De balans: Vivaldi-keuzes nooit meer voor herhaling vatbaar

Premier Alexander De Croo (Open Vld) | Foto: Getty
Alain Mouton

Tegen beter weten in blijven de leden van de regering-De Croo het gevoerde beleid verdedigen. Wie het laatste jaarverslag van de Nationale Bank leest weet dat er niets is om fier op te zijn. De Vivaldi-regering zadelt ons op met een gigantisch budgettair tekort en verzuimde hervormingen door te voeren. Ze pocht met cijfers die het resultaat zijn van economische doping. Een niet langer na te volgen voorbeeld.

Er zijn twee voorspelbare reacties wanneer de Nationale Bank met haar jaarverslag komt, goed 300 bladzijden diepgravende analyses over de toestand van de Belgische economie.

Eén: de vakbonden die in de Regentenraad zetelen, laten weten dat ze het jaarverslag niet willen onderschrijven, omdat daarin wordt gepleit voor loonmatiging en er positieve zaken in staan over de wet op het concurrentievermogen uit 1996. Die moet ervoor zorgen dat de Belgische loonkosten gelijklopen met die in de buurlanden.

Twee: een PS-voorzitter die met scherp schiet op de gouverneur van de Nationale Bank, zeker als die een liberale kleur heeft. Wijlen Luc Coene kreeg de banbliksems van Elio Di Rupo over zich wanneer hij pleitte voor pensioen- en arbeidsmarkthervormingen. “De gouverneur is een extra liberale minister,” was de kritiek. Huidig PS-voorzitter Paul Magnette heeft al meermaals verklaard dat gouverneur Pierre Wunsch, een ex-cabinetard van de Franstalige liberaal Didier Reynders, te kritisch is voor het regeringsbeleid. Vorig jaar zei hij nog over Wunsch dat “als hij aan politiek wil doen maar op een lijst moet staan.”

Deze week was Paul Magnette opvallend stil. Misschien had hij geen tijd om kritiek te uiten op de Nationale Bank omdat hij het verkiezingsdebat van de Franstalige partijvoorzitters van afgelopen woensdag op de RTBF moest voorbereiden. Of hij verkoos low profile te blijven, omdat het onbegonnen werk was een antwoord te formuleren op alle beleidsmankementen van de Vivaldi-regering die in het jaarverslag worden opgesomd.

Hogere groei is tijdelijk

De Belgische economie mocht vorig jaar dan wel met 1,5 procent groeien, een stuk meer dan de 0,4 procent van de buurlanden, maar dat is een momentopname. De groei is voor een deel te danken aan de automatische loonindexering. Het ondersteunde de koopkracht van de gezinnen, maar dat is een tijdelijk effect. Door de gestegen loonkosten hebben de bedrijven wel een prijs betaald, en zeker de industrie.

De industriële activiteit ligt nog altijd 6 procent onder het niveau van 2019, net voor de coronapandemie. Dat onze industrie onder druk staat, is nooit een reden van bezorgdheid geweest voor de Vivaldi-regering. Aandacht voor de rol van de bedrijven in het economische weefsel: het was een blinde vlek. Bedrijven zijn voor de regering-De Croo vooral een melkkoe.

Zo gingen de coalitiepartijen nooit in tegen het fake news dat de bedrijven zich aan graaiflatie zouden bezondigen. Ze zouden van de hoge inflatie gebruikmaken om hun prijzen op te trekken en grote winsten te boeken. Integendeel: uit de cijfers van de Nationale Bank blijkt dat ze reserves die ze vroeger opgebouwd hebben, gebruikten om hun hogere kosten net niét volledig door te rekenen in de prijs van hun eindproducten. De bedrijven hebben zo een gevaarlijke loon-prijsspiraal vermeden. Daar kwam geen bedankje voor. Meer nog, de kans is groot dat de Vivaldi-partijen in een volgende regering de bedrijven opnieuw in het vizier nemen als ze op zoek moeten naar nieuwe inkomsten.

Begroting grootste zorgenkind

Premier Alexander De Croo blijft graag uitpakken met de Belgische groeicijfers van 2023, maar die zijn het resultaat van door overheidsuitgaven gedopeerde groei. Zo kwamen er veel nieuwe banen bij bij de overheid, het onderwijs en de zorgsector (+20.000 in 2023), de helft van het totaal.

De primaire uitgaven (uitgaven zonder rentelasten) lagen bij het aantreden van de Vivaldi-regering in oktober 2020 op 53 procent van het bruto binnenlands product (bbp), onder meer door de middelen die werden vrijgemaakt om de negatieve economische impact van de coronapandemie te neutraliseren. Sindsdien liggen de primaire uitgaven nog altijd boven 52 procent van het bbp. Volgens de Nationale Bank vertoonden de primaire uitgaven een stijging van 1,7 procentpunt van het potentiële bbp. “De onderliggende ontwikkeling van de overheidsuitgaven sinds 2019 steeg met andere woorden boven de potentiële groei van de Belgische economie uit. Dat verschil nam in 2023 aanzienlijk toe. Die toename is hoofdzakelijk te wijten aan de federale overheid en de sociale zekerheid. De sociale uitkeringen vertegenwoordigen meer dan de helft van de stijging van de uitgaven tus­sen 2019 en 2023.”

Het gevolg is dat de begroting “het grootste zorgenkind is van de Belgische economie,” zoals Wunsch terecht stelt. Het begrotingstekort had vorig jaar gedaald moeten zijn, omdat een aantal tijdelijke steunmaatregelen uitdoofde. Toch liep het op met 0,8 procentpunt, tot 4,2 procent.

‘De regeringen van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig waren nooit meer na te volgen voorbeelden. Dat geldt ook voor de regering-De Croo’

Ontspoorde sociale zekerheid

De stijgende overheidsuitgaven, vooral in de sociale zekerheid, nog versterkt door de oplopende vergrijzingskosten en de rentelasten die toenemen, zijn een gevaarlijke cocktail. De Nationale Bank: “Zonder grote budgettaire hervormingen zul­len de lopende uitgaven onvermijdelijk blijven stijgen. De vergrijzing van de bevolking speelt een doorslaggevende rol in die stijging. De begrotingslast van de pensioenen en de gezondheidszorg zal daar­door verder toenemen. Bij die demografische factor komt de zorgwekkende stijging van het aantal langdu­rig zieken, die de overheidsfinanciën in België steeds meer belasten. Bij ongewijzigd beleid verwacht de Studiecommissie voor de Vergrijzing (SCvV) dat de kos­ten van de sociale uitkeringen tegen 2050 met 3,7 pro­centpunt bbp zullen oplopen. De helft van die toename zou zich tijdens de komende negen jaar voordoen.”

De volgende regering staat dus voor een gigantische opdracht. En dat is de verantwoordelijkheid van de regering-De Croo, die nagelaten heeft een efficiënt en verantwoordelijk beleid die naam waardig te voeren. Deze regering hoort thuis op het kerkhof van de geschiedenis. Haar keuzes – zo weinig mogelijk hervormen en veel uitgeven – zijn nooit meer voor herhaling vatbaar. Want het is niet overdreven te stellen dat dit één van de slechtste beleidsploegen is van de voorbije vijftig jaar.

Op X maakte econoom Geert Noels de vergelijking met begin jaren tachtig: “België is bijna even ziek als begin jaren 1980. Ontsporende kosten en slechte concurrentiekracht.” Wel, begin jaren tachtig had je nog slechtere regeringen met ministers die zeiden dat het begrotingstekort er vanzelf gekomen was en wel vanzelf zou verdwijnen. Het was een periode dat er zwaar gespeculeerd werd tegen de Belgische frank. Uiteindelijk kwam er pas een oplossing na de devaluatie van de Belgische frank in 1982 en een jarenlang herstelbeleid. De regeringen van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig waren nooit meer na te volgen voorbeelden. Dat geldt ook voor de regering-De Croo.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content