MEER WERKNEMERSPARTICIPATIE

Ter uitvoering van het Europees Stabiliteitspact heeft de regering onlangs het Stabiliteitsprogramma van België voor de jaren 1999-2002 goedgekeurd. Dit programma bevestigt het engagement van België om in de komende jaren het primair saldo op 6% te stabiliseren, waardoor de schuldquote jaarlijks met zo’n 3 à 4 BBP-punten (bruto binnenlands product) per jaar zal dalen. De begroting 1999 beantwoordt aan deze vereiste en de minister van Begroting en ikzelf staan er garant voor dat ook in dit verkiezingsjaar streng de hand zal worden gehouden aan de correcte uitvoering van de begroting. Als ook de volgende regering het Stabiliteitsprogramma correct uitvoert, zal tegen het einde van de volgende legislatuur de begroting in evenwicht zijn en de schuldquote teruggebracht zijn tot 100 BBP-punten. Tegelijk kunnen de uitgaven jaarlijks met ongeveer 1,5% in reële termen toenemen, terwijl de fiscale en parafiscale ontvangsten met 0,2% van het BBP kunnen dalen.

Dit vrij strakke kader biedt geen ruimte om bij de komende onderhandelingen over de staatshervorming de communautaire vrede af te kopen met méér uitgaven zoals we dat in 1988 en 1992 deden. Ook zal er de komende vier jaar – zoals dat het geval was voor de jaren 1996-1999 – opnieuw nood zijn aan een akkoord tussen de deelgebieden en de federale overheid over de uitvoering van het Belgisch Stabiliteitsprogramma. Zo’n intern Belgisch Stabiliteitspact hebben we des te meer nodig als we opteren voor meer fiscale autonomie voor de deelgebieden, wat mij wenselijk lijkt.

LASTENVERLAGING.

De 0,2% ruimte voor vermindering van fiscale en parafiscale ontvangsten beantwoordt aan de vermindering van de patronale bijdrage, zoals geprogrammeerd in het Belgisch Werkgelegenheidsplan. Op zes jaar tijd zullen de loonkosten met 3% worden verminderd. In het licht van de begrotingsresultaten van 1998 en de perspectieven voor 1999 ben ik van mening dat het mogelijk is om die lastenverlaging al te laten ingaan in het tweede trimester van 1999. Meer bepaald – en dit is geen aprilgrap – op 1 april 1999.

We zullen ook uitvoering geven aan de bepaling van het interprofessioneel akkoord, waarbij door de vermindering van de fiscale of parafiscale druk het nettominimumloon kan worden verhoogd om aldus de werkloosheidsval voor laaggeschoolden te verminderen. Daarnaast lijkt het me verstandig om na te denken over een herinvoering van loonplafonds voor de bijdragen – waarom ons ook hier niet geleidelijk richten op onze drie buurlanden – om onze concurrentiepositie veilig te stellen op het niveau van de kaderleden.

WINSTDEELNEMING.

Meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat deze loonbeheersing, die noodzakelijk is voor onze concurrentiepositie en de tewerkstelling, op termijn maar vol te houden is als we er ook in slagen aantrekkelijke systemen van winstdeelneming en werknemersparticipatie door te voeren. De loonkostenbeheersing verhoogt immers niet alleen de concurrentiepositie, maar ook de rendabiliteit van de ondernemingen. Het lijkt mij derhalve normaal dat de werknemers hier hun deel van krijgen in de vorm van een vergoeding, die varieert in functie van de winst. Het nieuwe stelsel van stock options is een belangrijke stap in die richting. We moeten verder gaan en onze achterstand inzake werknemersparticipatie ten opzichte van de rest van Europa inhalen. Ik ben er mij van bewust dat we ter zake nog geen sociale consensus hebben bereikt. Wat mij betreft, wordt de komende regeringsonderhandeling de gelegenheid om ter zake een politieke doorbraak te forceren.

PENSIOENEN.

Tezelfder tijd pleit ik ook voor de versnelde ontwikkeling van de tweede pijler van de pensioenen, onder meer via pensioenfondsen. Deze werden de jongste jaren sterk afgeremd door de lineaire loonnormering. Zij zullen meer en meer een volwaardig onderdeel van ons pensioenstelsel moeten worden. Daarenboven kunnen zij, zoals al het geval is in bijvoorbeeld de Angelsaksische landen, een belangrijk mobilisatiekanaal worden voor risicodragend kapitaal.

ARBEIDSMARKT.

Om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren, legt het interprofessioneel akkoord terecht de nadruk op vorming. Permanente vorming is meer dan ooit prioritair, omdat er een grote complementariteit bestaat tussen het kunnen beschikken over goed getrainde en gevormde arbeidskrachten enerzijds en het introduceren van nieuwe en innoverende technologieën anderzijds.

Een tweede prioriteit is: grotere flexibiliteit in de arbeidsorganisatie. Hier moet worden gezocht naar win-win-oplossingen, met voordelen voor zowel de onderneming als de werknemers. Sommige bedrijven bewijzen nu al dat er creatieve formules mogelijk zijn, waarbij zowel de onderneming voordeel doet (door onder meer soepeler inzetbaarheid, intensievere benutting van de investeringen, klantvriendelijker openings- en bedieningstijden) als de werknemers (door sociaal en familiaal aangepaste deeltijdse arbeidsprestaties, een kortere werkweek via onder meer een vierdagenweek). Op dit gebied vormt gebrek aan creativiteit een grotere rem dan enige wetgeving of regulering.

OPTIMISME.

Met uitzondering van de landbouwsector was 1998 op sociaal-economisch gebied een goed jaar voor België. Het beste jaar zelfs van de jaren ’90, met een groei die hoger was dan 3% en een inflatie van minder dan 1%. Ook de interestvoeten – zowel op korte als lange termijn – waren zeer laag. En het overheidsdeficit ligt met 1,3% op een historisch dieptepunt, waardoor de schuldquote met 5 BBP-punt zakt en tot 116,5% daalt (wat neerkomt op een daling van 19 BBP-punten op vijf jaar).

Die goede resultaten konden worden verwezenlijkt zonder bijkomende inleveringen. Dit alles leidde tot een versterkt consumentenvertrouwen, een stijging van de werkgelegenheid met 48.000 eenheden en een daling van de gemiddelde werkloosheid op jaarbasis met 5,3% of ongeveer 23.000 eenheden.

De perspectieven voor 1999 blijven positief, ook al wordt algemeen een lichte vertraging van de groei verwacht ten gevolge van de Azië-crisis. Met een groei van 2% is er evenwel geen sprake van een recessie. Een groei van 2% beantwoordt aan de gemiddelde groei van de Belgische economie door de jaren heen. Er is dus geen reden tot pessimisme.

Dit is een ingekorte versie van de toespraak die premier Jean-Luc Dehaene op 6 januari hield naar aanleiding van de bekendmaking van de “Manager van het Jaar”.

JEAN-LUC DEHAENE, PREMIER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content