De officiële werkloosheid blijft dalen, maar 2,7 miljoen Belgen werken niet
Nu het einde van het jaar nadert, selecteert Trends de artikels die in 2018 het meest in de smaak vielen bij de lezers. In maart van dit jaar nam Trends-redacteur Alain Mouton de officiële werkloosheidscijfers onder de loep.
De officiële werkloosheid blijft maar dalen, voor het eerst in bijna 40 jaar zelfs tot minder dan 500.000. Maar dat cijfer verhult een pijnlijke waarheid: nog eens 2,2 miljoen Belgen op arbeidsleeftijd zijn ook niet aan de slag. Een meerderheid van hen doet zelfs geen moeite meer, ondanks de vele openstaande vacatures. Trends maakt een onthutsende rekensom.
In België werkt 37 procent van de mensen op arbeidsleeftijd niet. ‘Arbeidsleeftijd’ betekent in dit geval 15 tot 64 jaar, internationaal de meest gebruikte standaard. 63 procent van de Belgen in die groep werkt dus wel.
Dat is niet alleen minder dan het Europese gemiddelde (66%), maar ook fors minder dan onze buren uit Nederland (76%), Duitsland (75%) en Frankrijk (65%). In de eurozone scoren enkel Spanje (61%) en Italië (58%) slechter.
KBC-econoom Johan Van Gompel, die een studie deed over de Belgische werklozen en inactieven, noemt dat hoge aantal “zorgwekkend”. “We moeten iets doen om de lage werkzaamheidsgraad op te trekken”, zegt hij.
“Extra hervormingen, die verder gaan dan de activering van werklozen die ingeschreven zijn bij de VDAB. Natuurlijk zullen bepaalde mensen om familiale of gezondheidsredenen nooit een job uitoefenen. Maar er is ook een grote groep mensen die wel aan de slag kunnen en zeer welkom zijn nu de arbeidsmarkt structureel krap is.”
Opvallend is dat wie in België werkloos wordt, moeilijk opnieuw aan de slag geraakt. In weinig landen hebben de inactieven zo weinig kans op een nieuwe job als in België. 88 procent van wie inactief is, is dat het jaar daarop nog altijd.
Van de laaggeschoolde werkzoekenden die in 2016 uit de werkloosheid verdwenen, had amper 29 procent werk gevonden. De overige 71 procent verliet de arbeidsmarkt of werd inactief. Voor de hooggeschoolden bedroegen die percentages respectievelijk 59 en 41 procent.
Nog opmerkelijk is dat een groot deel van de niet-werkenden zich ook niet aanbiedt op de arbeidsmarkt. De klassieke werkloze, die op zoek is naar een baan, is sterk in de minderheid. Dat blijkt uit het overzicht van categorieën werklozen en inactieven.
Uitkeringsgerechtigde werkzoekenden: 373.701
+ Uitkeringsgerechtigde niet-werkzoekenden: 113.590
Voorlopig totaal: 487.291
In 2017 telde de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) in België gemiddeld 487.291 werklozen. Voor het eerst sinds 1981 zakt het aantal uitkeringsgerechtigden daarmee onder de grens van de 500.000. De werkloosheidsgraad bedroeg 7,2 procent. In 2014 was dat nog 8,6 procent. Een mooie prestatie, zeker omdat vorig jaar de beroepsbevolking (de mensen die zich aanbieden op de arbeidsmarkt) met ongeveer 38.000 toenam.
Maar nuance is op zijn plaats. De werkloosheidsgraad zit nog altijd boven de 7 procent van vóór de financiële crisis. En niet al de 487.291 uitkeringstrekkers zoeken ook actief werk. Dat zijn er maar 373.701, leert het jaarverslag van de RVA.
De 113.590 andere zijn vrijgestelde oudere werklozen, bruggepensioneerden en mensen die zich om familiale redenen (bijvoorbeeld voor mantelzorg) niet langer beschikbaar hoeven te stellen voor de arbeidsmarkt. Die groep wordt wel relatief kleiner. In 2000 maakten de niet-werkzoekenden nog 42,3 procent uit van alle werklozen die een RVA-uitkering kregen. Ondertussen is hun aandeel gedaald tot 23,3 procent.
Dat is onder andere het gevolg van de strengere voorwaarden voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, het vroegere brugpensioen. Ook oudere werklozen worden minder snel vrijgesteld van de zoektocht naar werk. In 2015 was een vrijstelling nog mogelijk vanaf 60 jaar. Nu is dat 63 jaar en in 2020 stopt het systeem.
De effecten zijn zichtbaar in de statistieken. In 2007 waren er nog meer dan 100.000 oudere werklozen en nog eens zoveel vrijgestelde bruggepensioneerden. Nu zijn er dat nog respectievelijk 31.077 en 76.904. Maar het aantal bruggepensioneerden dat zich beschikbaar moet stellen voor de arbeidsmarkt, is met 7147 nog altijd ontstellend laag.
+ Tijdelijke werklozen: 97.975
Voorlopig totaal: 585.266
Tijdelijke werkloosheid is een van de succesvolle flexibiliseringsinstrumenten op een voor de rest behoorlijk rigide Belgische arbeidsmarkt. Wanneer het economisch wat minder gaat, hebben veel bedrijven moeite om hun productie op eenzelfde peil te houden. Om in zo’n geval ontslagen te vermijden, kan de werkgever een aantal werknemers in het statuut van tijdelijke werkloosheid stoppen.
Ten tijde van de financiële crisis kende het aantal tijdelijk werklozen een piek: 210.864. Sindsdien is het gestaag gedaald tot 97.975 vorig jaar. Het is de eerste keer sinds 1964 dat het jaargemiddelde van het aantal tijdelijk werklozen onder de grens van de 100.000 gaat.
+ Werknemers met een onderbrekingsuitkering: 272.070
Voorlopig totaal: 857.336
Gemiddeld 272.070 werknemers onderbraken vorig jaar hun werk en kregen daarvoor een uitkering van de RVA. Het gaat om werknemers die tijdskrediet, loopbaanonderbreking of thematisch verlof (bijvoorbeeld ouderschapsverlof) opnemen.
We zien een dalende trend. Het aantal mensen met tijdskrediet, dat enkel kan in de privésector, kromp vorig jaar met 8,7 procent. Dat is een gevolg van de striktere toelatingsvoorwaarden. De daling van de loopbaanonderbreking in de publieke sector is minder uitgesproken: -2,6 procent. Het aantal thematische verloven (ouderschapsverlof, medische bijstand en palliatieve zorgen) nam toe met 6,5 procent.
“Een aantal van die vormen van inactiviteit is onvermijdelijk en zelfs nuttig. Denk aan iemand die even niet werkt om een zieke partner of familielid te helpen”, zegt KBC-econoom Johan Van Gompel. “Maar ik stel toch vast dat het aantal vergoede werklozen of inactieven hoog blijft.”
De 857.336 werklozen en inactieven met een uitkering van de RVA maken ongeveer 12 procent van de bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) uit.
Van Gompel: “De categorieën van bruggepensioneerden en vrijgestelde oudere werklozen doven weliswaar stilaan uit. Maar daar staat tegenover dat andere groepen groot blijven. Als je het aantal echte werklozen afzet tegen de andere RVA-uitkeringstrekkers, dan merk je dat de twee groepen bijna even groot zijn.” (zie grafiek Evolutie activiteit en inactivititeit op de arbeidsmarkt)
+ Niet-vergoede werklozen: 166.806
Voorlopig totaal: 1.024.142
In het jaarverslag van de RVA duiken ook 166.806 niet-vergoede werkzoekenden op. Het zijn jonge afgestudeerden in beroepsinschakelingstijd, werkzoekenden met een sanctie, mensen die niet lang genoeg gewerkt hebben om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering, en de werkzoekenden ten laste van het OCMW.
+ Langdurig arbeidsongeschikten: 390.765
Voorlopig totaal: 1.414.907
Daarnaast is er een grote groep die niet op de radar van de RVA verschijnt, zoals werknemers die meer dan een maand ziek zijn. Dit jaar zouden ze met meer dan 400.000 zijn, een stijging met 25 procent sinds het begin van de legislatuur. Dat heeft ook een effect op de uitgaven. De uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen dalen dit jaar van 7,5 naar 7 miljard euro. Maar die voor langdurige arbeidsongeschiktheid stijgen van 7,7 naar 8,2 miljard euro.
Dat is het bekende systeem van de communicerende vaten: de strengere regels voor brugpensioen en vervroegd pensioen duwen mensen in de richting van langdurige arbeidsongeschiktheid. Een groeiend deel – nu bijna een derde – van de langdurig arbeidsongeschikten lijdt aan de klassieke beroepsziekten zoals depressies, burn-out en rugklachten.
Een studie van de Nationale Bank stelt dan weer dat de stijging vooral is toe te schrijven aan de vergrijzing. Hooguit 10 tot 20 procent – meer bij de vrouwen dan bij de mannen – zou een gevolg zijn van de moeilijkere toegankelijkheid van andere uittredingsregels.
+ Gehandicapten: 91.428
Voorlopig totaal: 1.506.335
+ Vervroegd gepensioneerden: 212.084
Voorlopig totaal: 1.718.419
De voorbije jaren werden maatregelen genomen om mensen langer aan het werk te houden. De leeftijdsvoorwaarden voor vervroegd pensioen zijn sinds 2012 gestaag opgetrokken. In 2012 kon iemand van 60 na een loopbaan van 35 jaar met pensioen gaan. In 2017 is dat 62,5 jaar na een loopbaan van 41 jaar. Dit jaar is de grens opgetrokken naar 63 jaar.
Toch zijn er nog altijd meer dan 200.000 Belgen met vervroegd pensioen. Meer dan 20.000 van hen zijn zelfs niet ouder 56 jaar. Zij werkten vooral als militair en rijdend personeel van de NMBS.
+ Leefloners: 124.748
Voorlopig totaal: 1.843.167
+ Studenten hoger onderwijs: 452.925
Voorlopig totaal: 2.296.092
+ Studenten middelbaar onderwijs +15 jaar: 370.000 (schatting)
Voorlopig totaal: 2.666.092
Wie is voor de statistieken ‘op arbeidsleeftijd’? Iedereen tussen 15 en 64 jaar. Ook alle studenten hoger onderwijs en een deel van de leerlingen in het middelbaar onderwijs horen daar dus bij. Uiteraard zijn die nog niet van plan zich op de arbeidsmarkt aan te bieden.
Toch vindt Johan Van Gompel het relevant de volledige groep in rekening te nemen. “Je kunt die er natuurlijk voor een deel uithalen. Sommige statistieken kijken naar de werkzaamheidsgraad van de 20-64-jarigen. Maar ook dan scoort België met 67,7 procent een stuk lager dan landen als Nederland (77,1%), Duitsland (77%) of Zweden (80%). Anderzijds moet je met die groep rekening houden omdat er ook zoiets bestaat als duaal leren.”
Dat houdt in dat leerlingen gedurende een periode van gemiddeld drie jaar een opleiding volgen bij een werkgever. Maar dat systeem is in België veel minder ontwikkeld dan in pakweg Duitsland, waar duaal leren voor een snelle doorstroming zorgt van jongeren naar de arbeidsmarkt.
+ Restgroep inactieven: 101.244
Totaal: 2.767.336
Ten slotte zijn er de mensen die zich om een of andere reden niet aanbieden op de arbeidsmarkt en ook geen uitkering ontvangen. Het gaan om de zogenoemde huismannen of -vrouwen, vluchtelingen, daklozen, mensen die door de mazen van het net vallen.
Daarbij horen ook mensen die hun inschakelingsuitkering (de vroegere wachtuitkering voor schoolverlaters) hebben verloren en van de radar verdwenen zijn. Of zelfs mensen die kapitaalkrachtig genoeg zijn – de zogenoemde renteniers – om zonder enige uitkering te leven en ook niet te werken.
Vier oplossingen
1. De loonkosten
De regering-Michel heeft de loonkosten voor de werkgevers verlaagd, maar de lasten op arbeid zijn nog altijd te hoog.
2. De werkloosheidsuitkeringen
Zeker voor laaggeschoolden lonkt nog altijd een werkloosheidsval. Werken loont voor hen financieel niet altijd meer dan niet werken, ondanks een belastinghervorming die vooral de laagste inkomens ten goede komt. Arbeidseconomen wijzen erop dat een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd kan helpen. Net als een meer actief arbeidsmarktbeleid via activering en herscholing, eerder dan een passief beleid gesteund op uitkeringen. In België gaat 70 procent van de overheidsuitgaven voor arbeidsmarktbeleid naar uitkeringen en slechts 22 procent naar activering. In Scandinavische landen is al snel 45 procent van het budget gereserveerd voor activering.
3. De 55-plussers
Een ander heikel punt is de lage werkgelegenheidsgraad van 55-plussers, ook al evolueert die positief. Hun werkgelegenheidsgraad is toegenomen van 31,8 procent in 2005 tot 47,7 procent in 2017. Maar er is meer nodig, vinden economen. Systemen als brugpensioen moeten sneller uitdoven. Het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd richting 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030 werd op applaus onthaald, maar Gert Peersman (UGent) heeft er al meermaals voor gepleit het proces te versnellen en de pensioenleeftijd nu al elk jaar met een aantal maanden te verhogen.
4. Langdurig arbeidsongeschikten
Ten slotte is er het probleem van de groeiende groep langdurig arbeidsongeschikten, die eigenlijk een groot reservoir potentiële arbeidskrachten vormt. “Er moet meer aandacht gaan naar de uitval door ziekteverzuim”, zegt Johan Van Gompel. “We moeten meer investeren in de preventie van beschavingsziektes zoals burn-outs en in de re-integratie van werknemers na een langdurige ziekte.”
Vooral een Waals en Brussels probleem
De lage werkzaamheidsgraad is vooral een Waals en Brussels probleem. In de groep 20-64-jarigen bedraagt de Belgische werkzaamheidsgraad 67,7 procent. In Vlaanderen is dat 72,7 procent, in Wallonië 62,8 en in Brussel 60,1 procent.
In het kader van de Europese Lissabon-doelstellingen had België zich voorgenomen de werkzaamheidsgraad tegen 2020 op te trekken naar 73,2 procent, Vlaanderen had 76,6 procent werkenden op het oog. Wallonië en Brussel hadden geen expliciete doelstellingen gesteld, maar op basis van de Belgische ambitie zou de Waalse werkzaamheidsgraad moeten stijgen naar 70 procent en de Brusselse naar 68,2 procent.
“Dat wordt een onmogelijke opdracht, ” voorspelt Johan Van Gompel. “Zelfs op Belgisch niveau is het zeer moeilijk. Daarvoor moeten er de komende drie jaar 350.000 banen bij komen. Dat is het dubbele van de al fraaie 173.000 jobs die de voorbije drie jaar zijn gecreëerd.”
Het beste van Trends in 2018
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier