De balans van de week: Gesubsidieerd frauderen met Europees geld
België volgt Europese onderwijsaanbevelingen onvoldoende op, Ursula von der Leyen lanceert haar eerste semestercyclus en Europees geld voor onderzoek & ontwikkeling is te afhankelijk van de autosector.
België scoort ronduit slecht voor de jaarlijkse aanbevelingen die de Europese Commissie en de Europese Raad doen voor onderwijs. Dat blijkt uit een analyse van de studiedienst van het Europees Parlement (EPRS). Die heeft alle onderwijsaanbevelingen onder de loep genomen die de Europese Raad de afgelopen negen jaar aan de lidstaten heeft gedaan. Belangrijker nog, ze heeft ook gekeken wat de lidstaten met die aanbevelingen hebben aangevangen. Die adviezen maken deel uit van de jaarlijkse Europese semestercyclus van de Commissie. Daarin schuift ze naast algemene Europese beleidsprioriteiten, ook specifieke prioriteiten voor individuele landen naar voren.
Uit de EPRS-studie blijkt dat ons land bij de slechtste leerlingen hoort voor het aantal onderwijsaanbevelingen, en voor de opvolging ervan. België is in de afgelopen negen jaar elke keer op de vingers getikt over onderwijs. De andere landen waarvoor dat jaarlijkse kost was, zijn Slowakije, Bulgarije, Hongarije, Duitsland, het VK en Oostenrijk. Ons land ontving onder meer aanbevelingen om levenslang leren te bevorderen en het onderwijs inclusiever te maken. Op geen enkel van die vlakken heeft het voldoende vooruitgang geboekt, aldus de EPRS-studie.
VDL’s eerste semester kleurt uiteraard groener en socialer
Daarnaast lanceerde de Commissie-Von der Leyen vorige week haar eerste jaarlijkse semestercyclus. Daarin schuift ze haar economische en sociale beleidsprioriteiten voor het komende jaar naar voren. Niet geheel verrassend legt team VDL behalve op het economische sterk de nadruk op klimaat en sociaal beleid. In het persbericht stelde de commissaris voor Economische Zaken Gentiloni dat hij de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN in het Europese semester wil fietsen. Als commissaris voor Jobs en Sociale Rechten wil de Duitser Nicolas Schmit duidelijk verder gaan op de lijn van zijn voorganger Marianne Thyssen door de Europese Pijler voor Sociale Rechten verder te versterken.
Het Europese semester dient als leidraad voor het Europese en nationale beleid in de EU. Von der Leyen stoelt haar semesterstrategie op vier pijlers: klimaatduurzaamheid, productiviteitswinsten, eerlijkheid en macro-economische stabiliteit. Dat is waar de nieuwe Commissie haar eigen beleid en dat van de lidstaten de komende vijf jaar aan zal toetsen.
Kloven dichten op de eengemaakte markt
Een nieuwigheidje in de semesteroefening van Von der Leyen is het prestatierapport over de eengemaakte markt. De nieuwe Commissie ziet die terecht als belangrijk instrument voor Europese vooruitgang. Daarom zal ze vanaf nu jaarlijks naar de prestaties van en op de eengemaakte markt peilen.
Het eerste rapport stipt meteen belangrijke maar weinig verrassende werkpunten aan. Vooral de dienstensector lijdt onder het gebrek aan Europese marktintegratie. Europese dienstenleveranciers hebben de jongste tien jaar zo’n 20 procent minder productiviteitswinsten geboekt dan hun Amerikaanse evenknieën. Dat komt omdat veel lidstaten nog altijd via regelgeving andere Europese dienstenbedrijven van hun binnenlandse markt weren. Duitsland, Luxemburg, Kroatië en Portugal hebben de sterkste protectionistische reflex voor diensten. Zweden, Denemarken, Estland en Nederland zijn daarentegen de meest open diensteneconomieën. Verder is er in de sector van openbare aanbestedingen nog veel ruimte voor Europese integratie.
Het grootste gat in de Europese eengemaakte markt is echter digitaal. Europa loopt ver achter op de rest van de ontwikkelde economieën in de digitalisering van zijn industrie en diensten. Europese bedrijven kampen met een gigantische achterstand tegenover andere ontwikkelde economieën in de O&O-middelen (onderzoek en ontwikkeling) die ze aan digitalisering besteden. Die O&O-intensiteit van de Amerikaanse ICT-sector ligt boven de 11 procent, voor Japan boven de 8 procent, terwijl dat in de EU een schamele 5 procent is. Binnen de EU is België wel bij de beste digitaliseringsleerlingen, net na Nederland en Ierland.
Een ander welbekende Europese kloof die gebaat is bij meer integratie is die van de financiële markten. Zelfs nadat de Commissie-Juncker vijf jaar lang intensief heeft gehamerd op de noodzaak aan een geïntegreerde kapitaalmarktenunie, is daar weinig vordering in gekomen.
Europees onderzoek & ontwikkeling te afhankelijk van autosector
Het eindejaar is doorgaans een periode van terugkijken. En ondanks veelvuldige waarschuwingen van psychologen en spirituele leiders alom over de negatieve psychosociale gevolgen daarvan, kon de studiedienst van de Europese Commissie er niet aan weerstaan en keek ze terug op de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen in 2019 van de 2500 belangrijkste bedrijven ter wereld.
Die investeerden afgelopen jaar 823 miljard euro in O&O. Amerikaanse bedrijven waren goed voor 38 procent van die uitgaven, gevolgd door Europa (25 procent), Japan (13 procent), China (12 procent) en de rest van de wereld (12 procent). Slechts 17 van 50 grootste O&O-investeerders zijn Europees.
Belangrijke verschillen zijn dat in Europa de farma- en automobielsector de meest O&O-intensieve sectoren zijn, terwijl in de VS de technologie- en farmabedrijven de innovatiekar trekken. Dat zie je aan de top-5. Alphabet, het moederbedrijf van Google, staat op nummer 1 met 18 miljard euro, gevolgd door Samsung met 15 miljard. Daarna komt Microsoft met ook 15 miljard, gevolgd door Volkswagen (VW) dat ondanks miljardenboetes voor de dieselfraude toch nog 14 miljard euro uitgaf aan O&O. Het Chinese Huauwei vervolledigt de top-5 met 13 miljard euro.
De Belgische O&O-index wordt aangevoerd door het farmabedrijf UCB dat 1,1 miljard euro uitgaf. Daarna komen Solvay met 326 miljoen euro en Umicore met 196 miljoen euro.
De Europese top-3 bestaat met VW, BMW en Daimler volledig uit autoconstructeurs. Dat in de EU de meeste onderzoeks- en innovatiecentjes worden uitgegeven door institutionele fraudeurs in een sector die ook nog eens op een breekpunt balanceert wat betreft levensvatbaarheid, is op zijn minst verontrustend.
Blinde EIB
Het feit dat die autoconstructeurs ook nog eens rijkelijk worden bedeeld met voordelige leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) en Europese onderzoeksubsidies maakt het helemaal te bont. De NGO Counter-Balance bracht vorige maand een zeer lezenswaardig rapport uit waarin het onder meer aantoonde hoe de EIB onvoldoende kritisch was voor haar leningen aan Volkswagen. Zo kreeg de Duitse autobouwer tussen 2005 en 2015 voor meer dan 4 miljard euro EIB-kredieten. Een groot deel daarvan was om de uitstoot van zijn wagens te verbeteren. Totdat in 2015 het Dieselgate-schandaal losbarstte, waaruit bleek dat Europese autoconstructeurs massaal fraudeerden met die uitstootcijfers. Volkswagen heeft in die periode niet enkel leningen, maar ook Europese subsidies getrokken. Tussen 2007 en nu heeft de Duitse groep in meer dan 80 projecten innovatiegelden van de EU gekregen. De andere Europese autobouwers genoten dezelfde behandeling.
Ondertussen heeft de EIB een onderzoek opgezet om erachter te komen hoe het zo’n misbruik van haar fondsen over het hoofd had kunnen zien. Dat heeft de bank samen met het Europees anti-fraudeagentschap OLAF gedaan. De resultaten van dat onderzoek wil ze evenwel niet openbaar maken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier