‘Wie gaat mijn pensioen betalen?’: Meer dan de helft van de min-25-jarigen kiest voor deeltijds werk
Meer dan de helft van de min-25-jarigen is deeltijds aan het werk, leert een analyse van SD Worx en IESE Business School op basis van de loongegevens van 106.000 deeltijds werkenden in de Belgische privésector. Wat zijn daarvan de gevolgen voor onze krappe sociale zekerheid? Arbeidseconoom Stijn Baert uit zijn bezorgdheid.
Deeltijds werk piekt bij vijftigplussers, als een landingszone tegen het einde van een lange loopbaan. Maar, stelt SD Worx vast, ook jongeren kiezen voor minder lange werkuren. De meerderheid van de min-25-jarigen gaat deeltijds aan de slag. Dat komt voor een stuk omdat velen hun studie met werk combineren, maar die verklaring gaat lang niet voor alle jongeren op. Zo beginnen jongeren op hun 18 jaar na een technische opleiding te werken of gaan jongeren die net een professionele bachelor hebben afgerond als bediende de arbeidsmarkt op.
Lees verder onder de video
Het is opvallend dat de groei van het deeltijdswerk een algemene trend is in ons land. “Al decennia zagen we het deeltijds werk in België toenemen: van slechts 10 à 12 procent van de werkende bevolking in de jaren tachtig, over 15 à 20 procent in de jaren negentig tot rond 25 procent sinds 2010”, zegt Jeroen Neckebrouck van IESE, de Spaanse businessschool die het onderzoek heeft geleid.
Is die bijzondere voorkeur voor deeltijds werk eigen aan Gen Z? Zullen zij ook op latere leeftijd een grotere voorkeur hebben voor deeltijdse arbeid? “Daar is geen eenduidig antwoord op in de studies die zijn uitgevoerd”, zegt Peggy De Prins, arbeidssocioloog van de Antwerp Management School. “Wat ik wel kan bevestigen, is dat de tijdsgeest een belangrijke context brengt. Door de schaarste op de arbeidsmarkt gaan mensen meer verkennend gedrag vertonen. Dat uit zich in jobhoppen, maar ook in flexibele uren. Jongeren zullen wat sneller meegaan in die realiteit dan werknemers die ook andere tijden hebben gekend. Al zal het gedrag van jongeren ook van sector tot sector verschillen. Ook de genderkwestie blijft opvallend. Er rust een taboe op jonge vaders die halftijds beginnen te werken. Daarom zijn het nog vaker jonge vrouwen die hun voltijdse loopbaan stopzetten.”
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Uit bovenstaande onderzoekscijfers blijkt dat de soorten van deeltijds werken een belangrijke nuance brengen. Halftijds of vier vijfde werken is populair onder vijftigplussers waar veel jongeren kiezen voor andere vormen van flexibele uren.
Rol van de arbeidsmarkt
Terwijl in veel andere Europese landen de beperkte kansen op de arbeidsmarkt jongeren richting deeltijds werk duwen, geldt dat niet voor België. “Een analyse van de data suggereert dat deeltijds werk hier bij jongeren een bewuste keuze is, en geen gevolg van een beperkte toegang tot voltijdse banen. Je hebt dus vooral te maken met min-25-jarigen die naast hun studie of andere activiteiten op zoek zijn naar banen met flexibele werkschema’s”, merkt Neckebrouck op.
Stijn Baert, arbeidseconoom aan de UGent, vindt wel dat onze arbeidsmarkt deeltijds werken op een andere manier in de hand werkt. “Jongeren hebben een sterke onderhandelingsmacht, omdat er veel openstaande vacatures zijn. Bedrijven zijn daardoor sneller geneigd vrede te nemen met kandidaten die deeltijds willen werken, ook als dat eigenlijk niet hun voorkeur heeft. Anderzijds zijn bedrijven door de krapte op de arbeidsmarkt ook automatisch steeds meer geneigd om vacatures creatief in te vullen met deeltijdse contracten.”
Productief deeltijds werk
Een vraag is of die voorkeur voor deeltijds werk ook echt een probleem is. Uit een eerdere studie van SD Worx en IESE Business School was al gebleken dat deeltijds werk kan helpen om de productiviteit van bedrijven te verhogen. Een toename van het aandeel deeltijds werkenden met 10 procent – bijvoorbeeld van 20 naar 30 procent – verhoogt de bedrijfsproductiviteit gemiddeld met 2 procent, wat substantieel is. Het positieve effect stijgt tot het aandeel van het aantal deeltijdse contracten 30 procent bedraagt. Daarna blijft het stabiel.
“Deeltijdse regimes vergen van de werkgever qua planning meer gepuzzel, maar deeltijds werken laat ook toe om meer mensen langer aan het werk te houden en een betere balans tussen privé en werk te vinden. Voor de organisatie is het ook een win-winsituatie, aangezien de bedrijfsproductiviteit zelfs hoger ligt bij 30 procent deeltijds werk. Dat betekent dat organisaties erin slagen zich te organiseren rond de vraag naar meer flexibiliteit”, aldus Neckebrouck.
Sociale (on)zekerheid
Die bevindingen klinken positief, maar wat als de jongeren van vandaag ook op latere leeftijd deeltijds blijven werken? Stijn Baert wil dat positivisme toch nuanceren.
‘Deeltijds werk is alleen een win als het gaat om werknemers die er anders voor zouden kiezen om huisman of -vrouw te worden’
Stijn Baert, arbeidseconoom UGent
“De inkomsten en uitgaven van onze sociale zekerheid zijn nauw verbonden met hoeveel mensen aan het werk zijn en hoeveel uren ze werken. Wie meer werkt, betaalt een grotere bijdrage. Daarom is het interessant om mensen zo veel mogelijk aan de slag te hebben. Deeltijds werk is alleen een win als het gaat om werknemers die er anders voor zouden kiezen om huisman of -vrouw te worden. In andere omstandigheden heeft voltijds werk de voorkeur vanuit het oogpunt van de samenleving. Zelfs bij vijftigplussers blijkt uit onderzoek dat deeltijds werken er alleen maar toe leidt dat mensen sneller hun loopbaan beëindigen.”
Dat brengt ons bij een levensvraag die zomaar op menig familiefeest tijdens een felle discussie kan opkomen: “Wie gaat mijn pensioen betalen?”. “Lage inkomens worden in ons land vrij laag belast dankzij de belastingvrije som, en er zijn daarnaast de werkbonus en de jobbonus”, zegt Stijn Baert. “België ontmoedigt daarmee voltijds werken, want wie meer uren aan de slag is, dreigt die voordelen mis te lopen. Mensen maken hun rekening en beseffen dat meer werken niet noodzakelijk meer nettoloon oplevert. Dat maakt het op termijn nog moeilijker om de inkomsten en de uitgaven van de sociale zekerheid in evenwicht te houden.”
Nederland en Scandinavië
Baert stelt dat we met onze levensstandaard een stap zullen moeten terugzetten. “We kunnen niet én een goede gezondheidszorg hebben én goede pensioenen én er tegelijk voor kiezen om minder bij te dragen aan het systeem dat al die voordelen mogelijk maakt. Waarmee ik voor alle duidelijkheid niet wil zeggen dat alle pensioenen op dit moment even rechtvaardig verdeeld zijn.”
‘Het probleem wordt prangender in combinatie met andere hervormingen rond pensioenen en gezondheidszorg die blijven liggen’
Stijn Baert, arbeidseconoom UGent
Baert vindt dat ons land het beste kijkt naar het voorbeeld van Nederland en de Scandinavische landen. “Daar maken verschillende mechanismen dat mensen die in verhouding meer bijdragen aan de sociale zekerheid netto niet noodzakelijk veel meer verliezen dan andere inkomens. In 2019 hebben alle politieke partijen zich achter hervormingen in die richting geschaard, maar in werkelijkheid stellen we vast dat werken vandaag alleen minder oplevert.”
“De OESO deelt elk jaar een onderzoek naar wat elke 100 euro die de werkgever betaalt oplevert aan een alleenstaande. Bij de vorige verkiezingen in 2019 hield een Belg nog 48 euro over van dat totaal, vandaag nog slechts 47 euro. Dat probleem wordt prangender in combinatie met andere hervormingen rond pensioenen en gezondheidszorg die blijven liggen. Werk doen lonen is kortom de sleutel tot veel dingen.”
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier