Arbeidseconoom Stijn Baert (UGent): ‘Er mag geen tijdelijke-werkloosheidsval komen’
Dat sommige tijdelijk werklozen door allerlei toeslagen een vergoeding krijgen die hoger ligt dan hun loon, wijst erop dat het systeem aan herziening toe is, zegt de arbeidseconoom Stijn Baert (UGent)
België telt 1,3 miljoen tijdelijk werklozen, of 22 procent van de werknemers. In Duitsland is dat 6 procent en in Frankrijk 3 procent. Botst het systeem hier op zijn grenzen?
STIJN BAERT. “Die cijfers uit onze studie dateren van begin april, ondertussen zijn zeker in Frankrijk de percentages aanzienlijk toegenomen. Met de vergelijking wou ik aantonen dat tijdelijke werkloosheid bij ons een groot succes is. Op zich heb ik geen probleem met die reddingsboei. Zonder dat stelsel zouden er massale ontslagen zijn gevallen. Het buffereffect op de arbeidsmarkt werkt. Maar ik heb de indruk dat ook werknemers op tijdelijke werkloosheid zijn gezet zonder dat het strikt noodzakelijk was. Onderschat de economische impact daarvan niet. Als één bedrijf sluit, heeft dat ook gevolgen voor andere ondernemingen. Zo kan een hele productieketen worden verstoord.”
Sommige tijdelijk werklozen zouden een uitkering krijgen die hoger ligt dan hun vroegere loon. Hoe komt dat?
BAERT. “Voor alle duidelijkheid: tijdelijke werkloosheid is voor de meeste werknemers géén jackpot. Zij zien hun inkomen aanzienlijk dalen. Maar ik lees ook het verhaal van een anonieme persoon in deeltijdse tijdelijke werkloosheid die zijn netto-inkomen met 350 euro zag toenemen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het is een gevolg van het feit dat boven op de uitkering nog een Vlaamse toeslag komt, en soms ook een toeslag van de sector en van de werkgever. Hoeveel Belgen zich in die situatie bevinden, is niet duidelijk. Sommige bedrijven geven 10 euro extra per dag, andere 15 euro. Ik begrijp dat men het inkomen zo hoog mogelijk wil houden, maar perverse effecten moeten toch bestreden worden.”
Hoe zou dat dan moeten gebeuren?
BAERT. “Je kan een maximale netto-vervangingsratio of bedrag met alle toeslagen opleggen. Die ratio is de verhouding van de uitkering tot het laatste loon. Je kan bijvoorbeeld voor de laagste inkomens bepalen dat die vervangingsratio 85 of 90 procent is. Bedraagt de totale vergoeding meer, dan moet de uitkering of een van de toeslagen zakken. Je moet ook al nadenken over het post-coronatijdperk. Er mag geen tijdelijke-werkloosheidsval komen.”
Een tijdelijke-werkloosheidsval?
BAERT. “Soms kunnen mensen wel weer veilig aan de slag, maar hebben ze er financieel voordeel bij dat niet te doen. Een manier om dat tegen te gaan, is uitkeringen niet te hoog te maken, zodat werken nog loont. Sommige hoge vervangingsinkomens zouden ertoe kunnen leiden dat tijdelijk werklozen straks hogere loonverwachtingen ontwikkelen. In de arbeidseconomie noemt men dat een hoger reservatieloon, het minimale loon waarvoor men wil werken. Al hou ik een slag onder de arm: het zou best kunnen dat de toegenomen werkloosheid door de crisis de onderhandelingsmacht van de werknemers verzwakt. Van een arbeidskrapte zal een tijd geen sprake meer zijn. De toekomst zal het uitwijzen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier