Iedereen 1500 euro pensioen, kan dat?

. © Getty
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Iedereen een minimumpensioen van 1500 euro. Het klinkt sympathiek, maar is het haalbaar? Pensioenexperts zijn sceptisch. Vooral omdat zoiets miljarden euro’s kost. Beter zou zijn het pensioenstelsel te hervormen en de band tussen werken, loon en pensioenuitkering te versterken.

Nu 2019 bijna voorbij is, selecteert Trends de artikels die vorig jaar het meest in de smaak vielen bij de lezers. In dit artikel houdt Trends-redacteur het pleidooi voor een minimumpensioen van 1500 euro tegen het licht.

“Tournée générale in de Wetstraat.” Dat was in de aanloop naar de verkiezingen de reactie van economen op de partijprogramma’s. Zowat allemaal bevatten ze beloftes voor belastingverlagingen, zonder veel stil te staan bij de financiering ervan. Ook alomtegenwoordig waren hogere uitkeringen, de pensioenen voorop. Een van de meest opvallende voorstellen was een minimumpensioen van 1500 euro netto in de maand. Niet alleen radicale partijen als de PVDA en het Vlaams Belang, maar ook de sp.a, de PS en de groene partijen zien er brood in.

Wie dacht dat het om platte electorale praat ging, die snel weer vergeten zou zijn, vergist zich. Het minimumpensioen van 1500 euro blijft opduiken in het sociaaleconomische debat. De extreemlinkse PVDA heeft ruim 45.000 handtekeningen verzameld voor een burgerwet, die een minimumpensioen van 1500 euro wil garanderen. Het federaal parlement is verplicht burgers te horen die meer dan 25.000 handtekeningen verzameld hebben voor een bepaald voorstel. Paul Magnette, binnenkort de nieuwe voorzitter van de Parti Socialiste (PS), zegt dat zijn partij het minimumpensioen op de tafel wil gooien bij de federale regeringsonderhandelingen.

De voorstanders argumenteren dat de pensioenen in België tot de laagste van Europa behoren. Mannen krijgen in ons land nu gemiddeld een pensioen van 1240 euro per maand, vrouwen 989 euro. In Duitsland zou dat 1365 euro zijn, in Frankrijk 1705 euro, in Luxemburg 1841 euro en in Nederland 1815 euro.

Te duur

De cijfers zijn gemiddelden. Zo kan de overgrote meerderheid van de gepensioneerde statutaire ambtenaren al rekenen op een pensioen van 1500 euro per maand (zie kader Wie krijgt al 1500 euro pensioen?). Maar slechts 28 procent van de gepensioneerde werknemers uit de privésector ontvangt meer dan 1500 euro. Op die grote verschillen in de stelsels komt steeds meer kritiek. Dat is een van de redenen waarom het pleidooi voor een veralgemeend minimumpensioen aanslaat. Maar is dat wel te betalen?

Volgens de PVDA kost de invoering van een minimumpensioen van 1500 euro voor ambtenaren en werknemers jaarlijks 2,2 miljard euro. De sp.a wil dat minimumbedrag toekennen aan iedereen die een loopbaan heeft van 42 jaar (nu is 45 jaar nodig voor volledige pensioenrechten) of 65.520 gewerkte uren. Wie langer werkt dan 42 jaar, krijgt een pensioenbonus van 1,374 euro per gewerkte dag. Wie een jaar extra werkt, krijgt 35,71 euro bruto extra per maand. Aan het sp.a-voorstel hangt een prijskaartje van 2,3 miljard euro. De pensioenbonus kost nog eens 200 miljoen euro extra. Volgens het Planbureau loopt de kostprijs van het PS-voorstel op tot 3,2 miljard euro per jaar in deze legislatuur.

Ik hoor vooral voorstellen om die 1500 euro te financieren met extra of hogere belastingen” Bart Van Craeynest, Voka

Niet enkel de politieke partijen formuleren voorstellen voor een veralgemeend hoger minimumpensioen. De socialistische vakbond ABVV berekende dat het iets minder dan 1,6 miljard euro zou kosten om het minimumpensioen voor alleenstaanden die 45 jaar gewerkt hebben, op te trekken van 1253 naar 1500 euro.

“Die 1500 euro is een mythisch cijfer. De kostprijs ervan varieert, afhankelijk van de voorwaarden en de modaliteiten”, zegt Marjan Maes, pensioenexpert aan de KU Leuven. “Dat van de PS kost bijvoorbeeld het meest omdat kortere loopbanen al recht geven op een minimumpensioen. Een constante is dat het recurrent per jaar miljarden euro’s kost. En dat met overheidsfinanciën die het komende jaar verder in het rood duiken en een staatsschuld die op 100 procent blijft.”

“Het voorstel van die 1500 euro is sympathiek, maar hier wordt het verkeerde debat gevoerd”, zegt Voka-hoofdeconoom Bart Van Craeynest. “We krijgen het pensioenstelsel nu al niet gefinancierd. Het systeem kampt met een gigantische put. We zouden ons beter eerst daarmee bezighouden.”

Extra miljarden vinden wordt geen eenvoudige klus, met een sociale zekerheid die al diep in het rood gaat. Het Beheerscomité voor de Sociale Zekerheid raamt het tekort op 3,055 miljard euro. In 2020 loopt dat op tot 3,5 miljard, en bij ongewijzigd beleid wordt dat tegen 2024 6 miljard euro. De oorzaak is bekend: de vergrijzingskosten, zowel aan de kant van de gezondheidszorg als voor de pensioenen. De sociale uitgaven bedragen nu 25,6 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Ze stijgen deze legislatuur naar 6,3 miljard euro. De pensioenuitgaven nemen tussen 2020 en 2024 toe van 40,5 naar 46,3 miljard euro. Die cijfers zetten Philippe Donnay, de topman van het Planbureau, ertoe aan de voorstellen voor een minimumpensioen van 1500 euro af te doen als “plat populisme”.

Pensioensparen en hoogste pensioenen

Ter linkerzijde klinkt het unisono dat 1500 euro haalbaar is. De PVDA wil de extra kosten financieren met inkomsten van een miljonairstaks op de zeer hoge inkomens (goed voor 7 à 8 miljard euro) en het opvoeren van de strijd tegen fiscale fraude (3 miljard euro). Het ABVV ziet heil in het terugdraaien van de verlaging van de werkgeversbijdragen onder de vorige regering. Als de werkgeversbijdragen met 1 procent stijgen, dan levert dat elk jaar 1,3 miljard euro op.

De sp.a denkt aan de afschaffing van de fiscale subsidies voor salariswagens, de afbouw van het fiscaal voordeel voor pensioensparen via het bedrijf en het individueel pensioensparen, en een hogere solidariteitsbijdrage voor de pensioenen. Dat laatste zou een breuk zijn met het beleid van de vorige regering. De regering-Michel bouwde de solidariteitsbijdrage voor de hoogste pensioenen af. Die solidariteitsbijdrage is een progressieve sociale inhouding op het brutobedrag van de pensioenen. Ze is ingevoerd in 1994 als een crisisbelasting, om de Belgische toetreding tot de eurozone toe te laten. Ze varieert van 0 tot 2 procent, naargelang de hoogte van het totale brutobedrag. Nu zijn enkel de hoogste pensioenen er nog aan onderworpen. De sp.a wil die nu extra belasten en eventueel de verlaging onder de regering-Michel terugdraaien.

Het loonplafond loslaten kan een manier zijn om de pensioenuitkeringen te verhogen en het verzekeringsprincipe in het pensioensysteem te versterken.

Pensioen- en begrotingsexperts zijn sceptisch. “Die voorstellen leveren gewoon niet genoeg op om de kostprijs te compenseren”, stelt Marjan Maes. “Als je ergens het geld wil halen, dan kijk je wellicht beter naar de royale ambtenarenpensioenen.” De uitgaven voor die categorie stijgen de komende jaren met 1 miljard euro, tot bijna 8 miljard.

“Ik hoor vooral voorstellen om die 1500 euro te financieren met extra of hogere belastingen”, stelt Van Craeynest vast. “Terwijl België nog altijd het derde zwaarst belaste land van de Europese Unie is. Nu zou zo’n belastingverhoging niet direct leiden tot een economische ramp, maar ze zou toch negatief zijn voor het groeipotentieel.”

Volgens Etienne de Callataÿ, pensioenexpert en topman van de vermogensbeheerder Orcadia, is zo’n minimumpensioen dan weer geen economische sciencefiction. “Het is niet totaal uitgesloten. Het is zelfs een mogelijke basis van akkoord tussen de PS en de N-VA: een verlaging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar, samen met het optrekken van de lage pensioenen richting 1500 euro. Zeker als dat gekoppeld is aan de voorwaarde dat men een volledige loopbaan moet hebben. Daar zijn de meeste partijen duidelijk in: men moet zeker een loopbaan van 42 tot 45 jaar kunnen voorleggen. Ik weet niet hoeveel zoiets kost, maar het is wellicht mogelijk voor iemand met een volledige loopbaan.”

JEAN-LUC DEHAENE In 1996 schafte de regering-Dehaene, om te besparen, de herwaardering van de lonen in de pensioenberekening af.
JEAN-LUC DEHAENE In 1996 schafte de regering-Dehaene, om te besparen, de herwaardering van de lonen in de pensioenberekening af.

“De sp.a stelt voor dat de hoogste pensioenen een hogere solidariteitsbijdrage betalen”, gaat De Callataÿ verder. “Ik denk dat men ook zou kunnen sleutelen aan de 80 procentregel, die inhoudt dat het wettelijke pensioen en het aanvullende pensioen van de tweede pijler (pensioensparen via de werkgever in een groepsverzekering of pensioenfonds, nvdr) niet meer dan 80 procent van de laatste loon mogen bedragen. Men kan eventueel een inspanning vragen van de hoogste pensioenen en het fiscaal statuut van de tweede pijler aanpassen. Ook het fiscaal voordelige individuele pensioensparen zou weleens in het vizier van een volgende regering kunnen komen.”

De uitkering is laag omdat ook de lage lonen aan het begin van de loopbaan in rekening worden genomen” Marjan Maes, KU Leuven

De vraag blijft in welke mate dat politiek haalbaar is. Pensioenspaarders kunnen die afbouw van fiscale voordelen zien als contractbreuk.

Loonplafond afschaffen

Wel duidelijk is dat de pleidooien voor een minimumpensioen het debat hebben geopend over de relatief lage Belgische pensioenen. “Ze zijn zeker niet hoog”, bevestigt Van Craeynest. Een Belg die 45 jaar gewerkt heeft, krijgt een pensioen dat gelijk is aan 60 procent van zijn gemiddelde loon. Het gemiddelde in de Europese Unie is 70 procent. Een Franse werknemer houdt 75 procent van het loon van de 25 beste jaren. In Oostenrijk is dat zelfs 80 procent van het loon van de beste 15 jaren.

“De Belgische pensioenen zijn om meer dan één reden niet genereus”, zegt De Callataÿ. “Een ervan is het loonplafond: boven een bepaald inkomen blijven werknemers wel sociale bijdragen betalen, terwijl dat deel van het loon niet wordt meegerekend bij de berekening van het pensioen.”

Het loonplafond loslaten kan een manier zijn om de pensioenuitkeringen te verhogen en het verzekeringsprincipe in het pensioensysteem te versterken. Zelfs het ABVV, toch eerder de pleitbezorger van solidariteit boven verzekering in onze sociale zekerheid, is daar een voorstander van. In een pensioenanalyse van het vakbondsblad stond het volgende te lezen: “Brutolonen boven een bepaald bedrag of plafond leveren geen bijkomend pensioen op. Dat plafond, nu 54.648,7 euro, moet worden opgetrokken naar 57.415,68 euro, het plafond voor zelfstandigen. Zo wordt het wettelijke pensioen een echte verzekering tegen het inkomensverlies voor de oude dag.”

“Het loonplafond moet niet direct weg”, repliceert De Callataÿ. “Een herplafonnering van de sociale bijdragen is volgens mij wel een denkspoor, omdat dat de fiscale druk op hogere lonen – tussen 50.000 en 60.000 euro per jaar – tempert. Die bijdrageplafonnering is in de jaren tachtig afgeschaft. Veel hogere kaderleden zijn sindsdien zelfstandigen geworden. Het zou voor hen een aanmoediging zijn terug te keren naar het werknemersstelsel.”

“Dat loonplafond maakt dat we in het werknemersstelsel op termijn naar een forfaitair pensioen voor iedereen dreigen te evolueren”, zegt Maes. “En er is nog iets. In 1996 schafte de regering-Dehaene, om te besparen, de herwaardering van de lonen in de pensioenberekening af. De uitkering is laag omdat ook de lage lonen aan het begin van de loopbaan in rekening worden genomen. De herwaardering ging de erosie van de uitkering tegen. Nu die herwaardering er niet meer is, zijn de pensioenen van de middenklasse laag. Men had beter werk gemaakt van de afbouw van de gelijkgestelde periodes.”

Weg met de gelijkgestelde periodes

De gelijkgestelde periodes zijn periodes dat men niet werkt door werkloosheid of ziekte, maar die toch meetellen bij de berekening van het pensioen. De effectieve loopbaanduur in België bedraagt nu 39 jaar, inclusief gelijkgestelde periodes. Zonder gelijkgestelde periodes is dat nog 32,9 jaar, volgens Eurostat. “Het stelsel van gelijkgestelde periodes is strenger geworden, maar het gaat nog niet ver genoeg”, meent De Callataÿ. Bart Van Craeynest sluit zich daarbij aan: “De prioriteit als we het over een hervorming van de pensioenen hebben, moet een versterking zijn van de band tussen het aantal gewerkte jaren en het pensioen.”

Marjan Maes gaat nog een stap verder: zij pleit voor de herinvoering van een pensioenmalus. België had vroeger – tot 1991 voor de werknemers en tot 2013 voor de zelfstandigen – zo’n zogenaamde actuariële correctie. Wie een jaar vroeger stopte met werken, kreeg een pensioen dat 5 procent lager was. Wie op 60 jaar met pensioen ging, kreeg zo een pensioen dat 25 procent lager was dan wie op 65 stopte met werken. Maar dreigt zo’n pensioenmalus de al lage pensioenen niet verder te korten? “Het is een van de maatregelen naast andere”, zegt Maes. “De malus bestaat in andere EU-landen, vaak in combinatie met een bonus. In Frankrijk is de malus 5 procent, in Duitsland 3,6 procent. Waarom zouden wij het enige land zijn waar dat niet bestaat?”

60 procent

van zijn gemiddelde loon bedraagt het pensioen van een Belg die 45 jaar gewerkt heeft. Het gemiddelde in Europese Unie is 70 procent.

1240 euro

per maand bedraagt het gemiddelde pensioen van Belgische mannen. Voor vrouwen is dat 989 euro.

88 procent

van de gepensioneerde statutaire ambtenaren heeft een pensioen boven 1500 euro.

Iedereen 1500 euro pensioen, kan dat?

Wie heeft al 1500 euro pensioen?

Het pleidooi voor een minimumpensioen van 1500 euro zou bijna doen vergeten dat al heel wat Belgen van zo’n pensioen kunnen genieten. Van de 580.000 gepensioneerde statutaire ambtenaren heeft 88 procent een pensioen boven 1500 euro. “Die overige 12 procent zijn vooral vrouwen met een onvolledige loopbaan”, verklaart Marjan Maes. Bij de gepensioneerden uit het werknemersstelsel geniet slechts 28 procent van een pensioen van meer dan 1500 euro.

Het hoogste pensioen van de werknemers bedraagt 2470 euro. Dat is lager dan het gemiddelde ambtenarenpensioen van 2713 euro. Veel heeft te maken met de verschillende berekeningen van de pensioenen. Bij de werknemers is de basis het loon over de hele loopbaan, bij ambtenaren is dat het loon van de laatste tien jaar. Voor ambtenaren volgt het pensioenbedrag zowel de index van de consumptieprijzen als de evolutie van de lonen. Dat is de zogenaamde perequatie (zie grafiek Grote pensioenverschillen in België).

“145.000 statutaire ambtenaren hebben een pensioen van meer dan 3000 euro, 13.341 hebben zelfs meer dan 5000 euro”, aldus Bart Van Craeynest. “Bij die grote verschillen met de privépensioenen moeten we toch vraagtekens plaatsen. Onderzoek heeft aangetoond dat het principe van pensioen als uitgesteld loon voor het overheidspersoneel niet meer opgaat.”

Partner Content