De balans: opletten voor een neptaxshift

Premier Bart De Wever (N-VA) | Foto: Getty
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

MR en N-VA willen de bittere pil van de meerwaardetaks snel doorslikken en verschuiven de aandacht naar een belastingverlaging voor de werkenden. Maar of die taxshift weg van arbeid er daadwerkelijk komt, is gezien de slechte begroting allesbehalve een zekerheid.

De rechterflank van de federale regering is een koele minnaar van de meerwaardetaks op financiële activa. En dat is nog zacht uitgedrukt. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez bleef op sociale media maar klagen over de maatregel. N-VA pakte het anders aan. Er werd weinig over gecommuniceerd en men reageerde ook minimaal op de kritiek van de oppositiepartij Open Vld. Die herhaalde bij monde van ex-staatssecretaris Alexia Bertrand dat de Vlaamse liberalen de meerwaardetaks 25 jaar lang hadden tegengehouden. Dat klopt, maar Open Vld liet wel een pak andere taksen passeren, van de effectentaks over de diamantentaks, de beurstaks tot de Reynderstaks. Plus een verhoging van de roerende voorheffing tot 30 procent.

De Vlaams-nationalisten hadden duidelijk geen zin in een spelletje armworstelen met de Vlaamse liberalen en dus wou men de aandacht zo snel mogelijk afleiden van de meerwaardebelasting. Daarom begonnen eerste minister Bart De Wever en minister van Financiën Jan Jambon over de geplande belastinghervorming of taxshfit.

Tot 1.200 euro per maand belastingvrij

In het regeerakkoord is voorzien dat de lasten op arbeid dalen, maar dat die belastingverlaging pas op kruissnelheid komt aan het einde van de legislatuur. Het is de bedoeling de belastingvrije som te verhogen van 10.910 euro vandaag naar 14.500 euro in 2029. Dat is het deel van het inkomen waarop men geen belastingen betaalt. Op maandbasis is dat nu 900 euro, straks wordt dat 1.200 euro. N-VA en MR willen daar voor 21 juli al een beslissing over nemen. Daarnaast zou de bijzonder socialezekerheidsbijdrage (BBSZ), een taks uit de jaren negentig, eindelijk verdwijnen. Die zou versneld kunnen worden afgeschaft. Of dat met de hogere belastingvrije som ook zal gebeuren, is hoogst onzeker.

Zelfs als die tegen 2029 wordt doorgevoerd, bedraagt de kostprijs 6 miljard euro. De koopkrachtversterkende lastenverlaging zou in 2026 ‘slechts’ 375 miljoen euro kosten en in 2027 500 miljoen euro. Dat lijkt nog behapbaar. Maar politici die miljarden aan belastingverlagingen beloven, moeten beseffen dat dat zeer moeilijk realiseerbaar is met het federale begrotingstekort, dat dit jaar met 25,5 miljard euro (4% van het bbp) al 8 miljard hoger ligt dan in 2024.

Nog hogere kapitaalbelasting?

De verhoging van de belastingvrije som intrekken zou een blamage zijn voor N-VA en MR. Ook cd&v is gewonnen voor een taxshift. Minister van Begroting Vincent Van Peteghem probeerde die belasting er tijdens de vorige legislatuur door te duwen, tevergeefs. Van een tweede mislukking zal geen sprake zijn. De lagere lasten op arbeid komen er, maar of we eind 2029 netto van een taxshift zullen kunnen spreken, van een echte lastenverschuiving dus, is onzeker. Het zou kunnen dat er extra compenserende maatregelen worden genomen om de begroting niet te veel te bezwaren. Zoals het verhogen van het tarief in de taks op effectenrekeningen. Of een herziening van de voordelen van alle aard (VAA) die in managementvennootschappen gebruikt worden als fiscale optimalisatie. Aan het einde van de rit zal dan blijken dat hogere of nieuwe belastingen, deels op kapitaalwinsten, zwaarder wegen dan de lagere arbeidskosten. In dat geval is er sprake van een neptaxshift.

Belastinghervormingen dienen electoraal doel

Het is trouwens niet alleen de precaire begrotingstoestand die het voor politici moeilijk maakt om een solide belastinghervorming door te voeren. Ook de electorale motieven van de partijen spelen hun rol. De linkerflank in een regering wil altijd snel scoren bij de achterban door aan het begin van de legislatuur met een trofee uit te pakken. Eén die ofwel geld kost aan de begroting (zoals onder Vivaldi met het minimumpensioen van 1.500 euro) ofwel de fiscale druk direct optrekt (de meerwaardetaks vanaf 2026).

De centrumrechtse flank van de regering kiest voor een andere aanpak. De belastingverlagingen voor de gewone burger worden het best pas echt zichtbaar aan het einde van de legislatuur. “Dan kunnen we bij de volgende verkiezingen daar de vruchten van plukken”, is de redenering. Dat was ook zo onder de regering-Michel (2014-2018), toen de lastenverlagingen voor bedrijven, een indexsprong en kortingen op de sociale bijdragen aan het begin van de legislatuur werden doorgevoerd. De hervorming van de personenbelasting, waarbij lagere tarieven de fiscale druk voor gezinnen verlagen, volgt in het laatste regeringsjaar. Alleen: zo’n traject wordt wegens de structurele zwakte van de overheidsfinanciën constant gehypothekeerd.

 

Partner Content