werkgevers een groter deel van het loon van hun werknemers voor hun rekening nemen. De systemen van deeltijdse werkloosheid zal in Frankrijk en Duitsland nog tot een eind in 2021 blijven bestaan, en misschien zelfs nog langer. In beide landen zal de werkloosheid waarschijnlijk toenemen, zij het niet veel.
Dan lijkt het vanzelfsprekend dat de Frans-Duitse aanpak de beste is. Niemand loopt warm voor hogere werkloosheidscijfers. Een deel van de beroepsbevolking technisch werkloos houden, brengt naast de enorme kostprijs nog een ander probleem met zich mee: het weerhoudt mensen ervan de overstap te maken van economische activiteiten die na de pandemie minder werknemers nodig zullen hebben (fysieke winkels bijvoorbeeld) naar delen van de economie die om meer volk vragen (zoals magazijnen voor e-commerce of pakketbezorging). Uiteindelijk is dat slecht voor de economie als geheel. Het valt niet mee om uit te maken wat het juiste moment is om een systeem van technische werkloosheid te laten uitdoven, maar uiteindelijk zullen ze allemaal stopgezet moeten worden. Met die vraag zal Europa in 2021 moeten worstelen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier