De Europese economie ligt van alle kanten onder vuur

Een rally van Donald Trump. © Anadolu Agency via Getty Images

Na de Russische invasie in Oekraïne en de dreiging van China in de autosector vormt Donald Trump een nieuw gevaar voor de Europese economie.

In februari loste een schip met de naam BYD Explorer No. 1 in Duitsland zo’n 3.000 elektrische auto’s van BYD, een Chinese fabrikant van elektrische voertuigen. Zoals de naam van het schip al doet vermoeden, is het waarschijnlijk het eerste van vele. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het tot bezorgdheid heeft geleid over de toekomst van de beroemde Duitse autofabrikanten.

China produceert auto’s terwijl zijn leiders geld en leningen naar de hightechindustrie sluizen in een poging de stervende economie van het land nieuw leven in te blazen. Het overschot op de handelsbalans is bijna een record als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) en het ziet ernaar uit dat het nog zal stijgen. Als gevolg daarvan zijn Europese leiders bang voor een toestroom van geavanceerde, goedkope Chinese goederen. Op 5 maart besloot de Europese Commissie dat ze voldoende bewijs had om te verklaren dat China zijn fabrikanten van elektrische wagens oneerlijk had gesubsidieerd, wat de weg vrijmaakte voor heffingen. Groot-Brittannië is een onderzoek begonnen naar graafmachines uit het land. De Franse president Emmanuel Macron zal de Chinese president Xi Jinping in mei ontvangen. Volgens diplomaten zal hij “krachtige boodschappen” afgeven over handel.

Landen van Brazilië tot India proberen de Chinese export te blokkeren. Ze vormen echter een bijzondere bedreiging voor de Europese producenten, vanwege het groeimodel van het continent, dat van oudsher gebaseerd is op handel. Volgens onderzoekers van het IMF is Europa de regio in de wereld die het meest openstaat voor handel en investeringen. In de Europese Unie bedraagt de handel in goederen en diensten 44 procent van het bbp, bijna twee keer zoveel als in Amerika.

Bezuinigingen

De nieuwe China-schok komt op een verschrikkelijk moment voor de Europese industrie. Die heeft nog altijd te kampen met een energieschok als gevolg van de Russische invasie in Oekraïne. De gasprijzen – gewoonlijk rond 20 euro per megawattuur – schoten omhoog naar meer dan 300 euro in 2022, waardoor de elektriciteitsprijzen de pan uit rezen. Een opleving na de crisis sloeg om in inflatie en een energiecrisis. De Europese Centrale Bank (ECB) werd gedwongen de rente te verhogen tot 4 procent, waardoor de vraag werd getroffen.

De fiscale vrijgevigheid tijdens de pandemie en de energiecrisis heeft plaatsgemaakt voor bezuinigingen. De strenge tekortlimieten in Duitsland hebben het land gedwongen dit jaar te besparen, met meer bezuinigingen in 2025 in het verschiet. Frankrijk heeft net aangekondigd dat het begrotingstekort vorig jaar 5,5 procent van het bbp bedroeg, ver boven de prognoses.

Het bbp van de EU is sinds 2019 in reële termen met slechts 4 procent gegroeid, wat ongeveer de helft is van het tempo in Amerika. In Groot-Brittannië en Duitsland is het bbp per persoon zelfs gedaald. Officiële voorspellingen voor de EU en Groot-Brittannië gaan uit van een groei van minder dan 1 procent dit jaar; daarna is het onzeker. Terwijl de Amerikaanse productiviteit tijdens de pandemie lijkt te zijn gestegen, hinkt Europa achterop. Tegelijkertijd is er een andere bedreiging: als Donald Trump de Amerikaanse presidentsverkiezingen wint, kunnen Europese exporteurs worden onderworpen aan heffingen op de verkoop aan een van hun meest lucratieve markten.

Schok na schok

Hoe zal de economie van het continent zich aanpassen aan een nieuwe schok uit China en misschien een derde uit Amerika, nu de Russische schok van 2022 achter de rug is? De eerste China-schok kwam in 2001, toen het land toetrad tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en profiteerde van lagere handelsbarrières. In Amerika werden sommige regio’s en sectoren hard getroffen. Europa kwam er beter vanaf, deels omdat de schok samenviel met de toetreding van Midden- en Oost-Europese landen tot de EU. De snelle ontwikkeling van de nieuwste leden van de EU ondersteunde de productiviteitsgroei van het blok en creëerde vraag naar westerse goederen.

Deze keer zal het anders zijn. Hoewel China zich als antwoord op zijn economische problemen richt op hightechproductie, wil Xi het land ook graag losweken van de westerse industrie. Hij wil technologisch leiderschap opbouwen in bepaalde sectoren, zoals industriële robots en spoorweguitrusting. Een zwakker China dat minder afhankelijk wil zijn van buitenlandse input zal minder auto’s, machines en hightechapparatuur kopen, precies het soort goederen dat de Europese export tijdens de eerste China-schok omhoog stuwde.

Bovendien hebben Europese bedrijven nu te maken met Chinese concurrentie op steeds geavanceerdere markten. Neem auto’s, het kroonjuweel van de Europese industrie. De sector en zijn toeleveringsketen bieden werk aan ongeveer 3 miljoen Europeanen. Toch zijn Chinese merken al goed voor 9 procent van de markt voor volledig elektrische wagens in West-Europa, volgens de analist Matthias Schmidt. Op het hele continent zal het aantal nieuwe registraties van Chinese personenauto’s tussen 2022 en 2023 meer dan verdubbelen. Vooral Franse, Duitse en Italiaanse merken voor de massamarkt lijken kwetsbaar voor concurrentie.

Als Trump in november wint, zijn nieuwe heffingen een akelig vooruitzicht voor de exporteurs van Europa.

De Europese leiders willen vooral groene industrieën ontwikkelen, nu ze miljarden steken in de klimaattransitie. Toch zullen Europese bedrijven die voor de massamarkt produceren moeite hebben te concurreren met de waarde die hun Chinese concurrenten bieden. China domineert bijvoorbeeld al windturbines, met een marktaandeel van 60 procent in 2022, volgens de sectororganisatie Global Wind Energy Council. Dat geeft zijn fabrikanten de schaal die nodig is voor verdere innovatie.

Europa’s pogingen om de risico’s uit China te verminderen – minder essentiële grondstoffen uit het land betrekken en investeringen en de export van hightechgoederen naar China beperken – zullen de kosten ook opdrijven. In een recent artikel kijken Julian Hinz van de Universiteit van Bielefeld en zijn coauteurs naar de gevolgen van een harde ontkoppeling van China en zijn bondgenoten. Voor Duitsland zou een geleidelijke aanpassing 1,2 procent van het bbp kosten, ongeveer hetzelfde als voor Japan. Andere grote Europese landen en Amerika zouden ongeveer 0,5 procent van hun bbp verliezen. China zou ongeveer 2 procent verliezen.

De kosten voor Europa om zijn risico’s te verminderen zullen nog hoger uitvallen als Trump in november wint. Nieuwe heffingen zijn een akelig vooruitzicht voor de exporteurs van Europa, die vorig jaar voor 500 miljard euro goederen aan Amerika verkochten. 20 van de 27 lidstaten van de EU hadden zelfs een handelsoverschot met Amerika. De voormalige president heeft een tarief van 10 procent voorgesteld op alle import van Amerika. Robert Lighthizer, die hem adviseert over handel, is nog verder gegaan door onlangs te stellen dat nog brutalere tarieven “noodzakelijk” kunnen zijn.

Geen onverdeelde zegen

Onderzoeken naar subsidies en dumping zullen waarschijnlijk gemeengoed worden in China en de EU. De Chinese regering heeft bijvoorbeeld een duidelijk idee wie achter het onderzoek naar elektrische wagens van de EU zit: ze is een antidumpingonderzoek gestart naar Franse cognac. Frankrijk heeft eigen subsidies voor elektrische voertuigen voor consumenten ontworpen om Chinese merken uit te sluiten; Chinese bedrijven bieden klanten een korting van dezelfde omvang.

De combinatie van energie-, China- en Trump-schokken kan leiden tot een lange periode van herstructurering in de Europese economie. Voor de consumenten zou dat geen onverdeelde zegen zijn. Handelsoorlogen maken goederen duurder en beperken de keuze, maar als China zonnepanelen subsidieert, krijgen Europese nutsbedrijven en huishoudens goedkopere energie. Sommige regio’s zouden ook kunnen profiteren. Landen als Spanje, met potentieel voor zonne-energie, of Zweden, met water- en windenergie, zouden nieuwe industrieën kunnen aantrekken.

Sommige buitenlandse bedrijven zullen in Europa willen investeren om dicht bij hun klanten te zijn als de handel moeilijk is. Polen trok in 2021 en 2022 voor bijna 30 miljard euro directe buitenlandse investeringen aan, en waarschijnlijk evenveel in 2023. Dat is twee keer zoveel als vóór de pandemie. Een deel van de instroom kwam van Bosch, een Duits ingenieursbedrijf, en Daikin, een Japans conglomeraat, die beide warmtepompfabrieken bouwen in het land. Volgens een onderzoek van het adviesbureau EY verwacht 67 procent van de ‘internationale besluitvormers’ dat de Europese aanwezigheid van hun bedrijf zal groeien, tegenover 40 procent in 2021. Daaronder kunnen defensiebedrijven vallen, die zullen leveren aan de groeiende strijdkrachten van het continent en aan de fabrikanten van elektrische voertuigen in China.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content